Met het godsdienstig leven in die tijd viel niet te spotten. Godslasteraars werden meestal met een zeer verre boetbedevaart bestraft .
Evenals bij de ambachten was er voor een gilde de vanzelfsprekende gewoonte om volgens oude regels de patroonsdag te vieren.
Die begon meestal met een vroegmis, gevolgd door een vergadering en besloten met een gezellig samenzijn.
Bij het koningschieten was iedereen verplicht aanwezig te zijn.
De procedure van de aloude ‘papegay dach’ was vrij eenvoudig. Men begon met een vroegmis in de kapel of kerk. Al naar gelang de beschikbare middelen en geldende voorschriften ter plaatse gebeurde dat op deze hoogtijdag in vol ornaat en vanzelfsprekend hadden de schutters de voetbogen of handbogen niet thuis gelaten. Vervolgens trokken zij met vliegend vaandel en slaande trom de kerk binnen. Vroeger was de vuistregel dan niet meer dan één vaandel en één gildetrom werd gebruikt.
Na de kerkdienst trok men op naar de 'peerse' of boom, een hoge mast met boven op de top een imitatievogel die er moest worden afgeschoten.
Evenals nu kon men op verschillende manieren schieten, volgens rangorde of volgens loting. Maar het ging ook wel anders, allemaal tegelijk.
Van latere eeuwen is bekend, dat de schietboom werd vrij gemaakt, 'gevrijd'. In enkele plaatsen waar een schuttersgilde of schutterij een begrip is, wordt na het bekend zijn van de nieuwe koning de kerkklok geluid.
Voor de nieuwe koning gold het recht, dat hij niets voor het koningsmaal behoefde te betalen, evenmin als voor zijn vrouw, de koningin van het gilde.
De koning had wel de verplichting, om aan de zilveren konings¬vogel een zilveren schild toe te voegen.
Het koningschieten was in principe een jaarlijkse gebeurtenis. Wie zich drie achtereenvolgende keren tot koning schoot mocht zich 'keizer voor het leven' noemen en was gedurende die tijd ook lid van het bestuur.
Het hoogtepunt van de patroonsdag is de deelname aan de kerkdienst in vol ornaat. Met 'vliegend vaandel' en 'slaande trom' trekt het gilde de kerk binnen. Een machtig geluid en een schoon schouwspel. In het welkomstwoord of de preek zal de pastoor als gildeheer steeds weer opnieuw de nadruk leggen op de betekenis die het gilde als broederschap dient te hebben en uit te dragen. En dan zijn er de gebeden voor de overledenen en levenden, want zonder de kracht van God is een gilde gelijk een stuurloos schip in een woeste zee.
Tijdens de consecratie brengt de vaandeldrager met het gildevaandel de zogenaamde 'Koningsgroet'; staande naar het altaar wordt eerst drie keer rechtsom gedraaid, daarna drie keer linksom. het is een symbolische handeling die tot uitdrukking wil brengen dat er een band is tussen gilde en kerk.
Na de kerkdienst is het gewoonte dat aan pastoor, burgemeester en eventuele genodigden een vendelgroet wordt gebracht, meestal voorafgegaan door de Eed van trouw aan het burgerlijk en wereldlijk gezag.
De vendelgroet begint met het volgende commando:
'Vendeliers, presenteert uw vendel, neigt uw vendel, zwaait uw vendel voor God, Koningin en Vaderland'.
Hierna volgt de gildenmaaltijd, die de naam heeft 'Bourgon¬disch' te zijn.
Een gildenbegrafenis verloopt niet op elke plaats volgens dezelfde regels. Er zijn kleine verschillen maar het is altijd een ontroerende stijlvolle plechtigheid.
De grote verschillen treden pas op wanneer er sprake is van een crematie.
In het laatste geval is er een sterk ingekorte ceremonie die in de aula van het crematorium eindigt.
De begrafenis begint met de begeleiding van de overledene naar de kerk. Voorop gaat het gilde met rouwtekenen, zwart omfloerste trommen, een zwart omfloerst gildevaandel of met aangebracht zwart lint, rouwbanden om de armen.
Aan weerszijden van de lijkwagen drie gildebroeders/-zusters. Achter de lijkwagen weer enkele gildebroeders/-zusters en bij aanwezigheid van gildezusters lopen ook zij achter de wagen.
Als de begrafenisstoet bij de kerk is aangekomen wordt de overledene op een baar geplaatst. Vervolgens ontdoet de hoofdman de koning van zijn koningszilver en legt dit als hoogste eerbewijs midden op de kist. Het koningszilver blijft dan gedurende de hele uitvaartdienst op de kist liggen.
De gildeleden vormen aan weerszijden voor de ingang van de kerk een erehaag waar tussen door de overledene door zes gildebroeders/-zusters naar binnen wordt gedragen. De gildebroeders/-zusters letten hierbij goed op dat dit gebeurt zoals zij zelf zeggen; met de voeten naar voren, beter gezegd, met het aangezicht in de richting van het altaar.
In het kerkportaal wordt even halt gehouden om de priester de gelegenheid te geven de kist met wijwater te besprenkelen.
Bij het verder naar binnengaan worden de trommen zachtjes geroerd. De overledene wordt dan voor het altaar geplaatst, het aangezicht daarop gericht en de vaandeldrager erachter. De vendeliers staan met hun vendels in het priesterkoor opgesteld. De tamboers links en/of rechts vóór het priesterkoor. Gedurende de gehele uitvaartdienst staan aan weerszijden van de kost drie gildebroeders/-zusters. Tijdens de consecratie wordt boven de overledene de zogenaamde Koningsgroet uitgebracht.
Na de kerkdienst dragen dezelfde gildebroeders/-zusters de overledene uit de kerk. De overledene is dan met het aangezicht van het altaar afgewend, het smalle deel van de kist voorop in de richting van de uitgang.
Bij een aantal gilden is het gebruikelijk om direct na de kerkdienst een laatste vaandelgroet aan de overledene uit te brengen. De vaandeldrager gaat voor de overledene staat (aan het smalle deel van de kist) en laat het vaandel enige momen¬ten stil op de kist rusten als teken van een afgestorven, volbracht leven.
Vroeg of laat zal voor allen dit moment aanbreken want men draagt elkaar naar het graf.
Vervolgens gaat de stoet naar het kerkhof waarbij het gebruikelijk is, dat bij aanwezigheid van gildezusters zij de bloemen dragen.
Voor zover in de kerk nog niet door de priester de absoute is gegeven (kwijtschelding van straf voor zonden, na de lijkmis), wordt dit op het kerkhof gedaan.
Bij het graf aangekomen wordt de overledenen aldaar op een plankier geplaatst. Het koningszilver wordt weer van de kist afgenomen. Het kan gebeuren dat de familie hier nog aanwezig is, maar het komt ook voor dat zij al iets eerder bij de ingang van het kerkhof afscheid hebben genomen.
Als de familieleden zijn vertrokken is het de taak van de zes gildebroeders/-zusters om de overledene ter aarde te bestellen; de afdaling van de kist in het graf, met het aangezicht in de richting van het hoofdkruis. Als er na de kerkdienst geen laatste vaandelgroet is uitgebracht zal dit boven het graf plaatsvinden.
Elk aanwezig gildelid gaat nog één keer langs de overledene en dan is het gedaan.
Mensen komen en gaan, maar een gilde blijft bestaan.