een flamboyante organist, 1858

Wilhelm Reinier Hauff werd op 7 februari 1833 in Groningen geboren. Hij stamde uit een familie van muzikanten en organisten. Zijn vader was de organist van de Martinikerk in Groningen. Amper dertien jaar oud was Wilhelm Reinier a organist van de Groninger Heilige Geestgasthuiskerk. In 1858 werd hij de opvolger van organist Johan Hessel Janson van de Broederkerk in Kampen. Hauff trad regelmatig op als begeleider van concerten in zowel de Broederkerk als in de Bovenkerk. Ook gaf hij van tijd tot tijd een orgelconcert. In 1859, na de dood van zijn collega, solliciteerde hij naar de betrekking van organist van de Bovenkerk. Een verbetering van functie, die hem bij zijn aanstelling was toegezegd. Hauff werd echter na een wonderlijk verlopen sollicitatieprocedure gepasseerd. In zijn plaats werd de orgelmaker Zwier van Dijk benoemd, vermoedelijk omdat het kerkbestuur van deze combinatie financiële voordelen verwachtte. Als troost kreeg Hauff de betrekking van klokkenist op de Nieuwe Toren toegewezen. In 1865 kwam hij in conflict met de kerkenraad. De voorzitter van de kerkenraad beschuldigde hem van ‘onbetamelijk orgelspel’, ‘onbehoorlijks en ergelijks bij het Kerkgezang’ en meer vage aantijgingen. Maar waarschijnlijk werden de bezoeken aan ‘de afgescheiden gemeente‘ hem het meest kwalijk genomen. In 1867 werd Hauff directeuruitgever van de Nieuwe Kamper Courant. Hij voerde als journalist felle oppositie tegen de ‘stadhuispartij’, die het volgens hem ook in de kerk voor het zeggen had. Bovendien nam hij het regelmatig op voor ‘de Afgescheidenen’, wat hem ook niet in dank werd afgenomen. Toen in 1869 in de Nieuwe Kamper Courant een, niet door Hauff geschreven, artikel werd geplaatst waarin de auteur zich spottend uitliet over de godsdienstoefening in de Hervormde Kerk, werd Hauff als organist ontslagen. Hij bleef nog wel aan als beiaardier, maar ook dit leidde uiteindelijk tot problemen. In 1870 werd hij in zijn functie als klokkenist geslagen en bedreigd door een politieman. Het voorval werd breed uitgemeten in de pers en de agent werd gestraft, maar Hauff bleef zich beledigd voelen. Toen hij in 1871 als enige ambtenaar de verplichting opgelegd kreeg om bij ziekte een doktersattest te overleggen, nam hij ontslag als beiaardier. Op 8 september 1879 vertrok de markante Hauff naar Amsterdam. Hoewel niet officieel gescheiden, leefde hij voortaan apart van zijn vrouw die in 1885 naar Steenwijk verhuisde. Na een zwervend bestaan in Amsterdam, vestigde Hauff zich in 1894 in Soest. Vijf jaar later verhuisde hij naar Utrecht, waar hij in 1903 overleed.

© cultuurZIEN, 2022