De esthetische sfeer
Religie als genade
A. De esthetische sfeer
In de niet te beschrijven, voor het mensenoog vrijwel van elke vormgeving gespeende ‘bewegingen’ van de esthetische zielssfeer voltrekt zich de geboorte van het kunstwerk. Het is een genade, wanneer ‘de invloed’ van dit gebeuren tot het denkvermogen mag doordringen en hierin als een flits oplicht. Al naar gelang het karakter van de kunstenaar ontstaan zo uitingen in woord, gedachte, plastische vormen, geluid en toneelscènes. Tegelijkertijd worden binnen de gevoelssfeer gemoedsbewegingen van intense onrust, maar ook onuitsprekelijke gelukzaligheid opgewekt. Al de voorstellingen, die in het denkvermogen door het ‘levensproces’ in de esthetische sfeer tevoorschijn worden geroepen, hebben in vergelijking hiermee een volstrekt ander karakter, ze zijn doods en ongepast. Bovendien hebben persoonlijkheid, ontwikkeling en stemming een grote invloed. Dit gaat nog veel meer op, wanneer het door de verstandelijke gewaarwording aan de dwang van spraak en vorm onderworpen wordt. Het zal de weerbarstigheid in de beeld- en geluidskunst en de onvolmaaktheid van de persoonlijke eigenschappen in de toneelkunst ontmoeten.
Het is de beslissende eigenschap van een kunstwerk, dat het een genadige betovering bezit. Het raakt de esthetische sfeer van andere zielen, maar naderhand ook die van de kunstenaar zelf. Het brengt bewegingen voort, die dan opnieuw genadig het verstand treffen. De intellectuele voorstelling speelt zich dan af in een, tot op zekere hoogte door het kunstwerk voorgeschreven soort en vorm, waarbij alle hiervoor al aangestipte, in de persoonlijkheid en de materie liggende belemmeringen opnieuw tevoorschijn komt; ook de invloed op de gevoelssfeer ontbreekt niet. Alleen op deze manier, wanneer het kunstwerk door ‘bewegingen’ in de esthetische sfeer binnen de andere ziel in zekere zin nagemaakt wordt, kan de ander met het kunstwerk een levende relatie opbouwen, dit waarachtig bevatten. Het verstand is hiertoe helemaal niet in staat omdat het niet in het transcendente kan binnendringen, en het kunstwerk alleen als gegeven feit volgens de natuurwetenschap kan zien. De binnen de gevoelssfeer opgewekte ‘bewegingen’ zorgen echter niet voor inzicht in het kustwerk. Ze zijn slechts van heel algemene aard en hebben geen vorm die alleen aan de kunstbeleving voorbehouden is. Als ‘kunstzinnig mooi’ betitelen we de door mensenhand gemaakte scheppingen, die de ‘genadebetovering’ bezitten, waarin de esthetische sferen in staat zijn bij andere zielen de beschreven ‘toedracht’ te reproduceren. Ook voorwerpen en natuurverschijnselen kunnen deze ‘genadebetovering’ bezitten. We spreken dan van ‘natuurlijke schoonheid’.