Het binnenhof

Het omsloten binnenhof vormde een heiligdom voor meditatie en gebed. Hier kweekten de kloosterlingen bloemen voor het versieren van schrijnen en beelden en voor guirlandes tijdens feestdagen. In het Kamper Minderbroederklooster werd het binnenhof aan de oostzijde en misschien ook wel aan de noordzijde omgeven door een kloostergang, waarvan nog restanten terug te vinden zijn. Gewoonlijk kregen de kloosters de taak toebedeeld de zieken te genezen. De tuin van de ziekenbroeder bevond zich in het binnenhof, dicht bij de ziekenzaal van het klooster. Hier werden papaver, klist, heemst, scharlei en huislook, bonenkruid, iris, rozemarijn, fenegriek, salie, wijnruit en lelies, betonie en malrove gekweekt. Verder stonden in het binnenhof bedden met geurige, desinfecterende kruiden, die door de dienstdoende monnik op de vloer van de eetzaal werden gestrooid. Ook kruiden voor het bereiden van inkt en verf om manuscripten te verluchtigen zullen in het binnenhof zijn gekweekt.

Het binnenhof van het Minderbroederklooster ging in 1650 voor een deel verloren door de bouw van een nieuwe consistorie voor de Broederkerk, later door N. Plomp nog uitgebreid. In 1850 werd in de overgebleven ruimte een tweede concertzaal gebouwd. Tegenwoordig neemt de Stadsgehoorzaal het binnenhof bijna geheel in beslag.

©cultuurZIEN, 2022

1650: de Gereformeerde kerk bouwt een consistorie in het binnenhof

1672: Kampen bezet en geplunderd door Franse troepen en leegloop van de stad

1789: Frans Revolutie

1795: verkiezing van het Comite Revolutionair in de Broederkerk

1796: het Stadsziekenhuis wordt samengevoegd met het Pesthuis

1798: opheffing van de gilden

In de muur van de Broederkerk aan het vroegere binnenhof bevindt zich en merkwaardige steen. In een soort hoefijzervorm is een poppetje uitgesneden in zandsteen. Het geheel heeft ook wel iets weg van een sleutelgat. Op het eerste oog doet de steen denken aan een mal voor het gieten van pijpaarden beelden. Maar waarom is deze dan in de muur van de Broederkerk ingemetseld? Een andere mogelijkheid is, dat de steen een reliekhouder was, die vanwege zijn heiligheid door de monniken werd aangeraakt. Dit verklaart misschien de uitgesleten vorm.

© cultuurZIEN, 2022