Het Banhoutbos en reus Finaart

Tussen Transfo en Knokkebrug in Zwevegem wordt het uitzicht op de omgeving van het kanaal sterk bepaald door een beboste heuvel, in de streek van oudsher bekend als het Banhoutbos. Het bos ligt zowat 60 meter boven de zeespiegel en maakt deel uit van de waterscheidingslijn tussen Leie en Schelde. Die denkbeeldige lijn loopt over een brede heuvelkam die zich uitstrekt van Moeskroen tot Kruishoutem. De toppen in dit glooiende landschap noemt men hier ook wel eens 'kleikoppen'. De ondergrond vormt een enorm dikke kleibank. Vandaar ook de diverse kleiwinningen voor het maken van bakstenen en dakpannen tussen Aalbeke en Zwevegem. Vaak zijn die heuveltoppen niet geschikt voor landbouw en bleven ze daarom bos. Het Banhout is privébezit en in handen van de familie 'de Beauffort'. Pas halverwege de19de eeuw kwam hier een kasteel en werd van het bos een kasteelpark gemaakt met gazons, rechte buitendreven en lusvormige wandelpaden. Eerder werd het enkel gebruikt voor de jacht en de houtopbrengst. 

Tijdens WO I werd het bos bijna volledig kaalgekapt door de Duitsers, die veel hout nodig hadden aan het front rond Ieper. De bomen werden verzaagd in de pannenfabriek te Knokke. Veel inwoners kwamen hier 's nachts hout stelen. Dit zelfde lot was ook het bos op de Kluisberg beschoren. Afgezien van een aantal uitzonderingen zijn alle bomen in deze regio dus jonger dan 100 jaar. Op het einde van WO I, in oktober 1918 werd in deze omgeving zwaar slag geleverd tussen Britse soldaten, oprukkend richting Schelde, en terugtrekkende Duitsers. Banhout was strategisch van groot belang en ondanks de zware beschietingen kwam het kasteel er relatief goed van af. Wat bouwkundig erfgoed betreft staan er naast het kasteel ook nog een voormalige hoeve, koetshuizen, een duiventoren en een boswachterswoning. Enkele foto's en meer info zijn te vinden op een website van de Vlaamse overheid: www.inventaris.vioe.be/dibe/relict/81048.

Op oude landkaarten is te zien dat het Banhoutbos ondertussen sterk verkleind is. Eveneens zijn een vijftal windmolens te situeren in de omgeving, helaas allen verdwenen. Ook veel naamgevingen met 'berg' kan men op die kaarten rond Banhout terugvinden. De naam 'Wulfsberg' is nu nog in gebruik; dat is de heuvel die aansluit aan het Banhoutbos aan de kant van Zwevegem. Dit bos zou een relict zijn van een groot bossencomplex dat zich tot in de 12de eeuw uitstrekte tussen Leie en Schelde. Het bos kreeg toen de naam van Methala- of Medelewoud. 

De aanwezigheid van dit woud heeft een grote rol gespeeld bij het ontstaan van Harelbeke. Daar doken omstreeks het jaar 800, de 'forestiers' op, dit waren woudheren of gouwgraven. Een zekere Liederik, afkomstig uit de streek van Laon, zou voor bewezen diensten in de oorlog tegen de Saksen dit woud in leen gekregen hebben van Karel de Grote. Hij kreeg ook het bestuur aangeboden over onze streken en vestigde zich met zijn gevolg in Harelbeke langs de Leie. Liederik werd opgevolgd door zijn zoon Ingelram en deze op zijn beurt door zijn zoon Audacer. Die zou op zijn beurt opgevolgd zijn door de eerste graaf van Vlaanderen, namelijk Boudewijn I met de ijzeren arm. Daar zijn echter nooit bewijzen van gevonden, men heeft blijkbaar lange tijd, bewust of onbewust, legenden en verzinsels voor waarheid aangenomen. In Harelbeke was er immers een kapittel dat gesponserd werd door de graven van Vlaanderen en men had er alle belang bij om iedereen te  laten geloven dat de wieg van het graafschap Vlaanderen in de stad Harelbeke stond. 

Merkwaardig is ook dat de enige legende, die naam waardig, in deze streek zich ook afspeelde in dit woud met ene forestier Liederik als hoofdpersonage. Het verhaal bevat alle ingrediënten van een klassieke volkse legende. Het grote woud heet daarin 'bos zonder genade' en wordt bewoond door de reus Finaart. Saluwaart, heer van Bourgondië, zijn vrouw Ermengarde en hun gevolg, komende van Doornik, passeren door het bos op weg naar het hof van de koning van Engeland. Saluwaart wordt in een gevecht gedood door de reus. Zijn zwangere vrouw doolt rond in het bos tot ze wordt opgevangen door een kluizenaar. In de hut van de kluizenaar baart ze haar zoon Liederik. Ermengarde wordt later gevangen genomen door de reus en opgesloten. Liederik groeit op bij de kluizenaar als een hertejong en komt op zijn zevende aan het hof van de Engelse koning terecht, waar hij een dappere krijger wordt. Jaren later komt hij terug naar het bos om de kluizenaar, die stervende is, op te zoeken. De kluizenaar vertelt hem hoe slecht zijn moeder er aan toe is en na nog een aantal bemiddelingspogingen van de koning der Franken komt er uiteindelijk een lang en heroïsch gevecht tussen Liederik en de reus. Finaart wordt verslagen en de held kan zijn moeder bevrijden. De koning, in bewondering voor de dappere Liederik, schenkt hem al de bezittingen van Finaart. Hij krijgt ook de eretitel Liederik van Buk, eerste forestier van Vlaanderen. 

Heel merkwaardig is dat de ontstaanslegende van Rijsel precies dezelfde elementen bevat. Enkel de omgeving van Harelbeke is vervangen door de omgeving van Rijsel. In Rijsel wordt de legende wel levendig gehouden en er zijn weinig toeristische brochures waarin ze niet kort wordt verteld. De reuzepoppen Lyderic de Bucq en Phinaert bevinden zich in het stadhuis en trekken bij gelegenheid in stoet door de straten waarbij een stuk Frans-Vlaamse traditie wordt in ere gehouden. 

Geert Callens