God
Paul Neff 'Religie als genade'
II God
God – hier kan de ziel alleen nog maar inwaarts kijken en stil worden, hier krijgen woorden een volstrekt andere betekenis. Gedreven door zelfbedrog en nood heeft de mens steeds weer nieuwe voorstellingen van God uitgevonden en nieuwe aanduidingen voor hem verzonnen. Een voorstelling of predicaat is echter helemaal niet nodig: si Deus concipi posset, non esset Deus, ‘als God benoemd zou kunnen worden, zou hij niet bestaan’. Als weerlegging van deze pogingen valt slechts te zeggen dat God niet goed en niet slecht, niet rechtvaardig en niet onrechtvaardig, niet hier en niet daar, niet alwetend, niet almachtig en niet overal aanwezig is; dat hij geen eenheid, veelheid of totaliteit is of een menselijke of bovenmenselijke gestalte is. Het is van belang te benadrukken dat op zijn werking alle menselijke ideeën over middel en doel volstrekt niet van toepassing zijn. God is dat – volstrekt andere.
Dan hult de ziel zich in diepste deemoed en heeft ze geen reden meer om rechtvaardigingen van God te verzinnen die alleen maar wanproducten van menselijke onbescheidenheid kunnen zijn.
Ook ziet ze er geheel en al vanaf om God ‘genezingskracht’ toe te dichten die alleen maar beperkte menselijke rechtvaardigheidsoverwegingen aan het eeuwige toeschrijven en ons verleert om in het wereldgebeuren of in ons eigen noodlot naar de wegen van God te zoeken. Daardoor wordt enkel maar menselijke wijsheid als goddelijk bestempeld.