Een arm land (2)

Al eerder gaven we een beeld van het effect van de armoede in Eritrea. Hierbij stond het dagelijkse leven van de mensen centraal. Als je een stapje terug doet en rondkijkt, dan zie je ook in het openbare leven dezelfde problemen terug. Ook hier is het weer gecompliceerder dan je vanuit Nederland denkt. Er is weinig geld en er is weinig mogelijk, maar dat leidt ook tot solidariteit en aan die situatie aangepaste oplossingen.


Arbeidsloon is spotgoedkoop. Machines moeten worden ingevoerd en zijn erg duur. En dus zie je op een bouwwerk niet een bouwlift, maar een lange rij mannen die via trappen stenen en cement doorgeven aan de metselaar die op driehoog aan het werk is.

Zonder steun uit het buitenland of als je niet een heel hoge baan hebt, dan is het bezit van een auto onbereikbaar. Het gevolg is dat iedereen met de bus gaat. De bussen hebben dan ook continu een bezettingsgraad van meer dan 200%. De zitplaatsen zijn al bezet voor de bus vertrekt. Dan lopen als snel de staanplaatsen vol. Dan blijken er op één zitplaats meestal ook wel twee mensen te passen. Tassen en pakjes nemen ruimte in. Die gaan dus op schoot bij de mensen op de zitplaatsen, ook al zijn dat totaal onbekenden. En dan begint het pas echt, het persen en duwen. De chauffeur, die weigert om te rijden als er niet genoeg wordt ingeschikt. En dit alles met nauwelijks een wanklank. Al haltes voor je bestemming ga je zachtjes persend en mompelend op weg naar de uitgang. De laatste meter valt dan wel mee, omdat bij de halte de mensen die tegen de deur staan geperst, even naar buiten gaan om de uitstappers de ruimte te geven. Daarna gaan ze weer naar binnen.

De bussen zelf zijn wel wat gewend. Die hebben hun eerste leven in Sao Paulo doorgebracht. Toen ze op waren, zijn ze naar Eritrea verscheept.


En dat allemaal voor de prijs van 1 Nacfa, ofwel € o,o5

Zo gaat het in de hoofdstad Asmara. Daarbuiten rijden alleen minibusjes. Ze zijn kleiner, maar verder gaat het hele verhaal hetzelfde. Een Toyotabusje dat in Nederland acht mensen kan vervoeren, vertrekt in Eritrea niet van de halte voor minstens 20 mensen in zitten.


Alleen de hoofdstraten zijn geplaveid, meestal met asfalt. Als er een gat in komt, wordt er een versleten autoband op gelegd. Verder is het hobbelen. Er wordt dan ook tergend langzaam gereden.

Het psychiatrische ziekenhuis heeft geen geld voor medicijnen. Dus liggen sommige patiënten letterlijk aan een ketting. Ook voor het personeel went zoiets niet.


Er zijn veel soldaten. Recente oorlogen en een constante dreiging van oorlog is de reden. Maar ook in het leger ontbreekt het aan alles. Soldaten verdienen nauwelijks iets. Ze lopen vaak in delen van een uniform, alleen de broek of het shirt. Ze wonen in krotten van barakken of aftandse tenten. Alleen de onafscheidelijke kalasnikov is altijd aanwezig.

Tent als kantoor voor de soldaten bij een road block


Een apart verhaal is het tweede leven van de zeecontainer. Ze staan overal en hebben de meest uiteenlopende functies. Bij de roadblocs zijn ze kantoor (met een gat er in gezaagd voor de deur en voor het raam/loket) of als gevangenis (zelfde behandeling, maar met tralies in het raam gelast). Er wordt in gewoond. Ze dienen als opslagplaats. Bij het ministerie van Binnenlandse Zaken is een container in de tuin geland, waar iemand een theehuis is gestart, met alle wachtenden als klant (€ 0,02 per kopje, inclusief suiker en een schijfje limoen).

En ze worden ook nog gebruikt als .... zeecontainer.


Zo is de armoede altijd aanwezig, maar maakt de creativiteit in het dagelijkse leven het mogelijk om door te gaan.