Voor Jules Gratry was Moen veel te klein

In Moen langs de vaart, op de site van een vlasroterij, kwam vanaf 1890 de bouw van een groot textielbedrijf op gang: Gratry. Hoewel dit bedrijf in 1939 werd verkocht aan de familie Bekaert uit Vichte, bleef de uitdrukking 'werken in de Gratry' lokaal nog lang ingeburgerd. Nu, meer dan 100 jaar later, wordt het verlaten fabrieksterrein omgevormd tot een parkzone met een 100-tal woningen. De naam Gratry stond natuurlijk voor de oprichter en patroon van de fabriek, iemand met een uitzonderlijke carrière, die leefde in een bewogen tijdperk.

Jules Gratry werd geboren in Luigne bij Moeskroen in het jaar 1851. Zijn vader was afkomstig van Ath en een postbediende die door zijn beroep nogal dikwijls diende te verhuizen. Jules Gratry dook op te Kortijk in het jaar 1870, waar hij geregistreerd werd als handelsbediende. Drie jaar later was hij reeds fabrikant en in 1880 richtte hij een vennootschap op, de eerste in een lange rij. Om textielfabrikant te zijn hoefde je in die tijd geen fabriek te hebben. Het ging hem hier vaak om leveren van gesponnen garen aan thuiswevers en geweven stoffen opkopen en verhandelen. Dit lukte blijkbaar goed want vanaf 1877 begon hij met de uitbouw van een fabriek in Halluin, tegen de grens met Menen. Dat was in die tijd een succesformule bij Noord-Franse textielbaronnen: bouw een fabriek dicht bij de grens en bevolk ze met Vlamingen. Ze zijn goedkoop, werken hard en hebben het weven en spinnen in de vingers. Alvorens ze in de fabriek terecht kwamen werden ze vaak naar de omgeving gelokt met een aanbod van nieuw gebouwde rijhuisjes met daarin een weefgetouw opgesteld. Stap per stap werden ze echter gebonden aan de fabrikant die, eenmaal de fabriek mechanisch helemaal op punt stond, de beste krachten kon inlijven. Ook voor vrouwen en kinderen waren veel taken weggelegd in de nieuwe werkplaatsen. De 'usines monstres' werden aangedreven door immense stoommachines en eens ze ook elektrisch verlicht werden kon er de klok rond gewerkt worden.

In die periode was in Kortrijk, zoals op veel plaatsen toen, een politieke oorlog aan de gang tussen de katholieken en de liberalen. Jules Gratry zat in het kamp van de liberalen en verscheen zelfs op de lijst bij de verkiezingen voor de gemeenteraad in 1884. Waar in 1878 de liberalen in Kortrijk nog met een volledige lijst opkwamen en behoorlijk wat stemmen haalden, stonden in 1884 slechts 3 kandidaten op de lijst en was de uitslag een ware teleurstelling. De liberalen of 'geuzen' werden op alle mogelijke manieren door de katholieken verketterd en het leven zuur gemaakt. Liberale ondernemers die geloofden in mechanisatie en de modernisering van de industrie werden als het ware weggepest uit het conservatieve Kortrijk. Jules Gratry week dan ook in 1885 uit naar Rijsel en verkreeg in 1892 zelfs de Franse nationaliteit. Eind 1896 werd in Rijsel de 'S.A. Et. Gatry' gesticht met industriële vestigingen in Halluin, Wervicq-Sud en Moen. Uit de statuten kunnen we opmaken hoe omvangrijk het textielbedrijf was geworden. Er waren eveneens verkoopkantoren in Rijsel, Parijs, Lyon, Marseille, Toulouse, Bordeaux, Flers-de-l'Orne (textielcentrum in Normandië), Rouen en Kortrijk. Ook in verschillende Franse koloniën kwamen verkooppunten. We zien ook dat de aandeelhouders een mengeling vormden van zowel Belgen als Fransen.

Sommige industriëlen maakten toen blijkbaar vlot fortuin en gingen op zoek naar investeringen in het buitenland. Heel wat landen lonkten ook naar het hier aanwezige kapitaal en de liberale economische opvattingen van die tijd leidden tot veel internationale contacten. Zo werd er in 1898 een 'S.A. Et. Américains Gratry' opgericht, weerom met Belgisch en Frans kapitaal maar nu met zetel in Kortrijk. De onderneming omvatte een bedrijf in Buenos Aires met 450 weefgetouwen en 650 werknemers. In Valparaiso, Chili stond een fabriek met 150 getouwen. Er waren ook nog verkoopkantoren in Peru, Uraguay en Brazilië. In Chili en Argentinië werd ook geprobeerd om katoen te kweken maar dat verhaal is blijkbaar slecht afgelopen. Verschillende arbeiders uit Moen en Halluin zijn uitgeweken naar Zuid-Amerika; sommigen keerden terug en anderen bleven ginds wonen. Over de avonturen van deze Vlaamse families in Chili en Argentinië is hier eigenlijk weinig bekend. Een jaar later kwam er nog een tak bij: de 'S.A. des manufactures de lin et de coton de Kostroma, Et. Russes Gratry, Gérard et Mikine' nu met zetel te Brussel. Kostroma was een industriestad met 40.000 inwoners in een regio met veel vlasnijverheid, gelegen aan de samenvloeiing van de Wolga en de Kostroma en per spoor verbonden met Moskou en St.Petersburg. Een bestaand bedrijf werd er overgenomen en uitgebreid. Er werd een nieuwe stoommachine van 2000 PK, afkomstig uit Gent, in het complex geïnstalleerd. In het begin van de 20ste eeuw was het in West-Europa een hype om te investeren in de industrialisering van het tsaristische Rusland. Weinigen zagen echter de communistische revolutie van 1917 aankomen en enorme westerse kapitalen zijn toen in rook opgegaan. 

De expansiehonger was nog altijd niet gestild. In 1899 werd in Rijsel nog een 'Gratry' vennootschap opgericht onder de naam 'Mpoko', dit was de naam van een rivier in Frans Congo. Ditmaal ging het niet om een textielonderneming maar om een concessie voor rubberwinning. Het vennootschap kreeg een concessie van de Franse staat over een gebied dat zowat de helft van de oppervlakte van België besloeg. Heel wat van de aandelen van 'Mpoko' waren in Belgische handen, het eerste personeel en de expertise kwamen vanuit het Congo van Leopold II. Het ondertussen bekende 'Leopoldiaans systeem' om rubberplantages te exploiteren, werd ook hier in de praktijk gebracht. Na geruchten over onregelmatigheden in de Franse pers kwam ook 'Mpoko' serieus in opspraak. Net zoals in het Congo van Leopold bleven ook hier de zaakvoerders buiten de veroordelingen. Er circuleert bij verzamelaars een afdruk van een postkaart, afgestempeld in 1906, met het beeld van een primitief stoomschip op de Congorivier in Brazzaville. Het schip draagt de naam 'Le Charles-Gratry' en was allicht eigendom van de 'Mpoko' compagnie. Charles was de zoon en opvolger van Jules en geboren in Rijsel in 1886. 

Jules Gratry had uiteindelijk ook nog een oude rekening te vereffenen met het conservatieve en bekrompen Kortrijk. In 1905 verwierf hij het vermaarde posthotel 'Le Lion d'Or' op de Grote Markt. Hij liet het geheel afbreken en gaf opdracht er een nieuw prestigieus gebouw op te trekken. Dit werd de zetel van de 'S.A. Et. Americains Gratry'. Jules Gratry kon echter niet lang van deze 'rentree' genieten, hij werd zwaar ziek en stierf in 1908. Zijn zoon Charles zal het werk moeten afmaken. In 1911 werd in dit huis op de Grote Markt de 'Banque Centrale de la Lys' opgericht. Bij de oprichters en kapitaalinbrengers treffen we weer mensen aan van Franse en Belgische komaf. In de regio kwamen ook verschillende bijhuizen van de bank. Het was de periode waarin, na jaren talmen, uiteindelijk ook in de Leiestreek toenemend werd geïnvesteerd in mechanisatie en moderne fabrieken en er dus veel kapitaal nodig was. In 1931 echter, in de nasleep van de beurscrash, werd de bank deel van de 'Bank van Brussel'. Later, in 1944 zou het gebouw verwoest worden tijdens een bombardement op Kortrijk. Charles Gratry, als reserveofficier actief in de oorlog van 14-18, sneuvelde aan het front in Frankrijk. Ondertussen was in Moen het bedrijf uitgebreid met een spinnerij. Weverij en spinnerij 'Cotonnière de Moen' alsook de activiteiten in Zuid-Amerika werden nu geleid door nieuwe bestuurders vanuit Brussel. 

De periode tussen 1880 en WO I was op veel vlakken een bewogen periode. Bij het verhaal van de familie Gratry blijven nog veel vragen onbeantwoord. Hoe slaagde men er in om die immense kapitalen te verzamelen? Op welke manier waren bepaalde aandeelhouders, die alsmaar opdoken bij verwante bedrijven, met mekaar verbonden? Er zijn vragen over al die nieuwe technieken en machines, vanwaar die kwamen en hoe die ter plaatse geraakten. Hoelang was men toen bijvoorbeeld onderweg van hier naar Buenos Aires en naar Kostroma? Ook vragen over de aanvoer van de grondstoffen en de steenkool voor de stoommachines, over de kwaliteit en diversiteit van de afgewerkte producten en hoe je in die tijd zo succesvol een wereldwijd verkoopnet kon opbouwen. Welke gunstige rol speelde de Frans-Belgische grens eigenlijk bij al dat heen en weer gaan van arbeiders, goederen en kapitalen? Ten slotte loopt gans deze periode ook samen met het verhaal van de harde en lange sociale strijd om betere arbeidsvoorwaarden. Ook in dit aspect van het verhaal zien we Jules Gratry opduiken. Hij heeft immers zijn rol keihard gespeeld bij de syndicale strijd in deze regio, zijn tegenspeler was niemand minder dan 'slunse' Debunne, de socialistische voorman uit Menen die uiteindelijk in 1906, na jaren van inzet en strijd, in het parlement verkozen is geraakt.

Alle gegevens uit dit verhaal zijn afkomstig uit de nota's van Filip Decock uit Marke, iemand die zich reeds lang verdiept in de economische geschiedenis van de Zuid-West-Vlaamse regio, diverse informatie opspoort en samen brengt tot boeiende verhalen over onze plaatselijke nijveraars. Mogelijke aanvullingen en reacties op dit ondernemersverhaal zijn steeds welkom.