De Reformatie

De Reformatie ging gepaard met grote spanningen tussen de aanhangers van de verschillende religies. Het stadsbestuur van Kampen deed zijn uiterste best om orde en vrede te bewaren. Maar dit lukte niet altijd. Op vrijdag 13 oktober 1579 hadden ‘etlicke’ in het klooster en de kerk van de Minderbroeders beelden kapot geslagen. Aanleiding was de weigering van het stadsbestuur om de traktementen van de gereformeerde predikanten gelijk te trekken met die van de katholieke pastoors. Dit leidde tot eigenmachtig optreden van een aantal gereformeerden, dat al eerder een begerig ook op de Broederkerk hadden laten vallen. Een dag later al kwamen tientallen rooms-katholieken ‘deur heimelick aenstiften sommige Raetspersonen in de grootte Kerkcke’ bijeen. Enkele weken later, op 26 oktober, luidden de Minderbroeders de kerkklok. Tientallen katholieke burgers verzamelden zich rond de bewapende hopman Gerrit toe Boecop. Zij kregen steun van ongeveer 150 gewapende personen, die uit het Minderbroederklooster te voorschijn kwamen. Gezamenlijk viel men het gereformeerde vaandel van hopman Jan Janz. aan, dat zich achter enkele wagens rondom het Raadhuis verschanst had. Tijdens dit straatgevecht vielen een dode en vele gewonden. Het wapengeweld was het resultaat van een vooropgezet plan. Het geheel droeg het karakter van een coup, waarbij naast een deel van de burgerwacht ook leden van het stadsbestuur en mogelijk ook vreemden van buiten de stad betrokken waren. Het doel was de stad aan de protestanten te onttrekken en weer in Spaanse handen te brengen. Na het mislukken van de couppoging moesten de Minderbroeders de stad verlaten en werd het klooster gesloten. Het kloostercomplex en de bijbehorende inkomsten vervielen aan de stad.

Na 1580 begint een geheel nieuw tijdperk in de geschiedenis van het Minderbroederklooster.

©cultuurZIEN, 2022

ca. 1370: stadsbestuur bestelt beelden voor aan het Raadhuis

1371: gemeentelijke verordening om de tucht in het Broederklooster te herstellen

1387: er is sprake van een koor met koorhek en kooggestoelte voor de monniken in het Broederklooster

1414/1418: concilie van Konstanz; Johannes Hus als ketter verbrand

1423: uitgebroken zeerovers zoeken kerkasiel in de Broederkerk

1425: een aantal Minderbroeder verlaat het Kamper klooster met medeneming van de belangrijkste liturgische voorwerpen

ZEEROVERS ZOEKEN KERKASIEL, 1423

Vanaf 1400 begon de macht van de handelsstad Kampen te tanen. Hollandse zeerovers opereerden op de Zuiderzee tot grote schade voor de handel en de scheepvaart van Kampen. Vooral Amsterdam was erop uit de macht van de oude Hanzesteden te breken. In de jaren 1420, 1421 en 1422 werden regelmatig roversbenden gegrepen. Na het afleggen van een oervede (gelofte van beterschap) werden de kapers weer heen gezonden. In 1423 liep de zaak volledig uit de hand. Een groepje zeerovers slaagde erin uit de gevangenis te ontsnappen. Zij vluchtten het koor van de Broederkerk in, waar zij hoopten onschendbaar te zijn. Alle kerken golden in de middeleeuwen immers als vrijplaats. Maar zo eenvoudig kwamen de zeerovers niet weg. Het Kamper stadsbestuur gaf opdracht het ijzeren koorhek open te breken en de heren weer op te sluiten. Op een dergelijke schending van het asielrecht stonden in die tijd zware kerkelijke straffen. Gelukkig koos de bisschop van Utrecht en landsheer van Overijssel, Frederik van Blankenheim, partij voor de Kampenaren. Hij ontsloeg de ontwijde kerk en het Kamper stadsbestuur van kerkelijke sancties.

© cultuurZIEN, 2022