De Praktijk van Zazen - Houding van het Lichaam

De Praktijk van Zen-Zitten

                Wakkere Weg - Dit!

Kodo Sawaki

Houding van het Lichaam

‘Za’ betekent ‘zitten’, ‘Zen’ betekent ‘meditatie, concentratie, aandacht’. Zazen is zitten in zen, zittend zen, zitten in wakkere, open aandacht. Zorg voor een rustige plek, waar je tijdens de beoefening van zazen niet gestoord wordt. Zit bij voorkeur op een afstand van ongeveer één meter voor een kale muur, zodat je blikveld rustig en ‘stil’ is. Je kunt een kaarsje en/of wierook branden, een bloemetje, een buddha-beeldje; alleen wat je meditatie ondersteunt. Geen muziek. Gebruik een kookwekkertje, een alarm op je horloge of klok of iets dergelijks om het einde van de meditatietijd aan te geven. Er zijn wierookstaafjes die er een half uur over doen om op te branden; kun je ook als ‘klok’ gebruiken. Bepaal van tevoren hoe lang je gaat zitten (per zitperiode tussen 15 en 45 minuten; 25 minuten is de duur in veel zengroepen) en houd je daar aan, ook (juist) wanneer het niet zo ‘goed’ gaat. Draag gemakkelijke, niet knellende kleding.

Vaak is een (korte) lichaamsoefening een geschikte voorbereiding op mediteren. Ook enkele minuten loopmeditatie (kinhin) vormen een goed begin.

Ga dan zitten. Zazen betekent terugkeren naar de normale, natuurlijke toestand van lichaam-en-geest. Het is geen ascese, maar een uiterst uitgebalanceerde en daardoor in beginsel comfortabele wijze van zitten. Lichaam en geest zitten zo stil dat iedere vorm van onderscheidend bewustzijn achtergelaten wordt en niets dan onverdeelde, hele ervaring overblijft. Om dìt te realiseren geef je al je energie aan zazen.

Taisen Deshimaru : “Zazen est la condition normale du corps et de l'esprit,

tranquilité, stabilité, équilibre, harmonie.“

Zazen is de normale toestand van lichaam-en-hart-en-geest,

kalmte, stabiliteit, balans, harmonie.

Als volgt: Neem plaats op je zafu (zitkussen) of zitbankje dat op een deken of zabuton (zitmatje) rust. Vorm een stabiele basis met als dragende (gelijkzijdige) driehoek de beide knieën en zitbeentjes. Kies die houding die (met enige moeite) mogelijk is: hele lotus, halve lotus, kwart lotus, Birmaans, seiza (met de knieën uiteen). Hele en halve lotus zijn alleen op een kussen mogelijk, de andere houdingen kunnen ook op een zitbankje worden uitgevoerd. De hoogte van zitkussen of zitbankje is van groot belang en dient individueel (d.m.v. experiment) te worden vastgesteld. Let erop dat je op de voorste helft van kussen of bankje steunt. Buig eventueel even naar voren om kussen of bankje precies goed te plaatsen. Overigens, als deze houdingen niet mogelijk zijn, kun je ook op een stoel (met rechte zitting en je heupen iets hoger dan je knieën) gaan zitten of je kunt zelfs liggend mediteren. Zolang je lichaam en adem er zijn is het mogelijk zazen te beoefenen!

Jonge man in zazen, houten beeld waarvoor Taisen Deshimaru model heeft gestaan

De volgende, verdere aanwijzingen zijn afkomstig van Roland Yuno Rech:

Vergeet aan het begin van zazen niet je duimen in je vuisten te plaatsen, de vuisten op je knieën en de handpalmen naar het plafond gekeerd; balanceer met energie zeven, acht keer van links naar rechts en van rechts naar links. Doe dit vanuit je middel en in het verticale vlak, met royale bewegingen in het begin die naar het einde steeds kleiner worden. Wanneer je eenmaal goed het zwaartepunt van je houding gevonden hebt kom je tot stilstand.

Vervolgens maak je gassho met de handen samengevoegd op de hoogte van je gezicht en je buigt diep naar voren. Zo drukken de knieën krachtig op de grond; hierna kom je weer recht overeind vanuit het middel. Je brengt je linkerhand in je rechterhand, de duimen maken contact en zijn horizontaal, de handkanten raken de onderbuik. De armen hangen zonder spanning op natuurlijke wijze neer, de ellebogen zijn los van het lichaam, de schouders mooi ontspannen. Je haalt twee of drie keer diep adem. Je ademt diep in en uit, hierna volg je het natuurlijke ritme van je ademhaling.

Vanaf het begin van zazen concentreer je je op de houding, vooral op de belangrijke punten van de houding. Je kantelt het bekken en ontspant goed de buik zodat het lichaamsgewicht stevig op de zafu drukt. Je zit zodanig dat de anus de zafu amper of niet raakt; dat geeft aan de houding een zeer stabiele basis. Het is belangrijk dat je je stevig in de grond geworteld voelt en dat je tegelijk goed vanuit het middel je rug strekt en eveneens de nek; zo ontspan je alle spanningen, alle samentrekkingen in je rug. De schouders zijn ontspannen, hangen naar beneden en de kin is iets naar binnen ingehouden. Het hoofd hangt niet naar voren, de oren zijn in hetzelfde verticale vlak als de schouders, de neus op dezelfde verticale lijn als de navel.

Gedurende heel het zazen breng je de aandacht steeds weer naar deze verticale as van de houding. Let erop dat je lichaam niet te gespannen is en evenmin te ontspannen, in het bijzonder in je nierstreek; de lendenen zijn goed gestrekt, er is daar krachtige energie, maar de rug is niet te hol. Wanneer de kanteling van het bekken naar voren klopt, kan de buik ontspannen zijn en wordt de uitademing op natuurlijke wijze diep. De tong ligt tegen het verhemelte, de kaken zijn ontspannen en de blik, rustend op de grond vóór je, is op geen enkel punt in het bijzonder gericht. Niet gefixeerd op welk punt dan ook wordt de blik wijds, d.w.z. dat ze heel de ruimte vóór je omvat, net zoals het bewustzijn in zazen alle verschijnselen die opkomen omvat zonder door wat dan ook verstoord te raken. Door je te concentreren op het puntje van je tong kun je de innerlijke dialoog tot rust brengen. De linker hersenhelft – het hersengedeelte van de taal – komt tot rust en je kunt denken met heel je lichaam, niet alleen met woorden.

Lichaam en geest worden eenheid, je hebt aandacht voor je houding, je bent helemaal één met de houding. Je hebt aandacht voor je ademhaling in plaats van je gedachten te volgen. Je volgt de inademing, daarna de uitademing. Je wordt één geheel met de ademhaling tot op het punt waarop er niemand meer is die ademt – er is enkel de ademhaling. De ademhaling moet niet opzettelijk, door de wilskracht gestuurd worden, net zo min als dit bij de concentratie op de houding het geval is. Wanneer je de houding hebt ingenomen laat je ieder vastzitten aan lichaam en geest los in de houding, d.w.z. dat je volledig de houding wordt, zonder enige gescheidenheid. Het lichaam is niet een object waarmee je oefent. Het lichaam in zazen is de beoefening zelf, dit lichaam in zazen is niet simpelweg ons lichaam, het wordt gelijk aan het lichaam van Buddha, d.w.z. het lichaam dat ontwaakt tot zijn eenheid met heel het universum. Het lichaam zonder gescheidenheid.

Roland Yuno Rech

Je ademt door het hele lichaam heen, niet alleen met je neus, maar met je buik, de longen, de handen. De handen die in contact zijn met de onderbuik, met de plek waar heel de energie van de uitademing zich concentreert.

Zelfs als de godo (degene die het onderricht geeft) in detail de wijze van beoefenen beschrijft, zelfs wanneer je jezelf herinnert aan de belangrijke punten van de beoefening, dan zijn er toch geen gedachten meer wat betreft die beoefening wanneer je werkelijk in de beoefening zelf geconcentreerd bent; er is enkel de beoefening zelf, je vergeet dan iedere bewuste intentie in de beoefening. Zo wordt de beoefening onmiddellijk en spontaan bevrijding, vrij van alle ego, van iedere intentie, van elk doel. Deze vrijheid kan zich voortzetten in alle activiteiten van het dagelijks leven.

Tijdens een tweede zitperiode is het beter de wijze waarop de benen gekruist zijn te wisselen – kruis ze niet steeds op dezelfde manier.

Vertaald uit: Roland Yuno Rech, Le Zen du Bouddha, Editions Yuno Kusen, Paris 2002, pp. 215-217.

Om blindstaren op bepaalde formuleringen of termen te vermijden, volgen nog enkele fragmenten waarin op verschillende manieren de houding van zazen wordt beschreven:

Fragment uit 'La Pratique du Zen' van Taisen Deshimaru (1914-1982):

De beoefening van zazen is het geheim van zen. Zazen is moei­lijk, ik weet het. Maar wanneer het dagelijks beoe­fend wordt, is het zeer werkzaam voor de verruiming van het bewustzijn en de ontwikkeling van de intuïtie. Door zazen komt niet alleen veel energie vrij, het is een hou­ding van verlich­ting. Tijdens de beoefening ervan moet je er niet naar streven wat dan ook te bereiken. Zazen heeft geen on­der­werp; het is enkel concen­tratie op hou­ding, adem en geest.

Je zit midden op een zafu (rond kussentje) en kruist de benen in de lotus- of halve lotus-houding. Als dat onmogelijk blijkt, kruis je eenvou­dig de benen zonder een voet op het dijbeen te plaat­sen; je hoort niettemin de knieën stevig op de grond te drukken. In de lotus-positie drukken de voeten op ieder dijbeen op zones die belangrijke acupunc­tuur­punten bevatten; deze staan in verbinding met de meridi­anen van lever, blaas en nieren. Vroeger prikkel­den de samoerai deze centra van energie automa­tisch door met de dijen tegen hun paard te drukken.

Terwijl je het bekken naar voren hebt gekanteld ter hoogte van de vijfde lendewer­vel [dit is de onderste lendewervel, meteen boven het heiligbeen] en terwijl je de wervelkolom goed ge­welfd en de rug recht houdt, druk je met de knieën de aarde omlaag en met het hoofd de hemel omhoog. De kin is ingetrokken en de nek daardoor gestrekt, de buik is ont­span­nen en de neus staat loodrecht boven de navel; zo ben je net een gespannen boog waarvan de pees gevormd wordt door de geest.

Taisen Deshimaru geeft uitleg over de houding

Eenmaal in de houding leg je de gesloten vuisten (met de duim omklemd) op de dijen vlakbij de knieën en je schommelt met goed rechte rug naar links en naar rechts, zeven of acht maal, terwijl je de beweging beetje bij beetje ver­kleint totdat je het lood­rechte evenwicht gevonden hebt. Dan groet je (gassho), d.w.z. je brengt de handen voor je bij elkaar, handpalm tegen hand­palm, ter hoogte van de schouders; de gebogen armen blij­ven horizontaal.

Tenslotte leg je de linkerhand op de rechter­hand, met de handpal­men naar boven gericht, tegen de onderbuik; terwijl de duimen aan hun uiteinden met elkaar in contact zijn en door een lichte spanning horizontaal worden gehouden, vormen ze berg noch dal. De schouders hangen op natuur­lijke wijze naar beneden, alsof ze achteruit zijn geworpen. De punt van de tong raakt het verhemel­te. De blik rust vanzelf voor je op een afstand van ongeveer één meter. Hij is in feite naar binnen ge­richt. De ogen, half geloken, kijken nergens naar - zelfs wanneer je intuïtief alles ziet!

Fragment uit Zen Mind, Beginner's Mind (Nederlandse vertaling: Zen-begin. Eindeloos met zen beginnen) van Shunryu Suzuki (1904-1971):

Ik zou het nu willen hebben over onze zazenhouding. Als je in de volledige lotushouding zit, rust je linkervoet op je rech­terdij en je rechtervoet op je linkerdij. Als we op deze manier onze benen kruisen dan zijn ze één geworden, ook al hebben we een rechter- en een linkerbeen. De houding drukt de eenheid van dualiteit uit: niet twee en niet één. Dit is het belangrijkste inzicht: niet twee en niet één. Ons lichaam en onze geest zijn niet twee en niet één. Als je denkt dat je lichaam en geest twee zijn, dan is dat verkeerd; als je denkt dat ze één zijn, dan is dat ook verkeerd. Ons lichaam en onze geest zijn zowel twee als één. Meestal denken we dat als iets niet één is, dat het dan meer dan één is; als het geen enkel­voud is, dan is het meervoud. Maar onze eigenlijke ervaring is dat ons leven niet alleen meervoudig, maar ook enkelvoudig is. Ieder van ons is zowel afhankelijk als onafhankelijk.

Na een aantal jaren zullen we sterven. Als we alleen maar denken dat dit het einde van ons leven betekent, dan begrijpen we het verkeerd. Maar van de andere kant, als we denken dat we niet sterven, is dit ook verkeerd. We sterven en we sterven niet. Dat is het juiste begrip. Er zijn mensen die zeggen dat onze geest of ziel voor eeuwig bestaat, en dat het alleen ons fysieke lichaam is dat sterft. Maar dat is niet helemaal juist omdat zowel lichaam als geest hun einde hebben. Maar het is tegelijkertijd ook waar dat ze eeuwig bestaan. En ook al zeggen we geest en lichaam, in feite zijn ze twee kanten van één medaille. Dit is het juiste begrip. Wanneer we dus deze hou­ding innemen, symboliseert dat deze waarheid. Als ik mijn linkervoet aan de rechterkant van mijn lichaam heb en mijn rechtervoet aan de linkerkant, weet ik niet wat wat is. Ieder van de twee kan linkerzijde of rechterzijde zijn.

Shunryu Suzuki

Het belangrijkste bij het innemen van de zazenhouding is je ruggengraat recht te houden. Je oren en schouders moeten op één lijn liggen. Ontspan je schouders en rek je met de achterkant van je hoofd uit naar het plafond. En trek je kin in. Als je je kin optilt zit er geen kracht in je houding; dan ben je waarschijnlijk aan het dromen. Om eveneens aan kracht in je houding te winnen druk je het middenrif naar beneden in de richting van je hara of onderbuik. Dit zal je helpen je lichamelijk en geestelijk evenwicht te bewaren. Wanneer je deze houding probeert vol te houden zal het je misschien in het begin moeilijk vallen om op natuurlijke wijze te ademen, maar wanneer je er mee vertrouwd raakt zul je natuurlijk en diep kunnen ademen.

Je handen moeten de 'kosmische mudra' vormen. Door je linker­hand op je rechter te leggen met de middelste kootjes van de middelvingers tegen elkaar en door je duimen elkaar licht te laten raken (alsof je er een stukje papier tussen vasthoudt), zullen je handen een mooie ovaal vormen. Je moet deze univer­sele mudra met de grootste zorg volhouden, alsof je iets heel kostbaars in je hand vasthoudt. Houd je handen tegen je lijf, met je duimen ongeveer ter hoogte van je navel. Houd je armen vrij en gemakkelijk, een beetje van je lichaam af alsof je onder elke arm een ei vast hebt zonder het te breken.

Leun niet zijwaarts, achterwaarts of naar voren. Je dient rechtop te zitten alsof je de lucht met je hoofd onder­steunt. Dit is niet alleen maar vorm of ademmethode. Het drukt het kernpunt van het boeddhisme uit. Het is de volmaakte uitdruk­king van jouw boeddhanatuur. Als je boeddhisme werke­lijk wilt verstaan, dien je op deze wijze te oefenen. Deze vormen zijn geen middel om de juiste geesteshouding te ver­krijgen. Deze houding in te nemen is zèlf het doel van onze beoefening. Wanneer je deze houding hebt, heb je de juiste geesteshouding, dus het is niet nodig te proberen een of andere bijzondere toestand te bereiken. Als je iets probeert te bereiken, begint je geest naar ergens anders af te dwalen. Als je niet probeert iets te bereiken, zijn je eigen lichaam en geest precies hier. Een zenmeester zou zeggen, 'Dood de Buddha!' Dood de Buddha als de Buddha ergens anders be­staat. Dood de Buddha, omdat je je eigen buddhana­tuur weer dient aan te nemen.