Hoe het begon bij Bekaert in Zwevegem

Ter gelegenheid van het 100-jarig bestaan van Bekaert in 1980, schreef Jan Deloof, toen werkzaam bij het bedrijf, het boek: “De tijd is veel veranderd - een kroniek over honderd jaar in en om Bekaert te Zwevegem'. Het boek bevat een schat aan verhalen en beschrijft goed hoe deze streek leefde in de periode van het ontstaan van het bedrijf.  Eveneens komt de periode van de 2 wereldoorlogen  uitgebreid aan bod. De auteur heeft voor dit werk heel wat mensen geïnterviewd en het boek bevat dan ook veel anekdotes en boeiende getuigenissen. Alle werknemers in Zwevegem kregen het boek toen gratis aangeboden, met het gevolg dat er nogal wat verspreid zitten over de streek. Af en toe duiken ze op in kringloopwinkels en op rommelmarkten. Volgens Jan Deloof hebben ze één nadeel: wegens een jammerlijke fout van de drukker beginnen ze uiteen te vallen als je er veel in bladert. 

Natuurlijk komt ook het startverhaal van de fabriek aan bod in het boek: je maakt  kennis met de  voornaamste versies die in omloop zijn. Wij beperken ons tot een aantal fragmenten.

“Geboren in 1855, verloor de stichter, de heer Leon Leander Bekaert, zeer jong zijn vader (hij was amper 13 jaar), zodat hij reeds vroeg moest werken voor het onderhoud van zijn moeder en zijn (4) zusters. Dit verklaart hoe het kwam dat in 1870, toen hij dus 15 jaar was, hij samen met zijn zusters een ijzerwarenmagazijn uitbaatte, dicht bij de kerk te Zwevegem. Hij kocht ijzerdraad en maakte hieruit met de hand krammen, veren voor bedden en een soort vlechtwerk voor afsluitingen. Deze productie bood hij te koop aan in zijn winkel. Het is toen dat hij de gedachte heeft opgevat om een afsluitingsdraad, voorzien van pinnekes, te maken. Alles geschiedde met de hand, wel te verstaan. Hiervoor werden eenvoudig drie draden in elkaar gedraaid en op regelmatige afstanden van een scherpe nagel voorzien. Dit product kende zo een succes dat tien jaar later besloten werd een kleine fabriek te bouwen. Dertien arbeiders werken er 12 uur per dag en de productie bereikte 400 à 700 meter prikkeldraad per dag, 400 à 500 beddeveren per dag en verder een paar kilo's krammen, gesneden en geplooid met de hand.”

“Leo Leander Bekaert gaf altijd veel aalmoezen aan de ouden van dagen, maar op een tentoonstelling in Duitsland had hij gezien hoe je prikkeldraad kon maken op een zeer eenvoudige manier. Hij vroeg zich af: waarom zou ik de bejaarden geen draad laten maken in plaats van ze aalmoezen te geven? De eerste werkplaats was een houten loods, opgetrokken in de hof van het bejaardengesticht.”

“Het puntdraad was al eerder uitgevonden in de Verenigde Staten, namelijk in 1868. Maar in 1879 vond Leon Leander Bekaert een geheel nieuw systeem uit voor het vervaardigen van puntdraad. En hoewel zijn geboortestreek ver van de mijnen, de hoogovens en de belangrijkste industriële centra van die tijd verwijderd was, besloot hij toch om ter plaatse een bedrijfje te stichten, voor onder meer de vervaardiging van puntdraad volgens het nieuwe procedé.”

De grote stap voorwaarts bij het maken van de prikkeldraad of 'stekkerdraad' was het gebruik van de 'kroontjes'. Hiervoor werd in 1881 een octrooi aangevraagd. Het waren deze kroontjes die om de 10 cm., door de mannen van het rusthuis, tussen de gevlochten draden werden geplaatst. Deze kroontjes werden gemaakt bij Zwevegemse gezinnen thuis en dit hoofdzakelijk door kinderen. Een getuigenis van Remi Vanmarcke bij Jan Deloof: “Ik ben in 1904 voor Bekaert kroontjes beginnen maken. 'k Was tien jaar. Na schooltijd, thuis. We moesten ongeveer alle weken, als onzen bak pinnekes uit was, naar Bekaerts om andere, en wat gereed was werd gewogen. We moesten 300 kroontjes maken voor een kilo. Voor we naar school gingen, als we vroeg op waren, vlug nog wat kroontjes gemaakt, en als we van school kwamen... 't was niet zoals nu dat we met een hoop boeken naar huis kwamen om thuis te leren, er viel niet thuis te leren, 't was te werken, en we waren van de straat weg...”. Juul Adams moest alle dagen 7 kilo's kroontjes maken en verdiende daar 6 centen mee voor een kilo. Hij had al twee, drie jaar thuis kroontjes gemaakt toen hij elf jaar werd en in de fabriek kwam werken. “Ik moest werken tot 11 uur 's avonds. We waren thuis met veertien en we konden onzen tijd niet verprutsen met naar school gaan”, aldus Juul Adams tijdens een interview in 1969.

De basis van de onderneming was in feite al gelegd door de ouders van Leo Leander. Zijn vader werd in 1823 koster benoemd in 'Sweveghem' en het was gangbaar om dit te combineren met een tweede broodwinning, zeker als er een groot gezin diende onderhouden te worden.  Dus kwam er een 'magasin de quincaillerie' of ijzerwarenwinkel, naast potten en pannen vond je er zowat alle metaalwaren die je tegenwoordig in een doe-het-zelfzaak vindt. De winkel had ook een afdeling 'kerkartikelen' met een aanbod van kaarsen, kruisbeelden, heiligenbeeldjes, gebedenboekjes, wijwatervaatjes, enz. De winkel was hiervoor bijzonder strategisch gelegen, recht tegenover de kerk.

 

De koster stond erop dat zijn kinderen een muzikale opleiding kregen en piano leerden. Zo werd Leo Leander Bekaert niet alleen winkelier en ondernemer maar ook een begaafd muzikant. Hij volgde op jonge leeftijd zijn vader op, eerst als voorlopig koster en na een opleiding in de 'kosterschool' in Torhout werd hij definitief benoemd. Hij oefende dit ambt uit tot hij in 1898 ontslag nam omdat dit niet meer te combineren viel met de groei van zijn bedrijf. 'Toen hij sedert lang geen koster meer was, zat hij dikwijls aan het kerkorgel, om zijn gemoed in de gewijde muziek lucht te geven' aldus Alberik Ovaere (in 'Zwevegem vroeger en nu'). De drukke functie van bedrijfsleider belette hem echter niet om zich ook politiek te engageren; hij werd gemeenteraadslid, een tijdje burgemeester en provincieraadslid en was ook actief in de plaatselijke sociale huisvesting.

(Bijkomende info over Leo Leander Bekaert komt uit een publicatie van Marcel Maes en is te raadplegen in de bibliotheek van Zwevegem. Daar vind je ook de werken van Jan Deloof en Alberik Ovaere.)