De belangrijkste man van het gilde was de hoofdman. Deze werd terzijde gestaan door een aantal dekenen. Tezamen vormden zij het bestuur van het gilde (overheid). Toetreding tot een schuttersgilde kon alleen maar plaatsvinden met een onbesproken gedrag. Lid worden van een gilde betekent in de goede zin een verbintenis aangaan met medemensen voor je verdere leven. Lid worden van een gilde is, toetreden tot een broederschap waar men zich thuis voelt, ongeacht rang of stand, waar vriendschap heerst om elkaar te helpen of geholpen te worden. Hierin ligt het grote verschil tussen een gilde en andere verenigingen.
Door lid te worden van een gilde is men nog geen gildebroeder/-zuster. Dat wordt men pas na enige tijd of ..... nooit!
Dit laatste is te voorkomen door het toepassen van een selectieve toelatingsprocedure, maar misschien nog meer door aan aspirant leden informatie te geven wat een gilde is. Men behoeft geen christen te zijn om medemenselijkheid gestalte te kunnen geven. Het bijzondere van christenen is evenwel, dat zij de opdracht hebben om anderen te helpen, vooral in een gilde. Spontaan, zonder er betaling voor te vragen. Of zoals de gilden het plegen te zeggen: dienstbaarheid, ongevraagd en onbetaald.
Een belangrijke en bovendien erg plezierige verplichting was het zogenaamde koningschieten (de papegay dach). Na afloop was er het koningsmaal (teren). Bij intrede was de nieuwe gildebroeder/ -zuster verplicht tot het geven van een traktatie (vergansing) of het betalen van een bepaald bedrad aan intredegeld (inkomgeld), ook bekend onder de naam doodschuld. Bij een begrafenis moest iedereen aanwezig zijn om de afgestorvene met gepaste eer ter aarde te bestellen. Dat was ook van toepassing op de begrafenis van vrouwen en kinderen.