Historische kavelstructuur

In de gemeente Bellingwedde vind je bijna alle grondsoorten die in Nederland voorkomen: zand, klei, roodoorn, roodolm, hoogveen, laagveen, (ijzer)oer en dalgrond.

De historische kavelstructuur is deels inherent aan de grondsoort.

De Bellingwolder boeren hadden aan de noordzijde(klei) opstrekkende heerden tot aan de Westerwoldse Aa. Aan de zuidzijde(zand, overgaand in veen) opstrekkende heerden tot in het veen.

De Blijhamster boeren hadden aan de noordzijde(klei) opstrekkende heerden tot aan de Pekel Aa.

De Vrieschelooster boeren:noordzijde(zand, overgaand in roodoorn) opstrekkende heerden tot aan de Westerwoldse Aa, aan de zuidzijde( zand, overgaand in veen) opstrekkende heerden tot in het veen.

De Wedderboeren woonden in/rond het dorp en hadden "losse kavels" op de esgronden. Deze werden gemarkeerd door keien(vaak grensconflicten). de markegronden waren gemeenschappelijk bezit.

Het gebied rond Veelerveen was hoogveen, na de turfafgraving en het in cultuur brengen(dalgrond) werden er boerderijen gebouwd met opstrekkende heerden.

Turfsteken en stapelen in Westerwolde. Een foto uit 1892

Gronden met een laag (ijzer)oer waren er bij Wedderveer.

Ieder boer had naast een kavelsloot een laan, eveneens kilometers lang.

Aan sommige lanen werden arbeidershuizen met een stuk grond in erfpacht gebouwd.

Het Boelo Tijdenskanaal, die rond 1900 gegraven is, ligt wat Bellingwolde en Vriescheloo betreft ongeveer op de grens tussen zand en hoogveen.

Dalwegen in het Loosterveen

Oorspronkelijk bezaten de landbouwers van weleer het recht van opzwetten en dat leidde tot de zogenaamde opstrekkende heerden. Hun landerijen liepen dus tussen hun zwetsloten door tot diep in het veen, ook al was dit nog niet in cultuur gebracht en mocht het tot het zogenaamde onland worden gerekend. Hun rechten eindigden daar waar een collega van de tegenovergestelde richting ook aan het opzwetten was.

Tussen de Bellingwolders en de Blijhamsters lag de eigendomsgrens van de plaatselijke agrariërs in het grijze verleden bij de zgn. Nieuwe Aa, ongeveer daar waar nu het gekanaliseerde deel van de Oude Aa ligt. In Westerwolde werden die grenzen mede bepaald door de marken die destijds nog gemeenschappelijk bezit van de markegenoten waren en pas in de loop van de negentiende eeuw geprivatiseerd en verkaveld werden .

Toen het Boelo Tijdens kanaal gegraven werd (plusminus 1900) vielen veel Looster opstrekkende heerden min of meer in drie gedeelten uiteen nl. het kleigedeelte tussen ruwweg de Hoofdweg en de Aa, het midden- gedeelte tussen eveneens de Hoofdweg en het Boelo Tijdens kanaal en het grotendeels nog hoogveengebied tussen dit kanaal en Scheidingslaan tussen de Loostermarkegronden en anderzijds de Veelermarke en het Hebrecht.

Sommige boerenbedrijven werden in de loop der eeuwen soms kilometers lang maar de langste was volgens overlevering ongetwijfeld het bedrijf van een landbouwer uit Onstwedde want van hem werd gezegd , dat hij van Onstwedde tot aan het grenskantoor aan de Rhederweg over zijn eigen bezit kon lopen zonder een voetstap op dat van zijn buren te zetten! Dat is een wandelingetje van zeker enige uren.

Behalve de zwetsloten behoorden ook de boerenlanen tot de begrenzing van de eigen landerijen en/ of bezittingen.

De dalwegen waren oorspronkelijk dus ook ingewoonde hoogveen- of zandwegen.