De standaardrijder voert de standaard van een gilde.
Hij heet ook wel alferes. Waarschijnlijk ook afkomstig van het Spaanse ‘alférez’. In sommige gilden wordt ook de naam ‘cornet’ gebezigd.
Dit is de bij gilden en schutterijen gebezigde term voor de ruiter die het gildevaandel meevoert. Het voeren van de standaard is een voorrecht en de alferes behoort meestal tot de overheid.
Voor het gilde uit rijdt hij te paard de standaard, die hij in de rechterhand in een steun aan de voetbeugel houdt.
In een zigzaggende lijn (de zogenaamde slangenvolte) maakt hij links en rechts baan voor het vaandel en het gilde, zodat deze ongehinderd kunnen passeren.
Tijdens gildefeesten worden er wedstrijden gehouden in dressuur op het toernooiveld, waar een ring wordt uitgezet van 30 x 60 meter. De ruiter te paard rijdt vervolgens 2 maal een figuur, de eerste maal in stap en vervolgens in draf.
Ook in de optocht wordt de combinatie beoordeeld. Gelet wordt op het goed uitreiden van de slangenvolte en of het paard goed onder controle is van de ruiter.
Achter standaardrijder en vaandrig gaat voor het gilde de ‘trommelslager’ de tamboer zijn trom ‘roerend’: “Hoort het gilde komt”.
Hij geeft de maat aan tijdens het zo kenmerkende ‘gaan’ van het gilde met het typische ‘tempo 90’ omdat vroeger de te dragen zware borst- en beenplaten een snellere gang gewoon verhinderden.
Onder een echte gildetrom verstaat men een trom, waarvan de ketel zowel van hout of van koper (of messing) gemaakt kan zijn.
De trom heeft houten banden, ook wel velgen genoemd, en de trommelvellen mogen niet van kunststof maar moeten van een dierlijk product zijn gemaakt. Het bespannen van de vellen gebeurt met touwen die door middel van leerschuiven naar elkaar toe worden getrokken.
Tegen het onderste trommelvel rusten enkele darmsnaren.
De vastgestelde minimum afmetingen van de trom zijn: voor de hoogte van de ketel en de houten banden (ongeveer 5 cm) 41 cm. Voor de diameter van de trom en de dikte van de banden (ongeveer 1 cm) 42 cm. De trom moet bespeeld worden met houten slagers die een gewicht hebben van minimaal 180 gram per stel. Naast de grote gildetrom kennen we de kleine gildentrom en de kleine muziektrom. Zij mogen alleen bespeeld worden door jeugdtamboers met minimale afmetingen van 30 cm voor de totale hoogte en 32 cm voor de doorsnede.