ALS WE GEEN VERSCHIL HOREN TUSSEN ONWILLEKEURIG EN OPZETTELIJK STOTTEREN, WAT IS STOTTEREN DAN WEL?
door Dr W.H. Perkins in een bewerking van Dr P. H. Damsté
Een onoplosbaar probleem?
'Waarom houden, ondanks duizenden wetenschappelijke publicaties over het onderwerp, veel onderzoekers vol dat het stotteren een onoplosbaar raadsel is? Als een probleem onoplosbaar blijkt, kan dat één van de volgende oorzaken hebben:
- we gaan van verkeerde veronderstellingen uit,
- we definiëren het probleem niet goed, of
- we stellen de verkeerde vragen.
De veronderstelling dat professionele deskundigen het vraagstuk het best kunnen beoordelen, mag op z'n minst worden betwijfeld: misschien zijn er stotteraars die het beter kunnen. Aan de definitie van stotterverschijnselen zit een zwakke kant: sommige van de symptomen kom je ook in het spreken van niet-stotteraars tegen en dan hangt het van de lengte van een pauze of de veelvuldigheid van herhalingen af of we het stotteren noemen of niet. Dat is wel erg vaag voor een definitie. Wat de wetenschappelijke vraagstellingen betreft, men blijkt voortdurend op zoek te zijn naar verschillen tussen stotteraars en niet- stotteraars. De antwoorden op die vragen hebben nog nooit verklaard waarom er soms wel en soms niet gestotterd wordt. Lees verder >>>
Stotteren Voorkomen
W.H.Perkins
Boekbespreking door Els Versteegh
Bron: Voor Herhaling Vatbaar 5-1994
Perkins stelling is dat stotteren ALS ZODANIG geen kwaad kan.
Gevaarlijk wordt de situatie pas als een kind ervaart dat hij door te stotteren aandacht krijgt, zijn zin door kan drijven, zich aan dingen die hij moeilijk of vervelend vindt kan onttrekken, en vooral wanneer hij zijn boosheid of gekwetste trots in het stotteren kan afreageren zonder er expliciet uiting aan te hoeven geven, dus ook zonder brutaal te worden gevonden en daarvan onprettige gevolgen te ondervinden.
Kortom als stotterend spreken voordelen gaat opleveren bestaat de kans dat een kind, vooral een onzeker kind met weinig zelfvertrouwen, er aan verslaafd raakt.
Uiteraard is het kind niet bewust bezig. Het zoekt - zoals ieder opgroeiend wezen - naar middelen om zich te handhaven in zijn wereldje. En dan is elk middel dat op korte termijn succes lijkt te hebben welkom.
Naarmate het vaker succes heeft wordt het vaker gebruikt. En vóór iemand precies weet hoe dat in zijn werk is gegaan wordt stotteren als een reflex ingezet zodra het kind druk ervaart. Dan is hij een stotteraar geworden.
Als het eenmaal zover gekomen is wordt de weg terug lang en moeizaam. De reflex zit zo diep geworteld dat je er letterlijk met je verstand niet bij kunt. Vandaar de vergelijking met verslaving en vandaar de dringende oproep aan ouders en logopedisten het niet zo ver te laten komen.
Perkins maakt duidelijk dat kinderen die zich veilig voelen en een goed gevoel van eigenwaarde hebben, deze sluipweg naar zelfhandhaving niet hoeven te gebruiken. Zij kunnen op directe wijze voor zichzelf opkomen.
Er zijn kinderen die van nature assertief zijn. Wanneer deze kinderen, door bijvoorbeeld een zwakke articulatievaardigheid, of door een wat traag verlopende taalverwerving, stotterend gaan spreken, lopen ze minder gevaar dan een kind dat van nature verlegen en angstig is.
Nodig is dat ouders zoveel rust, ruimte en veiligheid bieden dat ook een verlegen kind zich innerlijk zeker en waardevol voelen kan.
Het spreekt vanzelf dat als ouders zelf jachtig en gehaast leven, hoge eisen stellen en weinig echte aandacht voor het kind hebben, het bovenstaande niet goed mogelijk is. Wat Perkins 'het autoriteitsconflict' noemt wordt daardoor in de hand gewerkt. Het kind wil immers - hoe dan ook - meetellen. Als dat niet lukt zal óók een van nature assertief kind, dat de voordelen van stotterend spreken ervaart, op den duur een stotteraar kunnen worden.
Dat de neiging om stotterend te spreken erfelijk is, is langzamerhand wel bewezen. Perkins stelt dat dit te maken heeft met de snelheid waarmee iemand woorden vormen en uitspreken kan. Die snelheid is voor ieder van ons verschillend, de meeste mensen hebben de neiging zo snel te praten als nog net mogelijk is zonder te struikelen. Voor diegenen die bij een vrij laag tempo al neiging hebben te ontsporen en die toch proberen het tempo van hun omgeving na te volgen leidt dat tot moeilijkheden.
Bij het spreken moeten twee montagebanden als het ware samenkomen. Van de ene kant worden de spraakklanken (zeg maar de letters waaruit het woord bestaat) aangevoerd. Van de andere kant komt de stemklank, die de toonhoogte en -sterkte levert waardoor het woord naar buiten komen kan. Het is duidelijk dat hoe sneller er gesproken wordt, hoe meer de precisie van die samenwerking in gevaar komt. En als de samenwerking niet goed verloopt is stotteren het resultaat.
Stotteren omdat je niet precies weet wat je zeggen wilt, doet iedereen wel eens (dan stagneert de band waarop de spraakklanken worden aangevoerd). En stotteren omdat je niet durft te zeggen wat je op je hart hebt, heeft ook bijna iedereen wel eens ervaren (dan stagneert de band die woordaccent en zinsintonatie aanvoert).
Dit zijn algemeen voorkomende maar voorbijgaande verschijnselen bij mensen voor wie spontaan vloeiend spreken gewoon is.
Voor kinderen die - zoekend en experimenterend - hun uitspraak, hun woordenschat en hun emotionele uitingen op die van hun omgeving moeten afstemmen, is vloeiend spreken nog niet gewoon. Haperen, hakkelen, herhalen en niet verder kunnen hoort bij leren praten. Voor kinderen zijn dat ook voorbijgaande verschijnselen, tenzij die manier van praten ze op de één of andere manier voordeel gaat opleveren.
Het boek, in een aantal afdelingen gesplitst; een geval dat in afdeling één past, hoort/hoeft niet met de middelen van afdeling zes aangepakt te worden. Door de vetgedrukte margeteksten te lezen, krijgt men een globaal overzicht van de inhoud, in de inleiding worden suggesties gegeven hoe men kan vaststellen in welke afdeling het eigen kind thuishoort.
Het is Perkins' opzet geweest dat ouders zelfstandig met de informatie om zouden kunnen gaan, maar hij raadt deskundige hulp wel aan. Ik onderschrijf dat laatste.
Het precies onderkennen van de symptomen is niet ieders werk, vooral omdat het stotteren zo wisselend kan zijn en ouders niet getraind zijn in onbevangen luisteren.
Wij moeten aannemen dat, zonder preventieve maatregelen, van 400 stotterende kinderen er een kleine honderd tot stotteraars zullen uitgroeien; dit is statistisch vastgesteld. Ziekteverzekeraars grijpen dat aan om te zeggen: wacht nu maar tot iemand echt stottert, bij de meesten gaat het immers vanzelf over. Ik ben er diep van overtuigd dat als ouders bij de eerste tekenen van stotteren, al of niet met hulp van een deskundige, hun levenstempo en hun manier van praten verlangzamen en hun eisen bijstellen, zij hun kinderen enorm veel ellende zullen besparen. Hulp aan vierhonderd kleuters is bovendien voor de verzekeraars beslist goedkoper dan de behandeling van honderd stotteraars (die anders nodig zou zijn en die, helaas, minder kans van slagen zou hebben).
Er zullen altijd kinderen gaan stotteren, ernstig of minder ernstig, dat is niet van belang. Belangrijk is dat we inzien dat de ONTWIKKELING TOT STOTTERAAR voorkomen kan worden, en dat we naar dat inzicht leren handelen. Dit boek levert daartoe een bijdrage.
Het gevoel-erbij-te-horen
"Children the Challenge"
Als je de mens ziet als een sociaal wezen, dan snap je waarom het gevoel erbij- te- horen zo belangrijk is. Als je een vis als een waterwezen ziet, dan begrijp je waarom water zo belangrijk voor hem is. Dan begrijp je ook waarom hij zich zo merkwaardig gedraagt als hij op het droge ligt. Je kunt de vis verbieden zich zo te gedragen, je kunt wetenschappelijk onderzoek doen naar dit gedrag, je kunt medicijnen ontwikkelen, maar nodig is alleen maar één ding: water, schoon water!De meeste ouders zien hun kinderen niet als sociale wezens. Daarom stellen ze gewoonlijk ook niet de vraag naar het gevoel erbij- te- horen als kinderen moeilijkheden maken of hebben. “Hoe voelt ons kind zich met zulke ouders als wij zijn.”? “Hoe voelt het zich in dit gezin met zo´n schat van een zusje”? Dat is een nuttig gespreksthema voor de ouders . Als het kind voelt dat het er- niet- bij-hoort ontwikkelt het gedrag waarmee het aandacht, toewijding krijgt, iets bijzonders is, of waarmee het oppositie aanmeldt of wraak nemen wil voor zijn situatie of voor de manier waarop men met hem omgaat. Dat is onbewust gedrag maar nuttig om –weliswaar met negatieve middelen- te voelen dat hij ook een plaats heeft, erbij hoort.Onlangs kwam de volgende brief die ik graag – met toestemming van de schrijfster- met jullie wil delen:
“Mijn zoon begon kort na zijn 3e verjaardag te stotteren. Het stotteren heeft me zeer, zeer onrustig gemaakt. Ik ben toen heel snel met hem naar een logopediste gegaan. Daar waren ook andere kinderen met hetzelfde probleem en mijn zoon is steeds sterker gaan stotteren met extremene lichaambewegingen enz. Ik heb toen een andere logopediste gezocht. Bij haar is mijn zoon nu een jaar. Het is niet werkelijk beter geworden. Ik denk wel dat deze therapeute weet wat ze doet en precies daarom weet ik me geen raad meer.
Ze doet ademoefeningen met mijn zoon en nu spreekt hij vaak tijdens het inademen. Mijn moeder is psychotherapeut. Ze heeft geopperd dat ze bij hem een kinderneurose vermoedt. Door deze diagnose ben ik op uw boeken gekomen en ik ben enthousiast.
Zijn zusje wordt in April 2 jaar oud. Tussen die beiden is een sterke rivaliteit. Hij heeft naast haar geen kans. Ik merk steeds beter, dat ik me totaal verkeerd gedraag, omdat ik bij mijn zoon alleen nog maar het stotteren zie en hoor en dat maakt me steeds waanzinniger. Alles draait alleen nog maar om stotteren en om zijn ademoefeningen die hij niet doen wil, maar de therapeute zegt dat hij dat moet.
Ik sta door mijn werk in de publiciteit en ik heb weinig tijd. Het spraakprobleem van mijn kind maakt me enorm onzeker en hij blameert me er ook vaak openlijk mee. Niemand kan me blijkbaar een goede bruikbare raad geven. Hoewel ik al veel begrepen heb, wil ik in feite alleen maar dat dat stotteren ophoudt.”
Ik zal haar over skype en chat aanwijzingen geven over de richting, die ze kan gaan, en hopelijk kan ik haar kalmeren en bemoedigen. Dan kan ze bij één van onze counselors de begeleiding krijgen om begrip voor een nieuwe omgang met haar zoon te vinden. En ze kan aan een Encouraging-Training deelnemen zoals die door de Schoenaker-Academie Genemuiden wordt aangeboden. Zo kan ze ook leren zichzelf te begrijpen en te accepteren. De betekenis die zij dit stotteren toekent moet gereduceerd worden. Op de voorgrond komt de Individualpsychologische opvoedingsmethode die de mens als een sociaal wezen ziet, die met de geboorte de basisbehoefte het gevoel erbij- te- willen- horen mee in deze wereld brengt. Er is veel te doen, zoals Gezinsraad, Bemoediging en Tijd voor het kind.En vooral: oefen, je kind te zien en minder zijn stotteren. Oefen te luisteren naar wat hij wil zeggen en niet naar hoe hij het zegt.
Theo Schoenaker ( http://www.facebook.com/theo.schoenaker.1/posts/143096545850292 )
Individualpsychologie: Dan weet je wat je kunt doen.
Open dag in de Schoenaker-Academie in Genemuiden op 2 maart. Kom!
OMGEVINGSDRUK IN HET GEZIN
P.H.Damsté in “De concentrische mens”
Als een kind onder druk van de omgeving komt te staan of aan zichzelf buitensporig hoge eisen stelt terwijl de spraakontwikkeling nog niet is voltooid, kunnen er voorbijgaande remmingen en haperingen in het spreken optreden (stotteren). Onzekerheid leidt tot haasten, haast tot struikelen. Als vroege ervaringen met spreken ontmoedigend zijn geweest, kan twijfel gaan overheersen. Rond de kern van primaire remmingen vormt zich dan een complex van noodoplossingen: aanpassingen, die samen het chronisch stotteren vormen . Aangezien de behandeling later grote offers vraagt is preventief ingrijpen op jonge leeftijd geboden (counselen, advies en behandelen van het familiesysteem). Zelfs in aanwezigheid van een genetische aanleg is er preventie mogelijk van stotteren in de eerste levensmaanden of jaren. In die vroege levensperiode groeit het vertrouwen in anderen, de zekerheid zichzelf te mogen zijn en het recht te hebben voor zichzelf op te komen. Voorwaarde dat dit zich ontwikkelt is dat de stemsignalen van de baby bij de omgeving erkend worden wanneer ze uiting geven aan een dringende behoefte, aan een vraag om aandacht en troost, en dat die stemsignalen adequaat en enthousiast worden beantwoord. Zo ervaart het kind dat het enige greep op de wereld heeft. Kinderen die een fundamentele zekerheid en vertrouwen hebben ontwikkeld blijven gespaard voor de onzekerheid en het assertiviteitsconflict dat kern-stottermomenten veroorzaakt. Bron >>
Lees ook van dezelfde auteur: Stotteren