Het Kapittelhuis

Het representatieve Kapittelhuis op de hoek van de (Buiten)Nieuwstraat en de Nieuwe Markt is een herkenbaar onderdeel van het Minderbroederklooster. Het is een ophuis: een woonhuis met kelder half in de grond. De begane grond van het huis ligt hierdoor boven straatniveau en moet via een trap bereikt worden. Door de veenachtige ondergrond van de stad zijn in Kampen slechts enkele ophuizen te vinden. De kelder van dit Kapittelhuis is nog 14e eeuws en diende eeuwenlang voor de opslag van wijn, bier, graan, groente en fruit. Het woonhuis bestond uit twee verdiepingen met een topgevel. Het Kapittelhuis was de woning van de gardiaan en werd gebruikt bij belangrijke ontvangsten. De kloosterlingen gebruikten het gebouw om in kapittel (vergadering) bijeen te komen. Elke Minderbroeder had ‘een stem in het kapittel’ en degene die zijn werk niet naar behoren had verricht, kon voor het front van zijn medebroeders gekapitteld worden.

Na de Reformatie besloot het stadsbestuur de Latijnse school in het Kapittelhuis onder te brengen. Latijn was dé internationale taal die toegang gaf tot de universiteit. Alleen jongens bezochten de Latijnse school. De leerlingen kregen iedere dag zes uur les, afgewisseld met het bijwonen van kerkdiensten. De lessen begonnen om zes uur ’s ochtends en dit zes dagen per week, ’s zondags begon men pas om zeven uur. Voor het bereiken van een goede mondelinge taalvaardigheid moesten de leerlingen in school, thuis en op straat Latijn spreken. Naast Latijn was kerkmuziek een belangrijk vak op de Latijnse school. Voor de Reformatie zongen de leerlingen in het knapenkoor van de Sint Nicolaaskerk. Na de Reformatie werd de catechismus ingevoerd en leerden de jongens de eerste beginselen van het Grieks. Voor het onderwijs was in de Latijnse school een ruime bibliotheek voor handen. Vermoedelijk zijn de boeken uit de Librije van het Minderbroederklooster later overgegaan naar de bibliotheek van de Latijnse school. Op kosten van de stad worden na de Reformatie in 1580 tal van boeken voor de bibliotheek aangeschaft. Verder beschikte men over een globe. Op de foto de achterzijde van het kapittelhuis

Tussen 1800 en 1810 telde de Latijnse school jaarlijks ongeveer 12 leerlingen. Deze kregen les van drie docenten, rector Hendricus Weytingh, conrector Adriaan Molkman en praeceptor Robert Laurentius. Na het overlijden van rector Hendricus Weytingh werd de Latijnse school in april 1834 samengevoegd met de Franse school. Rond 1840 ontstond uit deze fusie het Stedelijk Gymnasium en later het Lyceum. In het Kapittelhuis bleef tot 1891 een dependance van het gymnasium gevestigd. Tussen 1891 en 1933 vond de Stedelijke Muziekschool onderdak in het Kapittelhuis. Daarna is het gebouw gebruikt voor het huisvesten van allerlei gemeentelijke diensten.

De fraaie toegang tot de Latijnse school dateert uit 1631. Van boven naar beneden zijn de volgende teksten te lezen: ‘Seminarium Ecclesia ac Republica’, opleidingsschool voor kerk en staat. De jongens die de Latijnse school bezochten werden priester/dominee, staatsman of geleerde. ‘Cognito Linquarum Clavis Scientae’, kennis der talen is de sleutel tot alle wijsheid. Hieronder een zandloper met de woorden ‘Ruit Hora’, de tijd snelt heen. Aan beide zijden van de teksten zijn stapels boeken met muzieknoten afgebeeld, melodie onbekend. Voor het vervaardigen van de ingangspartij betaalde het stadsbestuur aan Gerrit Lambertsz. van Cuylenburg 142 herenponden. Van Cuylenburg had als meesterknecht gewerkt onder Hendrick de Keyser. Rond 1630 voerde hij verschillende opdrachten uit in Kampen, waaronder de gevelsteen van de Bethlehemsvergadering (1631) aan de (Buiten)Nieuwstraat. Later vestigde Van Cuylenburg zich in Zwolle.

©cultuurZIEN, 2022

1548: begin 80-jarige oorlog

1572: Kampen belegerd door Willem van den Bergh, zwager van Willem van Oranje

1578: Kampen definitief aan de zijde van Oranje

nov. 1579: op bevel van het stadsbestuur verlaten de laatste Minderbroeders Kampen

1580: Broederkerk op stadskosten van beelden en altaren ontdaan en toegewezen aan de Gereformeerden

1584: Willem van Oranje vrmoord

CRISIS IN DE MUZIEK, 1934

In 1903 werd de 21-jarige, veelbelovende Christiaan Hengeveld uit Deventer in de dubbelfunctie van kapelmeester van het ‘Stedelijk Muzijkcorps’ en directeur van de Muziekschool benoemd. Hiermee begon een dertig jarige periode van grote bloei voor het Kamper muziekleven. Muzikaal gezien moet Hengeveld een bijna universeel talent zijn geweest. Onder zijn voorganger schitterde hij al als vioolsolist, hij was vaste organist van de Lutherse kerk, hij componeerde, arrangeerde en dirigeerde het ‘Stedelijk Muzijkcorps’ en het door hem in 1921 opgerichte ‘Kampens Mannenzang’. Tijdens de jaarlijkse openbare les van de muziekschool waren de vorderingen te horen van de individuele leerlingen en dus de succesvolle resultaten van Hengevelds lesmethoden. In 1911 waren er ongeveer veertig leerlingen, die eerst bij Hengeveld een toelatingsexamen moesten afleggen. Leerlingen die helemaal geen gehoor hadden werden afgewezen voor de muziekschool. In 1928 veranderde de status van de docenten van de Muziekschool en de muzikanten van het Stedelijk Orkest: zij werden ambtenaren en werden voortaan door de gemeente aangesteld. Een jaar later stortte de beurs van New York in en raakte de wereldeconomie in een diepe crisis. Als gevolg hiervan werden de gemeentelijke financiën steeds nijpender. Al in 1932 stelde SGP-er Van Putten voor om muziekschool en muziekcorps maar op te heffen. De raad was nog in grote meerderheid tegen. Vanuit de bevolking kwam een actie op gang, waarbij 3200 handtekeningen en het voor die tijd ongelooflijke bedrag van f 2.500, - werden verzameld voor instandhouding van het ‘Stedelijk Muzijkcorps’. Het mocht allemaal niet baten: in 1933 werd op financiële gronden besloten de muziekschool en het muziekorkest op te heffen. De klap moet voor velen hard zijn aangekomen, vooral voor kapelmeester en directeur Hengeveld. Hij verliet gedesillusioneerd de stad en wilde een kwart eeuw later over de hele zaak nog altijd het liefst zwijgen.

© cultuurZIEN, 2022