Het klooster

In de kleinschalige, middeleeuwse bebouwing van de Kamper binnenstad valt het 6.000 m² grote terrein van het Minderbroederklooster direct op. Het benaderde in zijn opzet de ideale kloostervorm van de late middeleeuwen: een vierkant kloosterhof met aan één zijde de kloosterkerk en aan de andere drie zijden de kloostergebouwen, die met elkaar verbonden worden door een kloostergang rondom het binnenhof. De kloostergebouwen lagen ten noorden van de kerk. Kenmerkend voor kerken van bedelorden zijn de weidsheid en de slanke zuilen, ongetwijfeld om het zicht op het altaar niet te belemmeren. Zo werden de meest geschikte omstandigheden voor de prediking geschapen. De oostelijke vleugel langs de (Buiten)Nieuwstraat bevatte de verblijfsruimten van de kloosterlingen met erboven de slaapruimten (dormitorium). Het kapittelhuis, de vergaderruimte van de kloosterlingen en de woonruimte van de gardiaan, was ook in deze oostelijke vleugel te vinden. De keuken en eetzaal (refter) bevonden zich tegenover de kerk in de noordvleugel langs de huidige Nieuwe Markt. Op de bovenverdieping lagen de gastenverblijven en de kamers voor de novicen. In de westelijke vleugel was de ziekenzaal van de Minderbroeders gevestigd. Of er een kloostergang rondom het binnenhof heeft gelopen is niet duidelijk, maar in de oostvleugel zijn nog bouwrestanten te vinden die van een inpandige kloostergang kunnen zijn. Bouwdelen van het Romaanse klooster zijn nog te vinden in de Broederkerk en in de oostvleugel.

Voor de Kamper bevolking moet het een schok zijn geweest toen op Pinkstermaandag (18 mei) 1472 het Minderbroederklooster in vlammen opging. De brand was ontstaan door onoplettendheid van de kloosterlingen en werd nog aangewakkerd door een felle noordoostenwind. Aangezien het klooster nu midden in de stad lag, was de kans groot dat de vlammen op andere gebouwen zouden overslaan. Als door een wonder bleef de ramp tot kerk en klooster beperkt. Alleen enkele kleine huisjes op de Vloeddijk werden door het vuur verwoest. Met de herbouw van het klooster wilde het na 1472 niet vlotten. Als bedelorde waren de Minderbroeders voor de herbouw afhankelijk van de medewerking van het stadsbestuur, maar dit eiste een strengere naleving van de orderegels. Pas in 1480 gaven de Kamper Minderbroeders toe aan deze eis en werden door het hele land bedelbrieven gestuurd. In 1490 was dan eindelijk het Kamper Minderbroederklooster weer herbouwd.

©cultuurZIEN, 2022

1325: Johannes Slode geeft geld voor de bouw van het MInderbroederklooster

1339: Benne, vrouw van Peter van Kemenade, geeft geld voor de bouw van het Minderbroederklooster

1349: een pestepidemie waart door Europa en leidt tot tuchteloosheid in kloosters

ca. 1350: bouw Raadhuis bij de Vispoort en bouw Buitenkerk in de Hagen

1360: start bouw koor huidige Bovenkerk o.l.v. Rutger van Ceulen

1362: landsheer en bisschop Jan van Arkel schenkt de Kampereilanden aan Kampen

PREKEN VAN PATER BRUGMAN, 1455/58

‘Praten als Brugman’, deze spreekwoordelijke pater was een 15e eeuwse, welbespraakte redenaar. Net als de monniken in het Kamper Minderbroederklooster behoorde hij tot de orde van de Minderbroeders. In het interne conflict tussen de Minderbroeders was Brugman een scherpslijper: de Minderbroeders waren een bedelorde en iedere vorm van bezit of vaste inkomsten moest afgewezen worden. Zijn medebroeders uit het Kamper klooster dachten hier heel anders over. Begin juli 1455 kwam het tot een treffen. De Kamper Minderbroeder Jacob beschuldigde in zijn preek op ‘Onser Vrouwendach Visitationis’ (2 juli) pater Brugman en zijn geestverwanten van ‘eine boese secte’ te zijn, die van de rechte weg was afgeweken. Volgens broeder Jacob mochten hij en zijn medebroeders best onroerend goed bezitten. Op last van het stadsbestuur moest broeder Jacob al de volgende dag de stad verlaten. Mocht hij in Kampen terugkeren, dan zou de stad ‘hair beraet op hem hebben’. Maar toen hij op 24 augustus 1455 toch weer in Kampen terugkeerde, liet het stadsbestuur hem ongemoeid.Wel nodigde de magistraat pater Brugman uit om in Kampen te komen preken. Hij bezocht Kampen twee maal, in oktober 1455 en in juli 1458. Beide keren preekte hij gedurende twintig dagen urenlang in de Broederkerk. Ook het stadsbestuur werd in het Raadhuis een middaglang op een preek van Brugman getrakteerd, waarna men gezamenlijk en op kosten van de stad de maaltijd gebruikte. Zelfs werd er door Brugman op het Broederkerkhof gepreekt, vermoedelijk omdat de kerk te klein bleek voor het grote aantal belangstellenden. In zijn preken waarschuwde Brugman zijn toehoorders voor te grote materiële rijkdom. Dit leidde maar af van een deugdzaam leven. Wat betreft de Kamper Minderbroeders bleven Brugmans preken aan dovemansoren gericht.

© cultuurZIEN, 2022