Sporen en varen

Vijfmaal sporen over het water, vijfmaal varen onder de sporen.

De periode waarin het kanaal werd gegraven was een periode van vaak heftige discussies tussen voor-en tegenstanders van twee transportmiddelen, het schip en de trein. Het vervoer per binnenschip was net als het vervoer over de weg nog sterk afhankelijk van paardenkracht. Het trekpaard was al eeuwenlang een vaste en vertrouwde waarde in de samenleving en je zou kunnen stellen dat het leven zich afspeelde op het tempo van het trekpaard. De trein was een gevolg van het uitvinding van de stoommachine en maakte veel mensen bang en wantrouwig, de stoomlocomotief werd vaak vergeleken met een gevaarlijk monster. Voor wie vertrouwen had in de toekomst was de trein echter het symbool van de vooruitgang en moderniteit. Tussen Bossuit en Kortrijk was er vijf keer een confrontatie tussen scheepvaart en spoor.

De spoorlijn Gent-Kortrijk werd plechtig ingehuldigd in september 1839 en drie jaar later was ook de verbinding met Moeskroen en Doornik een feit. De aannemer voor de aanleg tussen Deinze en Kortrijk was Basile Parent, iemand die hier 20 jaar later terug opdook voor het graven van het kanaal. Die spoorweg zou het kanaal dwarsen met een nieuwe brug aan sluis 9. De slimme combinatie van sas en brug maakte dat de spoorweg niet moest verhoogd worden. Vanaf 1868 zouden ook de stoomtreinen van de lijn Kortrijk-Oudenaarde-Brussel over deze brug denderen.  

In juni 1869 opende de spoorweg tussen Kortrijk en Braine-le-Comte. Later werd de lijn bekend als spoorlijn 83, Kortrijk-Ronse. Braine-le-Comte was een spoorwegknooppunt, gelegen op de lijn Brussel-Mons, dat verbinding gaf met de steenkoolbekkens van Wallonië. Lijn 83 was een grote concurrent van het kanaal want die spoorlijn kwam er eveneens met de bedoeling de Waalse steenkool naar West-Vlaanderen te brengen. Spoor en kanaal dwarsten mekaar op een speciale manier ter hoogte van een heuvel op de waterscheidingslijn tussen Leie en Schelde. Waar de schepen door een tunnel onder de heuvel vaarden, reden de treinen over de heuveltop. De steile hellingen die de trein moest nemen spraken tot de verbeelding van de reizigers want de spoorweg noemde men in de streek weleens 'de montagnes russes' naar een bekende kermisattractie. Lange tijd was de lijn populair bij elkeen die op zondag met de trein richting lustoord Kluisberg trok. Goederentreinen geladen met steenkool of suikerbieten hadden soms de grootste moeite om over de kleikop te geraken en vaak moest men meerdere pogingen doen om, na extra stoken en stroomproductie, de hindernis te kunnen nemen. Het opengraven van de heuvel voor de verbreding van het kanaal heeft ondertussen definitief de spoorbedding onderbroken.

Over de scheepvaarttunnel of het 'souterrain' liep eveneens een smalspoor. Daarover werd de klei uit de nabij gelegen groeve aan de Kwadestraat naar de dakpannenfabriek van Zwevegem-Knokke vervoerd. Tijdens de verbredingswerken werd zelfs een aparte brug gebouwd voor dit smalspoor. Veel kleitreintjes zijn er daarna echter niet meer over gereden, een aantal jaren later stopte de fabriek haar productie. De mini-locomotief met zijn kleiwagentjes of 'berlingskes' was veel jaren een vertrouwd beeld in de omgeving. Oogetuigen herinneren zich ook levendig dat een man met een rode vlag de weggebruikers moest waarschuwen telkens het treintje de 'grote baan' overstak. 

In 1890 kwam er nog een spoorlijn bij. Ter hoogte van sluis nr. 5 in Moen stak de spoorlijn 85 Leupegem-Herseaux het kanaal over op een nieuwe metalen vakwerkbrug. Deze spoorlijn was geen concurrent voor de scheepvaart gezien er hoofdzakelijk reizigerstreinen richting Roubaix en terug passeerden. Tijdens de bietencampagne konden wel een aantal geladen treinen voorbij komen richting suikerfabriek. Oorlog was tweemaal een reden om de brug op te blazen. In 1966 werden de sporen opgebroken en na jaren van verwaarlozing kan men nu aangenaam wandelen en fietsen over het traject. Aan Waalse kant is de spoorbedding grotendeels verdwenen.

De laatste overgang van een spoorbaan, zij het eveneens een lichtere versie, gebeurde aan sluis 10 en de brug van de Gentsesteenweg. Hier passeerde namelijk de stoomtram van de buurtspoorweg Kortrijk- Berchem. De lijn opende in 1912 tot Vichte en liep pas in 1922 tot Berchem aan de Schelde. Deze tramlijn werd in 1933 geëlektrificeerd tot Deerlijk en verdween in 1957. Buurtspoorlijnen waren uitgerust voor reizigers maar werden eveneens gebruikt voor steenkool- en goederentransport, tijdens de bietencampagnes uiteraard ook voor vervoer van suikerbieten en in de Leiestreek voor transporten van vlas.