Feedbackproces vormgeven.
a. Gouden regel: feedback heeft landingsruimte nodig. Een leerling moet tijd en ruimte hebben om tot een vervolgactie te komen, om de feedback te verwerken. Feedback zit dus nooit aan het eind.
b. Gouden regel 2: feedback wordt zo snel mogelijk gegeven. Het hoeft niet heel uitgebreid te zijn. De docent moet niet uren zitten zwoegen op feedbackteksten.
1. De leerling moet iets hebben om over na te denken. Dit actieve denken ondersteunt het leerproces.
2. De leerling kan op basis van de feedback tot actie komen.
Voorbeelden van snelle feedback tijdens het rondlopen in de klas:
· Er zitten drie fouten in dit rijtje (leerling gaat aan de slag de fouten te vinden).
· Met een kleurensysteem en markeerstiften werken (rood is een rekenfout/spelfout, groen is een noteerfout/grammatica fout enz. )
· Is je antwoord zo compleet?
· Lees de vraag nog eens.
· Met cijfertjes aangeven hoe goed de opdracht is uitgevoerd: 2 = een goede uitvoering, 1 = bijna goede uitvoering 0 = verkeerde uitvoering.
· Plaats vinkjes naast de goede delen van het werk.
· Schrijf een korte hint op.
· Fouten die door veel leerlingen gemaakt worden, bespreek je niet individueel maar klassikaal.
c. Om de zelfstandigheid van leerlingen te vergroten ben je een gevarieerd pakket aan feedbackvormen nodig: kwaliteitsbesef aanbrengen (aan de hand van contrasterende voorbeelden leerlingen laten zien wat de bedoeling is, leerlingen betrekken door hen te laten bedenken wat iets ‘goed’ maakt, welke zaken zij terugzien in het goede product). docentenfeedback, feedback aan elkaar, feedback aan jezelf, reflectie op anonieme voorbeelden.
d. Een goed feedbackproces wordt een aantal keren doorlopen: reflectie op feedback handelen op basis van reflectie feedback reflectie op feedback handelen op basis van reflectie enz. Niemand is in staat de eerste keer iets al perfect te doen, daarom zijn er meerdere pogingen nodig om iets in de vingers te krijgen.
Kwaliteitsbesef aanbrengen
Probleem: leerlingen hebben geen kwaliteitsbesef, maar zijn dit wel nodig voor de zelfstandigheid en het eigenaarschap dat we nastreven.
· Werk vroeg in het leerproces aan kwaliteitsbesef door het aanbieden van verschillende voorbeelden van het (eind)product in wisselende kwaliteit. Organiseer een dialoog over deze voorbeelden. Laat leerlingen de voorbeelden vergelijken, kwaliteitskenmerken opzoeken in de voorbeelden en dit met elkaar bespreken. Je kunt deze voorbeelden zelf maken (waardoor je de kwaliteitskenmerken goed kunt manipuleren) of geanonimiseerde voorbeelden van andere leerlingen gebruiken (dit zorgt bij leerlingen vaak voor het gevoel dat het doel haalbaar is omdat een andere leerling het al eens gehaald heeft).
· Tussendoor kun je leerlingen single-point rubrics aanbieden: een rubric waar je 1 punt benadrukt en waar je leerlingen zichzelf of elkaar op laat beoordelen. Leerlingen kunnen dan gefocust 1 specifiek punt van het werk bekijken en verzuipen niet in de grote hoeveelheid informatie.