Klimaatverandering heeft een enorme impact op bossen wereldwijd. Niet alleen de bomen in het bos, maar ook de kruidlaag – de planten die in de onderste laag van het bos groeien – ondergaan hierdoor veranderingen. Het bosklimaat waarin deze planten leven, wordt in grote mate bepaald door de schaduw die de bomen voorzien, wat zorgt voor een donkere en koele omgeving. De experimenten hier in het bos leerden ons dat de typische oudbosplanten en voorjaarsbloeiers, zoals boshyacint en bosanemoon, baat hebben bij een koel maar vooral donker microklimaat. Wanneer we de planten extra belichten, en in mindere mate opwarmen, zien we dat meer competitieve soorten zoals braam en brandnetel voorkomen, net ten koste van die typische voorjaarsbloeiers.
Onderzoek naar het belang van microklimaat voor bosflora zit al een tijdje in de lift. En dat is nodig: de biodiversiteit wordt onder druk gezet door klimaatverandering, maar ook door stikstof, een landbouwverleden, bosrandeffecten, enzovoort. Echter, de schaduw van het boombladerdek kan als een buffer optreden tegen klimaatverandering en die milieudruk. Met deze kennis kunnen bosbeheerders aan de slag: door het bos donker genoeg te houden, kunnen ze de typische plantendiversiteit beschermen, wat ook de biodiversiteit en werking van het bosecosysteem ten goede komt.
Een gezond bos heeft een typische verticale structuur die ruwweg in drie lagen kan worden verdeeld: de boomlaag, de struiklaag en de kruidlaag. De kruidlaag, dicht bij de bosbodem, geniet een koel en donker microklimaat dat in grote mate bepaald wordt door de schaduw die de boom- en struiklaag voorzien. Wanneer bossen, en hun reactie op klimaatverandering, worden onderzocht, wordt de kruidlaag vaak over het hoofd gezien. Dat is onterecht, want je vindt er het grootste aantal plantensoorten in het bos. De kruidlaag is essentieel voor het functioneren van het bosecosysteem. Ze kan bovendien een eerste signaal geven van veranderingen in het leefmilieu, net doordat er zoveel verschillende types plantensoorten in voorkomen.
Het microklimaat is een belangrijke factor die de dynamiek in de kruidlaag stuurt. In het Aelmoeseneiebos zijn verschillende grootschalige experimenten opgezet die de impact van microklimaatveranderingen en andere wijzigingen in het leefmilieu op de kruidlaaggemeenschappen bestuderen, waaronder ‘PastForward’ en ‘Formica’ (zie ‘meer weten’ voor de projectwebsites). De experimentele aanpak maakt het mogelijk om een onderscheid te maken tussen de impact van opwarming en licht op de bosflora. Dit is in de echte wereld niet mogelijk omdat lichtrijke open plekken in een bos nu eenmaal ook warmer zijn dan donkere koele plaatsen onder een vol bladerdek. Opwarming gebeurt aan de hand van kleine groeikamers of met infraroodlampen. De proefvlakken worden belicht met TL-lampen die de natuurlijke daglengte volgen. Dit laat toe te bepalen of bosplanten vooral baat hebben bij het koele aspect van het microklimaat, of het donkere aspect, of net de combinatie van beide. De warmte- en lichtbehandelingen worden al dan niet samen met andere belangrijke stuurfactoren zoals stikstofaanrijking, een bodem met een landbouwverleden en dus sporen van vroegere bemesting (fosfor, stikstof), en bosrandeffecten (een warme en lichtrijke omgeving) toegediend.
De drie experimenten tonen aan dat licht, meer dan opwarming, bepaalt welke soorten er zich in de kruidlaag ontwikkelen, ook in combinatie met de andere stuurfactoren. Een adaptief bosbeheer om typische oudbosplanten, zoals boshyacint en bosanemoon, in stand te houden bestaat erin het bos voldoende donker te houden, bijvoorbeeld door een rijke struiklaag te laten ontwikkelen of door beheeringrepen (bv. dunningen) in kleine groepjes uit te voeren. Zo kan een koel en vooral donker microklimaat oudbosplanten gaan bevoordelen ten koste van dominante competitieve soorten, zoals braam en brandnetel. In afwezigheid van veel licht zullen de competitieve soorten ook minder profiteren van de andere stuurfactoren. Het Labo voor Bos & Natuur heeft een tool ontwikkeld, waarmee gebruikers toekomstige condities voor temperatuur en stikstoflast kunnen manipuleren in verschillende scenario’s, en de verwachte invloed op de kruidlaag daarmee kunnen inschatten. Deze tool is specifiek gericht op beheerders en beleidsmakers die trends in bosbiodiversiteit op een regionale schaal willen overzien. Een prototype van deze tool is beschikbaar via deze link: https://pastforward.ugent.be/underSCORE.html.
Link naar het artikel: https://onlinelibrary.wiley.com/doi/10.1111/gcb.14955, https://nph.onlinelibrary.wiley.com/doi/10.1111/nph.17803
& https://besjournals.onlinelibrary.wiley.com/doi/10.1111/1365-2745.13653
Link naar het project: https://pastforward.ugent.be/ & https://formica.ugent.be/
Contactgegevens onderzoeker: op te vragen via het secretariaat van vakgroep Omgeving (Bio-ingenieurswetenschappen, UGent): secretariaat.bw20@ugent.be