Blijham

De Heemen

Buurtschap De Heemen ligt aan de noordkant van het huidige Oosteinde en is de laatste bebouwing voor de Westerwoldsche Aa. Op een kaart van ongeveer 1585 staat hier de benaming Pielzheem. Er stonden vier boerderijen dicht bij elkaar op een wierde met in de ondergrond veel schapenmest, zoals de schoolmeester in 1828 vertelt.

Kaart 1832 De Heemen

Anno 2011 Sporen in het landschap

De bebouwing (vier aaneen gebouwde boerderijen) doet denken aan kloostervoorwerken. Je zou dan kunnen vermoeden dat hier ooit een grote boerderij heeft gelegen, waar de leenman de pacht voor het kloosterbezit inzamelde, met mogelijk de benaming “Pielzheem” (Piesel of pesel = stenen huis, stenen kamer, verwarmde kamer). De Heemen was eigendom van de kerk te Winschoten.

Een vroegere bij de boerderij behorende huisplaats stond op het Reuzenkampje, de eerste kamp over het Zijldiep. De naam dankt dit stuk grond aan de uitmuntende vruchtbaarheidstoestand, waarin het jarenlang moet hebben verkeerd na flinke bemesting met schapenmest.

Kerkhörn

Blijham bestond aanvankelijk uit twee kernen namelijk; Kerkhörn en Meulenhörn.

De noordelijke kern Kerkhörn is gelegen aan de weg naar Bellingwolde en bestaat voornamelijk uit grootschalige classistische en Oldambtster boerderijen. Kerkhörn dankt de naam aan de aanwezigheid van de kerk. Het centraal gelegen deel, was vroeger een woon- en verzorgingsgebied voor de landbouw, met o.a. smederij, winkel, bakker, hotel Ceres etc. Na de Tweede Wereldoorlog wordt de ruimte tussen beide kernen in Blijham geleidelijk aan bebouwd.

Bovenstaande afbeelding van een aquarel van de kerk en de pastorie in Blijham kregen we onlangs toegestuurd via e-mail. We zijn de afzender uiteraard zeer erkentelijk hiervoor. Leest u even mee?

Ten behoeve van uw beeldarchief zend ik u bijgaand een afbeelding van de aquareltekening die Assuerus Quaestius in 1854/1857 van de kerk en de pastorie te Blijham heeft gemaakt. Hij verzond de tekening vervolgens naar zijn schoonvader ds. W.J. Koppius die van 1811 tot 1856 predikant in Blijham was.

De pastorie zou in 1857 zijn afgebroken. Wellicht was dat voor Quaestius aanleiding om zijn in 1854 gemaakte schets uit te werken tot deze aquarel.

Assuerus Quaestius en zijn vrouw Adriaantje Koppius woonden op de buitenplaats Schatzenburg te Dronrijp. Hij liet deze buitenplaats na aan onze stichting.

Met vriendelijke groet,

Stichting Gasthuis Vredenhof,

Willem Poerink, vz.

Kerkhörn met voorzieningen zoals kruidenierswinkel recht en café Ceres rechts

Kerk Blijham na W.O. II zonder torenkap

Voorwold

Het Voorwold, ligt ten zuiden van de provinciale weg van Blijham naar Bellingwolde, ten westen van de Westerwoldsche Aa, ten oosten van de Nummerlaan en ten noorden van de Verschedijk. Het Voorwold ligt in een der alleroudste Dollardpolders en werd na de catastrofale uitbraak van de Dollard in 1684 de St. Maartensvloed, die aan vele mensen en dieren het leven heeft gekost, afgedekt met een kleilaag. In het gebied waren meerdere boerenplaatsen, die in de tweede helft van de 17e en eerste helft van de 18e eeuw zijn verplaatst naar de provinciale weg(Oosteinde).

Voorwold in 1956

In het verleden werd het streekje ook Vorwolt genoemd. In 1470 was er strijd tussen Egge Addinga en de stad Groningen om de eigendomsrechten over het hooiland Vorwolt.

Oosteinde

Streek in het noordelijk gedeelte van Blijham. De doorgaande weg is de verbinding met Bellingwolde. De buurtschappen; De Heemen, Voorwold en Kerkhörn zijn opgegaan in het Oosteinde. De weg werd direct na de aanleg Kerkweg genoemd.

Oldambster boerderij met slingertuin Oosteinde 42

Oosteinde met op de achtergrond Lutje Meulen

Verder op de foto de trambaan naar Bellingwolde

Het is een deel van het oostelijk deel van het Groninger kleigebied, wat een rijke bouw- en tuinhistorie kent. Toen de landbouw in de tweede helft van de 19e eeuw een grote bloei doormaakte, werden boerderijen vergroot en voorzien van royale tuinen die werden aangelegd in de toen heersende Engelse landschapsstijl (slingertuinen).

Postkantoor Blijham (met dank aan Harm Frits Korvemaker)

Blijham kreeg op 15-2-1868 een hulpkantoor onder Winschoten. Er was al sedert 1852 een bestelhuis. Blijham lag op de route van de bodediensten Winschoten-Onstwedde en Vriesscheloo-Winschoten.

Het postkantoor van weleer in de Molenhorn, gebouwd in 1905 door Siebolt Dethmers. Op de foto uit 1906 staan v.l.n.r. S. Dethmers met echtgenote en hun dochtertje Aaltje, dienstbode A. Kruizinga en de postbode Roelf Houwing. Nu Hoofdweg 56 op de hoek met de Veurste Rou.

Op 1-8-1946 nam postkantoorhouder Joh. de Jonge afscheid en werd zijn zoon Jan de Jonge de nieuwe kantoorhouder. Het postkantoor met telefooncentrale was toen in het woonhuis van De Jonge aan de Hoofdstraat gevestigd.

Op de foto v.l.n.r.: zittend Jannie de Jonge, haar vader Joh. de Jonge en de postbode Roelf Houwing. staand Be Dekker, H. Holvast, Geertje Jansen en H. van der Kamp sr.

Jannie de Jonge en Geertje Jansen waren de telefonistes van de telefooncentrale in Blijham (40 aansluitingen). H. Holvast en R. Houwing waren de postbodes in vaste dienst. R. Houwing was tevens de vervanger van de kantoorhouder. B.J. Dekker en H. van der Kamp waren hulpbesteller.

Molenhörn

Gemeentehuis van Wedde

Blijham bestond aanvankelijk uit twee kernen met verschillend karakter. Naast Kerkhörn was er de Molenhörn, meer richting Wedderveer gelegen en bestond uit kleinschaliger bebouwing. Na de Tweede Wereldoorlog wordt de ruimte tussen beide kernen geleidelijk aan bebouwd.

Blijham Raadhuisstraat - rechts Hotel Nieuwburg

Blijham ca. 1920 Tramhalte Hotel Nieuwburg,

rechts de spoorlijn

Hotel Nieuwburg vanaf de Wedderkant

met links de spoorlijn in aanleg

Zoals op een kaart uit 1595 is ingetekend liep de oude “Heerwech”(nu Hoofdweg) van Munster naar Groningen door Blijham. De bebouwing in deze omgeving was verspreid in het landelijk gebied. De Verschedijk (nu Verschedijk, Raadhuisstraat en Schoollaan) was de grens tussen de marke Vriescheloo, behorende tot het kerspel Vriescheloo en de Blijhamster landen van het kerspel Blijham. Niet uitgesloten is, dat de Verschedijk in eerste instantie is aangelegd als “leidijk”. Een dergelijke dijk moest voorkomen dat het zure veenwater naar de lager liggende weide- en landbouwgronden kon stromen. In westelijke richting sluit de Versche dijk aan op de A-dijk of Startjesdijk (of Stadjedijk) welke langs de Westerwoldse A loopt. In oosten liep de dijk tegen de hogere zandrug, waarop aan het “ achterpad” de boerderijen waren gesitueerd. Iets zuidelijker sloot hier op aan de Veendijk. Deze liep richting de Pekel A.

Deze Verschedijk was en is een belangrijke landschappelijke scheiding. Het was een scheiding tussen twee karspelen en het recht van opstekkend heerd eindigde van beide zijden tot aan deze dijk. Zoals op voornoemde kaart duidelijk zichtbaar is, wijken in dit gebied de kavelrichtingen duidelijk van elkaar af.

Op de plek waar de Verschedijk, onder een hoekverdraaiïng van ongeveer zestig graden de Heerwech kruist, is het centrum van Blijham ontstaan.

Omdat de Heerwech (later Hoofdweg genoemd) de ontsluiting van Westerwolde was, richting Winschoten en de stad Groningen, werd deze weg steeds intensiever gebruikt. Blijham werd een steeds belangrijker schakel. Het centrum werd een belangrijk op- en overslagpunt voor goederen bestemd voor het “achterland”. Ook was het hier mogelijk om paarden te verversen. Na aanleg van de tramlijn, werd Blijham bij de Kleine Molen ook een knooppunt voor het tramverkeer. Hier werd de lijn naar Bellingwolde afgetakt. Omdat het wegverkeer steeds meer toenam en ook de aansluiting vanuit Stadskanaal via Onstwedde en Wedderveer ook steeds belangrijker werd het verkeer door het dorp steeds intensiever. In 1974 is de provinciale rondweg rond Blijham gerealiseerd.

Fragment Gem. Atlas Nederland, J. Kuyper 1865-1870

Deze nieuwe provinciale weg heeft ertoe bijgedragen, dat de huidige Hoofdweg de functie als doorgaande weg heeft verloren. Nu is het een lokale ontsluiting en doorgaande route voor het langzaam verkeer alsmede een toeristische route. Meulenhörn is het gebied van het huidige centrum van Blijham en dankt de naam vermoedelijk aan de molens die hier hebben gestaan.

De Hoop/Molen Kuiper

Vanuit het dorpscentrum iets verder naar het noorden is in 1613 een windmolen gebouwd op concessie van de Drost van Wedde, Edzard Rengers ten Post. Dit was een standerd molen met een zetelkruier. In 1824 is deze molen vervangen door een achtkantige koren- pel- en boekweitmolen De Hoop. In 1832 was de kadastrale eigenaar Doede Reinders Houwen van beroep molenaar. Later bekende molenaars waren Kuiper en J. Heerd. Laatstgenoemde was ook de eigenaar toen in 1897 reeds een stoomketel werd geplaatst voor het aandrijven van de maalderij. Later is overgeschakeld naar elektrische aandrijving. In 1922 is de molen voor het grootste gedeelte afgebroken. De laatste molenaar was J. Kuiper Het onderste gedeelte van de molen is nu schuurruimte en in gebruik bij de voormalige molenaarswoning Hoofdweg 47.

De Hoop/Molen Kuiper

Ongeveer op de plaats waar nu de Markeweg uitkomt op de Hoofdweg, was een wagenmakerij. Vroeger noemde men een wagenmakerij een stelmakerij. In de jaren negentig van de negentiende eeuw, is door molenmaker Siefken uit Wedderveer een houtzaagmolen op het achterste gedeelte van het pand gebouwd. De eigenaar was toen de heer Riemeijer. Na zijn overlijden trouwde zijn weduwe met de knecht, de heer Jans de Boer. Deze heeft vele bomen in de omgeving van Blijham gekocht en in zijn bedrijf verzaagd. Er lagen destijds stapels dikke bomen voor en naast het bedrijf.

In 1927 nam de heer Wester het bedrijf met de molen over.

In 1940 gingen brak door een hevige storm een wiek van de molen. In 1943 is de bovenbouw afgebroken. De eigenaar heeft veel van het hout van de afbraak gebruikt om er houten onderstukken voor schoenklompen van te maken. Naar dit artikel was er vooral in de oorlogstijd (1940-1945) veel vraag.

In verband met de aanleg van de Markeweg in 1955, zijn zowel de stelmakerij als de ervoor staande woning afgebroken.

De Kleine Molen/Lutje Meuln

Komende vanaf Winschoten stond op de driesprong van de wegen naar Wedde en Bellingwolde de zogenaamde Kleine Molen. Door de markante en voor iedereen zichtbare plek dankt de molen vooral zijn bekendheid. Het gebied nabij de kruising wordt in de volksmond nog steeds Lutjemeuln genoemd.

De molen werd gebouwd in 1823 als grondmolen (grondzeiler) op een achtkantige romp. In het kadastrale eigendomsoverzicht uit 1832 wordt Hendrik Roelfs Kuper als eigenaar met het beroep molenaar van de “koorn & pelmolen” vermeld. Mogelijk was hij ook de eerste eigenaar. Daarna is de molen jarenlang in het bezit geweest van de familie Hazelhoff.

De molen was ingericht als rogge- en pelmolen en had een zelfzwichting op 1 roede.

De zwikstellen werd in 1857 met 7,5 meter verhoogd en werd het een stellingmolen. De molen had een vlucht van ongeveer 20 meter. De molen had één roede zelfzwichting. Het was een prima en goed onderhouden molen.

Vermoedelijk is de benaming Kleine Molen ontstaan toen de molen nog niet was verhoogd en deze werd vergeleken met de molen De Hoop in het centrum van het dorp.

In 1925 was het deze molen welke maalde voor het korenmolenressort (gebied) Blijham, Morige, Lutjeloo, Draaierij, Winschoterzijl en Winschoterhoogebrug. Mulder was toen wed. Albert Folkens Hazelhoff. Daarna kwamen Engel en Doedo Hazelhoff. In 1940 was Derk Poel bedrijfsleider. Adverteren werd in die tijd weinig gedaan, maar de Hazelhoff’s adverteerden met het volgende rijmpje:

Voor het malen tot meel en het pellen tot gort,

is het de Kleine Molen die aanbevolen wordt.

Lutje Meulen

foto genomen vanaf de Lutje Meulen

Kruispunt met tramstation

Tijdens de bevrijdingsacties in 1945 is de molen, evenals meerdere gebouwen, in brand geschoten.

”Op vrijdag 13 april rijden twee Poolse Stuarts tanks in hoog tempo door Blijham richting de Winschoterhoogebrug om een snelle verkenning uit te voeren. Na vuur kontact keren de tanks en gaan weer met hoge snelheid richting Blijham. Op de driesprong Blijham Westeinde maken de beide Stuart tanks halt en nemen de molen onder vuur. Hoge punten dienen vaak als uitkijk- en waarnemingspost en het gebruik hiervan moest worden voorkomen. Daarna rijden de tanks door richting Wedderveer. Het moet toen ongeveer kwart over tien ’s morgens zijn geweest.

Kort na de beschieting gaat de kap van de molen branden. Molenaar D. Poel is nog met een brandblusapparaat in de molen naar boven gegaan. Het vuur was echter al zo fel, dat er niets meer kon worden uitgericht. Samen met Reit, Schreuder en nog een paar anderen is de brandspuit nr.1 van het OG station gehaald. Maar tegen de forse brand in de kap van de molen valt niet te blussen. Tegen half twaalf valt de as van de molen omlaag. Een sieraad voor Blijham is niet meer”.

De resten van de molen zijn in 1946 opgeruimd. De reclame borden op de molen van P.Sluis en 1845 hebben nog jaren tegen het molenaarshuis van Poel aan de Hoofdweg gestaan

De Werkman/Molen Wilts

Aan de huidige Wiltslaan, werd in 1904 een korenmolen gebouwd door G. Wilts. Deze molen is opgebouwd van het achtkant dat afkomstig was van de poldermolen uit de Uniepolder onder Beerta. De stellingmolen had een zelfzwichting op 1 roede en was een bovenkruier met buitenkruiwerk.

Molen van J. Wilts

Deze molen is op 17 maart 1947 door een geweldige storm op hol geslagen en daardoor in brand geraakt. Het bovenste gedeelte is door de brand verwoest. De stenen onderbouw is blijven staan. Hierin werd nog een tijd lang elektrisch gemalen. De laatste molenaar was G. Wilts.

Na het staken van de maalwerkzaamheden is de stenen onderbouw van de molen later verbouwd tot woning.

Door de aanwezigheid van al deze molens, werd dit gedeelte van Blijham destijds Meulenhörn (Molenhorn) genoemd.

Westeind

Ligt ten noord/westen van Blijham. Alle boerderijen waren gesitueerd (ca. 1600) aan het voetpad, richting Pekela aan de rand van het uitgestrekte hoogveengebied (destijds aangeduid als moeras.

Vonder in het Westeinderpad ca. 1963

Op de achtergrond de bebouwing aan de Boute

In het midden achter de tweede lantaarnpaal

voorheen winkeltje Weeke, later afgebrand

en herbouwd

Later is de verbinding naar Winschoten via de Hoogebrug gerealiseerd en zijn de boerderijen langzamerhand verplaatst naar deze verharde weg. Over bleef een woonbuurtje tussen de Barkelazwet en de Turfweg. Deze verspreide landelijke bebouwing is tijdens de ruilverkaveling geheel verdwenen, zo ook het oude (voet)achterpad.

Winschoterhogebrug

In 1593 is de bruggeschans bij de Winschoterhoogebrug aangelegd als een voorpost van de vesting Winschoten. Ter bewaking van de handelsroute Groningen – Duitsland, die bij de Winschoterhogebrug over de Pekel A erg kwetsbaar was. Honderd jaar eerder lag de overgang over de Pekel A vanuit Westerwolde nog twee kilometer verder stroomopwaarts en werd gebruik gemaakt van de oude Zuiderveensterweg. De Dollardoverstromingen ontregelden deze oude verbinding door het veen. Toen het gebied weer droogviel, werd de weg noordwaarts verlegd en bouwde men (ter plekke van de huidige Winschoterhoogebrug) een nieuwe brug over de Pekel A. De stad Groningen bouwde plm. 1600 een zijl bij de Winschoterhogebrug om de waterstand te kunnen regelen in verband met de turfafvoer door schepen van de venen in Oude Pekela. Deze is later verplaatst naar Winschoterzijl.

Oude Winschoter Hogebrug

Winschoter Hoogebrug ca. 1914 met Paardentram naar

Bellingwolde bij Hotel van Duinen - opgebrand in 1945.

Nabij de brug is een buurtschap ontstaan. Tijdens de bevrijding in 1945 is het gebied op twee woningen na totaal verwoest. Een boerderij en een café zijn weer opgebouwd. Lange tijd heeft de steenfabriek (Oost-Groningen) hier stenen gebakken Het complex wordt nu gebruikt door het werkvoorzieningschap. Na lange tijd te zijn verdwenen is de Bruggeschans in oorspronkelijke vorm weer zichtbaar in het landschap. De schans ligt aan de Winschoterkant van de Pekel Aa.

Winschoterweg - Boerderij Hovinga

Winschoterzijl

Vanaf 1593 tot in de 19e eeuw lag op de plek waar de Rensel uit Winschoten in de Pekel Aa uitmondt, evenals het Winschoterdiep, de schans Winschoterzijl. Binnen deze schans bevond zich in die tijd de Lutherse kerk van Winschoten. Bij de sluis en schans ontstond een buurtschap. Huizen, winkels, café's, een oliemolen en watermolens.

Wegens verbreding van het Winschoterdiep, ter verbeteringvan de waterafvoer naar de vernieuwde Nieuw Statenzijl heeft Winschoterzijl in 1980 als woonkern zijn functie verloren en is alles afgebroken.

Afbraak van het laatste pand op de Winschoterzijl

met op de achtergrond het bruggetje

In 1992 is het laatste huis waarin vroeger een kruidenierszaak gevestigd was en dat werd bewoond door de brugwachter van het van Goghbruggetje afgebroken. Deze brug is van rond 1870 en is een van de oudste, nog bestaande, gietijzeren ophaalbruggen van Nederland. De brug is in 1995 gerenoveerd en verplaatst van Winschoterzijl naar de Renselkade. Winschoterzijl lag op de grens van de voormalige gemeenten Beerta, Wedde en Winschoten. Tegenwoordig is Winschoterzijl een natuurgebied tussen de A7 en de Pekel Aa.

Een voormalige nederzetting op de grens van de voormalige gemeenten Beerta, Wedde en Winschoten. Vroeger veel scheepvaart. ……Bij het naderen van Groningen begeven zich de Munsterschen voor het grootste gedeelte te velde en stelden zich in slagorde. Na een hevig gevecht werden zij echter op de vlucht gedreven en lieten omstreeks 200 man, 6 stukken, vele wagens, schoppen en houweelen in de steek. Terstond werden nu ook de schans bij Winschoterzijl en het Slot te Wedde heroverd, waarop de vijand onverwijld naar Oude en Nieuwe-Schans vluchtte……………………………Zoo werd in 1653 het Schuitendiep, dat toenmaals niet verder dan Zuidbroek liep, doorgegraven naar Winschoterzijl. Het riviertje de Rensel, dat door Winschoten stroomde, werd gekanaliseerd. Het gedeelte van het Winschoterdiep van Winschoten naar Winschoterzijl heet nog altijd de Rensel. Tevens werd een trekpad en een wagenweg aangelegd van Zuidbroek naar Winschoten. Ook de Pekel Aa werd vergraven en nam bij Winschoterzijl het water op uit het Winschoterdiep…………………………………Ook in de nabijheid van Winschoten deed men pogingen om een Katholieke kerk te stichten en in 1750 werd te Winschoterzijl, met voorkennis van de Drost te Wedde, een godsdienstoefening der katholieken gehouden. Nauwelijks echter was de mis geëindigd, of enige honderden boeren en boerenknechts, gewapend met gaffels, stokken, knuppels en ander moordgeweer, vielen op het huis aan, waar de gemeente was verzameld. De geestelijke, die de godsdienstoefening had geleid en vele katholieken werden deerlijk mishandeld. (uit: de geschiedenis van Winschoten)

Morige

Buurtschap ten zuiden van Blijham. Kleinschalig randveengebied dat wordt gekenmerkt door een lanenstructuur, waarlangs de vervening plaats vond.

In kreken die door dit gebied stroomden en die in open verbinding stonden met de Dollard, is veel veen gevormd. De vaste ondergrond is op vele plaatsen haast onpeilbaar. De vroegere bewoning bestond voornamelijk uit keuterboerderijen. Thans pracht gebied voor "ruimtelijk wonen". morige = venige grond/moeras

Lutjeloo

Van oorsprong een esgehucht ten zuid/oosten van Blijham, dat vroeger bij het kerkspel Vriescheloo behoorde. Ten zuid/westen liggen de Lutjelooster Meden, van vroeger boezemgebied van de Westerwoldse Aa. De naam betekent klein bos. Lutjeloo (ook “Lutkeloe” genoemd) is één van de oudst bewoonde gebieden in en rond Blijham en heeft dus een rijke historie.

Lutjeloo

Lutjeloo bestond aanvankelijk uit niet meer dan vier los gegroepeerde hoeven van het Westerwoldse type. De bebouwing lag geconcentreerd op een zandrug. Deze zandrug dwong de beek, in de volksmond simpelweg Ee (nu Westerwoldse Aa) werd genoemd, in een oostwaartse bocht.

De oudste boerderij van Blijham - Lutjeloosterweg 21

De gronden tussen de Lutjeloosterweg en Verschedijk waren markegronden. Bij deze gronden hoorde een Markehuis, deze heeft aan de Verschedijk gestaan. Vriescheloo was vaak moeilijk bereikbaar, de weg (Bisschopsweg) liep deels door drassig gebied en werd gescheiden door de Westerwoldse Aa met slechts één houten brug. Dit had tot gevolg dat in 1890 vijfentwintig lidmaten uit Luitjeloo naar de Blijhamsterregisters werden overgeschreven. Dat het vroeger bij Vriescheloo behoorde bleek ook uit het grondgebruik, een aantal boeren uit Vriescheloo hadden percelen rond Lutjeloo. Men had een gezamenlijk uitweg naar de provinciale weg(Hoofdweg). Deze weg is tussen 1870 en 1880 verhard. Daarna is langs deze weg vrijstaande bebouwing op ruime kavels gerealiseerd.

Zandstroom

Zandstroom

Buurtschap even ten zuiden van Blijham, genoemd naar een veldnaam in Lutjeloo. Het is een kleinschalig randveen ontginningsgebied met dezelfde kenmerken als De Morige. Bijzonder is dat hier de lanen niet genummerd zijn, maar dat de woningen allemaal de straatnaam Zandstroom hebben, met daaraan gekoppeld een huisnummer voorafgaand aan de letter A. In het verleden hadden de verschillende gebieden, voor de huisnummers verschillende letteraanduidingen.

Tjabbesoord Tjabbesoord (Tjabbesstreek - Tjabbes = familienaam en streek = een rij huizen) is een buurtschap in het oostelijk deel van het Westeind. Het maakt deel uit van het randveen ontginningslandschap ten westen van Blijham. De naam Tjabbesoord, is afkomstig van de boerderij aan de Turfweg. De boerderij werd van 1839 tot 1922 bewoond door N. Tjabbes. De naam van het gebied is hiervan afgeleid. Het land was in 1870 nog geheel moeras en heide. Kort daarop hebben zich hierop de eerste landarbeiders gevestigd, die daar een bedrijfje begonnen.

Tjabbesstreek

onverharde weg omstreeks 1958

Het buurtje is ontstaan door kleinschalige vervening. Het gebied loopt als een gebied met vergelijkbare landschapskenmerken door in de aangrenzende gemeente Pekela (gebied “Bronsveen”). Vanouds kenmerkte dit gebied zich door kleine woningen in een oorspronkelijk nederzettingspatroon, plaatselijk afgewisseld door agrarische bedrijven. Vanuit cultuurhistorisch oogpunt behoort de Tjabbesstreek tot de zeer jonge ontginningen. Dat wordt geconstateerd uit de kadastrale minuut van 1828. Het plangebied is dan nog onbebouwd. Op de topografische kaart van 1902 is een aantal huizen/boerderijen weergegeven, waarvan meerdere momenteel niet meer aanwezig zijn.

Hoofdweg Blijham

Smederij Mulder Hoofdweg 76 – 78 plm. 1930. V.l.n.r. Kootje Nomden, Antie Vrieze, Roelf van der Wal, Koeno Mulder, Bertie Vrieze, Abel Kruizinga, J. Mulder-Perdok, Jan Mulder, Sientje Nieuwbeerta, Poppo van der Wal. Koeno Mulder was Rijkshoefsmid. Zoon Jan heeft later de smederij overgenomen en uitgebreid met kachels, radio, televisie en andere elektronica producten. In het pand zit nu de ”Grabbeltonne”.

Met dank aan Harm Frits Korvemaker.

Woning huisarts. Achtereenvolgens dokter Fiet, dokter Suiding, dokter de Jong