Dogen: Baso en Nangaku
Wakkere Weg - Dit!
Meester Dogen’s Shinji Shobogenzo.
301 Koan , Boek I – 8
Baso (707-786)
Meester Baso Do-itsu uit Kozei in het district Ko deed dienst als Jisha (persoonlijke secretaris) van meester Nangaku Ejo en hij ontving op intieme wijze het geestes-zegel van Gautama Buddha. Hij leefde in de Denpo tempel en zat vaak in zazen. Hij was de meest vooraanstaande leerling van meester Nangaku. Deze wist dat meester Baso over uitzonderlijke talenten beschikte in de beoefening van het boeddhisme.
Nangaku (677 - 744)
Meester Nangaku ging naar meester Baso en vroeg: “Wel, grote monnik, wat is jouw bedoeling in het beoefenen van zazen?”
Baso Do-itsu zei: “Mijn bedoeling is een Buddha te worden.”
Nangaku Ejo raapte een tegel op en begon die te polijsten tegen een steen recht voor de hut van meester Baso.
Baso Do-itsu zei: “Meester, wat ben je aan het doen?”
Nangaku Ejo zei: “Ik polijst deze tegel om er een spiegel van te maken.”
Baso Do-itsu zei: “Hoe kan het polijsten van een tegel er een spiegel van maken?”
Nangaku Ejo zei: “Hoe kan zitten in zazen van jou een Buddha maken?”
Baso Do-itsu zei: “Wat is dan juist om te doen?”
Nangaku Ejo zei: “Wanneer iemand op een kar rijdt en de kar gaat niet vooruit, wat moet hij dan doen? De kar een tik geven of de os die de kar trekt?”
Baso Do-itsu gaf geen antwoord.
Nangaku Ejo ging verder: “Zazen beoefenen is beoefenen dat je een Buddha bent in zazen. Wanneer je zazen beoefent verschilt dat van alledaags gedrag zoals zitten of liggen. Niettemin, wanneer je beoefent dat je een buddha bent in zazen, is deze buddha voorbij welke vaste (gefixeerde) vorm dan ook.”
Nangaku Ejo zei: “We zouden in het levende, huidige moment in het werkelijke universum niet de voorkeur moeten geven aan goed of slecht. Wanneer je beoefent een buddha te zijn in zazen ben je onvermijdelijk verlost van het concept van een buddha. Gehecht te raken aan de vorm van zitten betekent dat je het principe van zazen nog niet volkomen doorzien hebt.”
Terwijl hij dit onderricht van de meester hoorde, had Baso het gevoel alsof hij zoete nectar had gedronken.
Commentaar door Gudo Wafu Nishijima
Gudo Wafu Nishijima
Meestal wordt deze koan zo geïnterpreteerd dat de betekenis ervan is dat je geen buddha kunt worden door enkel zazen te beoefenen. Maar de interpretatie van meester Dogen was toch iets anders. Hij viel het idee aan van doelbewust worden. Wanneer iemand in zazen zit is hij reeds een buddha. Hij kan niet nog eens een buddha worden. Het polijsten is niet het maken van een spiegel, maar slechts de handeling van polijsten – het is de handeling van een buddha.
Wat betekent het om te zeggen dat je een buddha bent wanneer je in zazen zit? Wanneer je in zazen zit zie je de realiteit rechtstreeks onder ogen. We zien gedachten onder ogen, emoties en ongemak (zowel fysiek als mentaal). Ook zien we dat de realiteit meer is dan alleen maar gedachten of alleen maar het lichaam.
Dit is moeilijk op te merken, met name voor beginners. Wanneer zij zitten is wat ze voelen vaak pijn en verveling. Dat ligt ver van hun idealistische beeld van verlichting of buddhaschap vandaan. Niettemin zijn de pijn en de verveling hun realiteit.
In ons dagelijks leven gaan we er ver in om dit aspect van de realiteit te ontlopen of toe te dekken. In zazen komen we dit rechtstreeks onder ogen. Je kunt er niet aan ontsnappen; er moet doorheen geleefd worden, het moet ervaren worden. De realiteit is niet alleen pijn en verveling, er zijn vele andere en veel diepere aspecten van de realiteit. Ook die kom je in zazen tegen en ook deze aspecten kom je onder ogen. Maar je komt ze tegen zoals ze vanzelf op natuurlijke wijze opkomen.
Onze intellectuele beelden van verlichting kunnen de dingen niet versnellen. Het intellect zelf is niets meer dan een dunne oppervlakkige laag boven op de veel diepere oceaan van de lichaam-geest realiteit.
Meester Baso vroeg daarop wat hij zou moeten doen en meester Nangaku gebruikte de vergelijking van een kar die door een os getrokken wordt. Als de os halsstarrig is kunnen we hem vooruit laten gaan met behulp van een tik, maar als een van de wielen van de kar vastzit kunnen we de os slaan wat we willen en toch niet vooruit komen. We dienen alert te zijn in de realiteit van de situatie en er niet onze vooropgezette ideeën op projecteren.
De os vertegenwoordigt de geest of de mentale factoren. De kar vertegenwoordigt het lichaam of de materiële factoren. De idealist denkt er alleen aan de os een tik te geven. Hij negeert de kar, totdat misschien op een dag een van de wielen eraf loopt en hij zo in de modder terecht komt.
De materialist denkt alleen aan de kar. Misschien wil hij dat de kar er goed onderhouden en snel uitziet, of wil hij hem versieren met goud en kostbare juwelen; intussen laat hij de os verhongeren en kan zijn fraaie voertuig niet vooruit komen.
Zazen is een beoefening van lichaam-geest – het hele wezen. Een boeddhist zorgt voor zowel de os als de kar.
Vervolgens ging meester Nangaku in op het verschil tussen zazen en alledaags gedrag. Hij legde uit wat het betekent zazen te beoefenen: te beoefenen dat we een buddha zijn in zazen. Hij legde er de nadruk op dat zazen verschilt van onze gewoonlijke manier van doen, zoals wanneer we zitten of liggen. Hoe verschilt zazen hiervan? In ons dagelijks leven zijn we meestal in beslag genomen door gedachten (en/of gevoelens). Het is lastig de realiteit werkelijk te zien vanwege deze gedachten. In zazen gaan we dwars door de verduisterende wolk van gedachten heen.
Anderzijds verschilt zazen van wat we gewoonlijk een ontspannen toestand noemen in die zin dat zazen een zekere mate van fysieke tonus en mentale waakzaamheid bewaart. Meester Nangaku wilde dit onderscheid tussen zazen en ons dagelijks leven maken omdat er boeddhisten waren en zijn die erop staan dat ons dagelijks leven niet verschilt van zazen. Het is waar dat ze hetzelfde zijn wanneer je daarmee bedoelt dat ze beide bestaan in de realiteit zelf. Maar in ons dagelijks leven is het erg moeilijk, en voor de meesten onder ons onmogelijk, om de realiteit helder te zien.
In zazen zitten we in de realiteit en ervaren haar rechtstreeks op een manier die in ons dagelijks leven amper voorkomt. Deze ervaring verandert langzamerhand ons hele dagelijks leven. Wanneer we in zazen zitten zijn we een buddha. Een buddha in zazen heeft geen vaste, gefixeerde vorm. Een buddha in zazen kan lang en blond zijn, klein en mollig, een atleet, een oude vrouw of een tiener. Daarbij kent een buddha in zazen vele gesteldheden: vredig, sereen, afgeleid, verveeld, blij enzovoorts.
Er is niet maar één gesteldheid waarnaar we kunnen wijzen en waarvan we kunnen zeggen: “Dit is waarnaar je op zoek bent; wanneer je deze gesteldheid bereikt, heb je het buddhaschap bereikt.” Zulke vooropgezette ideeën zijn slechts plaatjes in ons hoofd. Er is geen afgebakende vorm voor een buddha. Ieder die in zazen zit heeft haar of zijn eigen vorm. Zo kunnen we zeggen dat zazen getooid is met de oneindige vormen van buddha.
Daarop zei meester Nangaku tegen Baso dat hij in het moment van handelen geen voorkeur zou moeten hebben voor goed of verkeerd. In de ogenblikkelijke flits van de realiteit is er noch goed noch verkeerd. Er zijn geen buddha’s en geen niet-buddha’s. In de feitelijke beoefening van zazen is er geen “buddha” te vinden; onze concepten van buddha zijn achtergelaten en we zijn vrij om in de realiteit zelf te zitten. We zijn vrij om buddha’s te zijn.
Als we ons vasthechten aan de fysieke vorm van zitten, bijvoorbeeld door ons op de adem te concentreren of door voortdurend met een fysieke bewustheid bezig te zijn, dan hebben we niet begrepen dat zazen zitten is met eenheid van lichaam-en-geest, de gesteldheid waarin er geen nadruk bestaat op ofwel het mentale ofwel het fysieke.
Bron: Master Dogen’s Shinji Shobogenzo. 301 Koan Stories, Gudo Wafu Nishijima, Edited by Michael Luetchford and Jeremy Pearson, Windbell Publications, Guildford (Surrey) 2003, pp. 12-14.