Aankomst in Zwolle

Inventaris van 1872

Wat betreft de aankomst van de piëta in Zwolle, tasten we in het duister. De Piëta wordt pas voor het eerst genoemd in een inventaris van de O.L.V. kerk van 1872: 'Mater Dolorosa beeld in de pastorie, waarschijnlijk uit de vijftiende eeuw.' [1] Alhoewel Mater Dolorosa (Latijn: rouwende moeder, of Onze-Lieve-Vrouw der Smarten) officieel een aparte beeldvorm is, worden de piëta en Mater Dolorosa vaak door elkaar gehaald. Ze beelden beide de rouwende Maria af na de dood van haar zoon. In de context van de inventaris verwijst 'mater dolorosa', vooral met de toevoeging 'uit de vijftiende eeuw', vrijwel zeker naar de piëta.

In de inventaris van 1872 zijn de voormalige bezittingen van de schuilkerken opgenomen. Aangezien de piëta, in tegenstelling tot andere beelden niet als recente aankoop noch als gift wordt beschreven, kwam ze waarschijnlijk uit één van de schuilkerken. De schuilkerken in Zwolle waren in gebruik tussen 1580 en 1850. Als de piëta inderdaad uit één van de schuilkerken afkomstig is, zijn er twee mogelijkheden voor haar aankomst in Zwolle.

1. Inventaris van 1872 (rode omlijningen toegevoegd)

BEELDENSTORM EN SCHUILKERKEN

Om de eerste mogelijkheid van haar aankomst te volgen, moeten we terugkeren naar laatmiddeleeuws Zwolle, voorafgaand aan de beeldenstorm. In 1407 werd er in de O.L.V. basiliek een zijaltaar opgericht voor Onze-Lieve-Vrouwe ter Nood. [2] Deze titel, die tegenwoordig grotendeels in vergetelheid is geraakt, is de Middelnederlandse benaming voor de piëta. Samen met 'Noods God' verwijst ze naar de 'nood' (Middelnederlands droefenis) waar Maria in verkeerde toen ze het dode lichaam van haar zoon in haar armen hield. Ter ere van dit zijaltaar werd ook een broederschap opgericht: het broederschap van Onze-Lieve-Vrouwe ter Nood. Onze piëta is niet tot stand is gekomen rond 1400. Het is echter wel degelijk mogelijk dat het broederschap of de Onze-Lieve-Vrouwe Kerk in de loop van de vijftiende eeuw opdracht heeft gegeven tot haar productie, of haar heeft aangekocht.

Op 15 juni 1580 bereikte de beeldenstorm Zwolle. Woedende calvinisten leefden zich uit op religieuze beelden en altaren; een levensbedreigende periode voor piëta's. Vermoedelijk is de piëta door een aantal katholieken in bescherming genomen, en later naar één van de schuilkerken gebracht. Het katholicisme en haar beelden werden in de ban gedaan, een tijd van verbergen en verschuilen volgde.

Het zou ook kunnen dat de piëta pas is aangekomen in de tijd van schuilkerken, in de zeventiende of achttiende eeuw. Dit is onze tweede mogelijkheid. De grootte van de piëta was zeer geschikt voor kleine huisaltaren, of altaren van schuilkerken. Zwolse katholieken zouden haar kunnen hebben aangekocht voor een plaats in een schuilkerk, of iemand kan haar geschonken hebben aan een Zwolse schuilkerk. Haar leven in deze periode wordt omgeven door vergetelheid. Ze wordt niet genoemd in het zeventiende-eeuwse verslag van Arnold Waeijer [3]. Deze priester beschrijft hoe hij een aantal, middeleeuwse beelden bewaart, en laat restaureren. Ook wordt ze niet genoemd in andere, sporadische bronnen uit deze periode. Net zoals de kerken, was ze bovenal verborgen.

2. Bloei van beelden

3. Beeldenstorm

Bronnen

AFBEELDINGEN
1. Zwolle,
Collectie Overijssel, “Inventaris van roerende en onroerende goederen van de parochie, onder het beheer van het kerkbestuur, 1872, bijgehouden tot 1921.” 1120, inv. no 765. (eigen foto)
2. Rogier van der Weyden, Detail van het "Zeven Sacramenten Altaarstuk", 1445-1450, Antwerpen,
Koninklijk Museum voor Schone Kunsten Antwerpen (foto: publieke domein)
3. Frans Hogenberg, "Vernieling van de Onze-Lieve-Vrouwekathedraal te Antwerpen op 20 augustus 1566", gravure (foto: publieke domein)

VOETNOTEN
[1] Zwolle,
Collectie Overijssel, “Inventaris van roerende en onroerende goederen van de parochie, onder het beheer van het kerkbestuur, 1872, bijgehouden tot 1921.” 1120, inv. no 765.
[2] A.J. Hendrikman, Henk Bach, G.A.M. Keilholtz,
De Onze Lieve Vrouwebasiliek in Zwolle (sinds 1399): geschiedenis in vogelvlucht (Zwolle: Waanders, 2002), 10-13; Zwolle, Collectie Overijssel, “Register bevattende een opgave van renten, leden en voorschriften van de O.L.V.- broederschap in de O.L.V.-kerk, aanglegd 1421, met aanvullingen tot 1504.” 1120, inv. no 1034.
[3] Arnold Waeijer,
Nopende het Aerts-priesterschap van Swolle naer de beroerten deser Nederlanden mitsgaders van eenige gedenckweerdige voorvallen, redactie door G.A. Meijer (Utrecht: Wed. J. R. van Rossum, 1921), 214-215.