Verhalen fam. Havinga

Bea Havinga: "Van mijn ouders heb ik nog verhalen over de 2e Wereldoorlog; deze staan hieronder"

Arbeitseinsatz in Emden

In 1943, het jaar van de Arbeitseinsatz, werd mijn vader 18 jaar.

Een zwager van kennissen van mijn grootvader was binnenschipper en om te voorkomen dat mijn vader naar Duitsland zou worden gestuurd, ging hij meevaren op het binnenvaartschip.

Na een tijd, wist met hem toch te vinden en hij moest gaan werken in een fabriek in Emden; een fabriek waar kookpotten werden gefabriceerd voor het Duitse leger.

Zo werd mijn vader "grensganger"; dagelijks op de fiets naar Ditzum en vandaar met de veerboot richting Emden en terug.

Bij vloed was het weggetje bij de brug over de Eems soms zo ondergelopen, dat mijn vader bijna tot zijn middel door het water moest.

Bij de fabriek was een "Arbeitslager", waar veel Russische krijgsgevangen waren ondergebracht.

Vaak zochten deze gevangen contact met de Nederlandse grensgangers of er nieuws was over het verloop van de oorlog.

Contact was streng verboden en wie werd betrapt, werd dood geschoten.

Tijdens Geallieerde bombardementen op Emden, mochten de arbeiders wel in de schuilbunker, maar dan wel helemaal bovenin.

De bunker was bovengronds en als het getroffen zou worden, hadden zij het als eerste met de dood moeten bekopen.

Meegebrachte maaltijden moesten koud worden gegeten, omdat niemand Nederlanders in huis wilde om hun maaltijd op te warmen. Misschien uit angst vóór of steun áán het regime.

Omdat mijn oma bijna geen keukengerei meer had, mocht mijn vader een keer een grote pot meenemen uit de fabriek.

Daarbij kreeg hij wel de nodige officiële papieren mee, waaruit bleek, dat hij het niet gestolen had.

In september 1944 werd de fabriek, evenals vrijwel de gehele stad Emden, verwoest door Geallieerde bommenwerpers.

Vanuit Bellingwolde kon men zien hoe de lucht boven Emden rood kleurde toen de stad brandde.

Mijn vader was gelukkig op dat moment thuis.

Bommen op Bellingwolde

Eveneens in 1943 regende het bommen op Bellingwolde, toen Geallieerde bommenwerpers op Duitse jagers stuitten.

Mijn moeder was 17 en kwam op dat moment van de huishoudschool in Winschoten en zat in de tram in Bellingwolde.

Ze was uit de tram gevlucht en had zich tegen de locomotief aangedrukt.

Iemand trok haar weg van de locomotief, die immers zou kunnen exploderen of hete stoom uitstoten.

Ze werd meegenomen naar de ULO-school, waar iedereen op de grond lag.

In blinde paniek rende ze ook daar vandaan en kwam uiteindelijk thuis aan.

Ze wist niet eens meer hoe - overal puin en rails, die op de daken lagen.

Haar moeder en broertje zaten nog verstopt achter een kast in de schuur en tot hun opluchting kwam ook haar vader thuis.

De rest van de oorlog werd mijn moeder geplaagd door een enorme angst voor vliegtuigen.

Het zware brommen van de bommenwerpers 's nachts dreef haar altijd naar buiten om naar de lucht te kijken.

"ik moest zien, waar ze waren", zei ze.

k vond nog een prentbriefkaart, die Jeltje Prenger in 1940 aan zijn vrouw Jantina stuurde.

Volgens mij is de adressering:

J.Prenger

p/a J. Struik

Sluiswachter

Veele, Vlagtwedde

(Prov. Gron.)

Met vriendelijke groet,

Bea Havinga