HAHA, DIE STOTTERAAR! MOET JE HEM ZIEN!

HAHA, DIE STOTTERAAR! MOET JE HEM ZIEN!

Stotteren is iets wat doorgaans met een zwaar waas van tragiek omgeven is.

Het medelijden en medeleven en alle andere nobele gevoelens van medemenselijkheid, die welbespraakte mensen moreel verplicht zijn voor de stotteraar te koesteren, maakt dat stotteren werkelijk een intriest verschijnsel is.

Als Jantje stottert en staat te trekkebekken, als Pietje stottert en staat te blaffen als een keeshondje van de buren en het spuug hem daarbij van de konen druipt, kijkt de rest van de familie, buren of kennissen met quasi-medelijden meewarend toe.

Of als de onderwijzer of leraar onverhoopt een stotterend leerlingetje krijgt, is dat een bron van zorgen voor hem, waar hij in de onderwijzers of lerarenkamer met zijn collega’s ernstige, bezorgde gesprekken over voert. Je zult maar zo'n kind hebben, wat ben ik blij dat mijn kinderen gezond zijn."

Of.... als een groepje stotteraars bij elkaar is om samen over dingen te praten of te oefenen, en er zit er eentje bij die zijn techniek niet toepast (of nog niet kan toepassen), kijkt iedereen, stotteraar of niet-stotteraar, gespannen toe, wachtend op het einde van de zin.

Is stotteren zo zielig? Is stotteren zo weerzinwekkend dat het absoluut niet mag gebeuren? Als stotteraar kom ik vaak in aanraking met andere stotteraars, en het valt me op hoe weinig stotteraars die beweren dat ze hun stotteren geaccepteerd hebben, om hun stotteren kunnen lachen.

Stotteren is eigenlijk best geinig. Iemand die staat te trekkebekken, met zijn mond allerlei persbewegingen maakt met zijn ogen staat te rollen, staat te snorken en te hijgen, is best komisch om te zien. Waarom mag je dan niet lachen, zelfs niet als medestotteraar?

Is dat cru? Of is dat net zo wreed als lachen om iemand die spastisch of kreupel is? Of waarom wordt iedereen een beetje verlegen als ik in gezelschap een grapje over mijn eigen stotteren maak, of als ik een beetje zit te grinniken als er in de werkgroep een band van me wordt afgedraaid waarop ik zit te stotteren?

Mens, lach om jezelf, lach om je gebreken!

Iedereen weet net zo goed als jezelf dat je misschien wel door de tranen heen lacht, maar dat je heus niet probeert de tranen weg te lachen. Maar je hebt geleerd om te lachen om jezelf, omdat je vrede hebt gevonden met jezelf zoals je bent, stotteraar, idioot of slappeling.

Maar vaak kunnen we niet lachen. Niet omdat het stotteren op zich zo zielig is. Stotteren is helemaal niet zielig. Stotteren is ongepast, het past niet bij de maatschappij van fatsoenlijke mensen, die aanzien moeten krijgen in een samenleving van corrupte dikdoenerij.

Als je stottert kun je geen carrière maken, je kunt niet gezellig en oppervlakkig causeren, wanneer om allerlei diplomatieke redenen een vastgelopen gesprek gaande moet worden gehouden.

Je kunt niet beantwoorden aan de normen ten aanzien van praten: je moet netjes praten, en daarom is stotteren even erg als praten met een Twents accent of praten met een accent waarvan iedereen op mijlen afstand kan horen dat je uit Crooswijk komt.

Wat wij stotteraars best meer kunnen leren, is lak hebben aan onszelf en aan al die nette luisteraars. Niet uit onredelijke wrokgevoelens, of misschien ook wel, als we maar leren lachen om onszelf, om het leven, of wat voor plechtstatige dingen dan ook.

Toe maar, jongens, DE BEUK D'RIN!

Marcel Broesterhuizen.

Gevonden in DEMOSTHENES,

Officieel orgaan van de vereniging Demosthenes

8/9 jaargang nr.6/1 (dubbelnummer febr. 1976)