maadhyamika

maadhyamika. Middag. Madalasa. Echtgenote van koning Rithadwaja. Eens droeg de demon Patalakethu haar mee naar de onderwereld; Patala en koning Rithadwaja hebben haar gered. Madhava. God (naam voor Krishna); Meester van illusie (maya), Heer van Lakshmi. Madhavathwa. Goddelijkheid. Madhwacharya. 13e eeuw. exponent van de dualistische filosofie; woonde in het Zuid-Indiase hof van Vijayanagar; auteur van Vedantische werken; oprichter van een sekte van Vaishnava's; weerlegd monisme van Sankaracharya. Mahabharata. Het hindoe-epos gecomponeerd door Sage Vyasa, dat handelt over de daden en fortuinen van de neven (de Kaurava's en Pandava's) van het maanras, waarbij Heer Krishna een belangrijke en beslissende rol speelt bij het vormgeven van de gebeurtenissen. De Bhagavad Gita en Vishnu Sahasranama komen voor in dit grote epos. Het wordt door vrome hindoes beschouwd als de vijfde Veda. Van dit grote epos wordt beweerd dat “wat er niet in staat nergens staat. mahavakya. Geweldig aforisme. Maitreyi. Vrouwelijke gemalin van Yajnavalkya; een van de grootste wijze filosofen in de Upanishads. Maitreyi stond bekend om haar wijsheid. Zie de Brihadaranyaka Upanishad. manana. Reflectie, meditatie, begrip. manas. De geest, het innerlijke orgaan, dat vier aspecten heeft: (i) de geest (manas), die nadenkt, verlangt en voelt; (ii) intellect (buddhi), dat begrijpt, redeneert en beslist; (iii) het ‘ik’-gevoel, en (iv) geheugen (chitha). De geest, met al zijn verlangens en hun kroost, verbergt de goddelijkheid in de mens. Zuivering van de geest is essentieel voor de realisatie van het Zelf. manava-thathwa. Menselijkheid, essentiële aard van de mens. manavathwa. Menselijke waarde. mandir. Tempel. Mandodari. Ravana's vrouw, koningin van Lanka. mantra. Een heilige formule, mystieke lettergreep of woordsymbool dat wordt uitgesproken tijdens de uitvoering van de rituelen of meditatie. Ze vertegenwoordigen de spirituele waarheden die rechtstreeks aan de rishi’s (zieners) worden geopenbaard. Het gedeelte van de Veda dat deze hymnen (mantra's) bevat, wordt de Samhitha genoemd. mantra-sastra. De wetenschap van de Vedische heilige formules. Manu. De eerste vader van de mensheid; auteur van de codes voor rechtvaardig gedrag (Dharma Sastras); zoon van Surya (de zon) en vader van Vaivaswatha Manu, de huidige stamvader van de mensheid. Manu-dharma. Code voor deugdzaam gedrag gepresenteerd in de Dharma Sastras door Manu. Manu-smrithi. Wetten van Manu. Mathariswan. God van de wind. Maya. Waanidee. De mysterieuze, creatieve en bedrieglijke kracht van Brahman waardoor God de verschijning van het universum projecteert. Maya is de materiële oorzaak en Brahman is de efficiënte oorzaak van het universum. Brahman en maya zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden, zoals vuur en zijn vermogen om te verwarmen. Maya misleidt de individuele zielen met egoïsme, waardoor ze hun ware spirituele aard vergeten. Meera. Prinses van Rajasthan en koningin van Chittor; toegewijd aan Krishna; nam vergif van haar man zonder enig effect; componeerde devotionele liederen van uitzonderlijke kwaliteit. Mimamsa. Exegetisch-verklarende school van de Indiase metafysica, waarbij de eerste (purva) zich voornamelijk bezighield met de interpretatie van Vedische rituelen en de latere (uttara) met de aard van Brahman. Mimamsaka. Aanhanger van een filosofisch systeem dat zich voornamelijk bezighoudt met de juiste interpretatie van de Vedische rituelen. Mohammed. Arabische profeet uit de zevende eeuw en grondlegger van de religie van de islam. moksha, mukthi. Bevrijding van allerlei vormen van gebondenheid, vooral die van de cyclus van geboorte en dood. Het is een staat van absolute vrijheid, vrede en gelukzaligheid, bereikt door zelfrealisatie. Dit is het allerhoogste doel van het menselijk streven; de andere drie zijn: rechtvaardigheid (dharma), rijkdom en macht (artha), en zintuiglijk genot (kama). muktha-purusha. Bevrijd persoon Mundaka Upanishad. Een Upanishad van Atharva-veda.