De Minderbroeders

Ergens tussen 1250 en 1300 hebben zich in Kampen monniken gevestigd van de orde van Sint Franciscus. In 1300 is sprake van een Minderbroederklooster, gelegen aan de Burgwal bij de stadsmuur. Kampen was toen een snel groeiende handelsstad, waar de pas verworven rijkdom en weelde van de elite op gespannen voet stond met de door de kerk voorgestane christelijke soberheid. Een donatie aan de bedelorde van de Minderbroeders kon het geweten ontlasten. Vanaf 1300 tot aan de Reformatie worden regelmatig schenkingen gedaan aan het klooster. In het op korte afstand gelegen Zwolle, waar Dominicaner monniken een klooster bezaten, beschikten de Kamper bedelmonniken over een vast onderkomen aan de Papenstraat. Vanuit dit termijnhuis zamelden zij ook aalmoezen in voor het Kamper klooster.

Het belangrijkste doel van het kloosterleven was het Opus Dei, de gemeenschappelijke dagelijkse diensten die in het koor gezongen werden. In de winter waren deze een beetje anders dan ’s zomers, rekening houdend met de kortere dagen. Op zon- en feestdagen waren de diensten langer en plechtiger. De werkdag werd gemarkeerd door zeven gemeenschappelijke gebeden: De Lauden, Primen, Tertsen, de Sext, de Noen, de Vespers en Completen.

De Minderbroeders stonden in hoog aanzien bij het stadsbestuur en de inwoners van Kampen. De gardiaan (overste van het klooster) vervulde aanvankelijk een soort notarisfunctie voor de stad en de burgers. Het Minderbroederklooster in Kampen bezat een studiehuis, waar jongens werden opgeleid tot het priesterschap. De Minderbroeders bezochten en verzorgenden zieken en pestlijders. Zij beoefenden de geneeskunst en verstrekten gratis geneesmiddelen aan armen. Zij namen de biecht af, lazen zielenmissen en predikten.

©cultuurZIEN, 2022

na 1280: vorming Hanzeverbond o.l.v. Lubeck

1284: frater Simon is gardiaan (overste) in Kampen

1300 eerste vermelding van het Minderbroederklooster in Kampen

1310 eerste vermelding van het Heilige Geestgasthuis in Kampen

1313 eerste vermelding Kamper stadsmuren

1315 gardiaan Minderbroederklooster aanwezig op het provinciaal kapittel

EEN PREDIKER VOOR MENSEN, VOGELS EN VISSEN, 1207

‘Broeder zon, die warme schitterende bron en moeder aarde, die vruchten geeft zonder tal’. Tegen het einde van zijn leven bezong Franciscus van Assisi in het bekende Zonnelied zijn lof over de schepping. Een leven dat in 1181 was begonnen als zoon van de rijke lakenkoopman Bernadone. Aanvankelijk leidde Franciscus een prettig rijkeluisleventje met een uitgestippelde toekomst. Ook als dapper ridder probeerde hij indruk te maken. Tijdens een veldtocht naar Perugia werd hij ernstig ziek. Een visioen tijdens zijn ziekte bracht hem tot inkeer. Na zijn herstel zwoer Franciscus alle aardse genoegens af en schonk hij zijn bezit aan de armen. Zijn vader kon hier weinig waardering voor opbrengen en onterfde Franciscus. Na enkele jaren een kluizenaarsleven te hebben geleid, ontdekte hij zijn ware roeping: preken. Niet alleen voor mensen, maar ook voor vogels en vissen. De bevlogen Franciscus verzamelde steeds meer volgelingen rond zich. Dit was het begin van de orde fratum minorum, de orde van de Minderbroeders. Armoede, kuisheid en gehoorzaamheid zijn de hoofddeugden van de orde; in de kleding gesymboliseerd door drie knopen in een koord rond het middel. Franciscus stierf in 1226 en werd al in 1228 heilig verklaard. Vrij snel na zijn dood ontstond er onder de Minderbroeders een conflict. Kern van de twist was de vraag of individuele Minderbroeders en Minderbroederkloosters privé vermogen of vaste inkomsten mochten bezitten.

© cultuurZIEN, 2022