Over Shakespeare

Ondanks het feit dat Shakespeares leven vrij goed gedocumenteerd is, blijft zijn figuur omgeven met mysterie. Sommigen betwijfelen zelfs of deze Shakespeare wel de auteur is van al die onvergankelijke komedies, historische stukken en tragedies. Hoe dan ook worden zijn stukken nog steeds, zij het vaak in aangepaste, voor onze moderne smaak verteerbare versies opgevoerd. Zelfs mensen die niet echt iets van hem gelezen hebben, zijn vertrouwd met citaten als "To be or not to be, that is the question" (Hamlet), "A horse, a horse, my kingdom for a horse" (Richard III) en "What's in a name?", "That which we call a rose, by any other name would smell as sweet" uit Romeo and Juliet. Mogelijk zijn sommige versregels uit zijn sonnetten nog bekender, zoals "Shall I compare thee to a summer's day"; Thou art more lovely and more temperate" uit Sonnet 18 en "My mistress' eyes are nothing like the sun; Coral is far more red than her lips' red" uit Sonnet 130. Zijn tijdgenoot Ben Jonson, zelf een groot toneelschrijver, bracht aan Shakespeare hulde met deze profetische woorden:

"He was not of an age, but for all time."

Hoewel er rondom zijn persoon heel wat mythes zijn ontstaan weten we over het leven van Shakespeare eigenlijk meer dan over dat van de meeste van zijn tijdgenoten.

Hij werd in 1564 geboren in Stratford-upon-Avon, een gezellig stadje in het graafschap Warwickshire. Volgens de traditie zou dat op 23 april hebben plaatsgevonden, wat in 1616 ook zijn sterfdag was. Zijn vader, John Shakespeare, was een boer die zich opwerkte tot handschoenmaker. Hij huwde de katholieke Mary Arden, die uit een oude gerespecteerde middenklassefamilie kwam. Zo werd hij zelf ook een gerespecteerd burger en eigenaar van wat later het geboortehuis van Shakespeare (The Birthplace) zou worden. Hij werd lid van het gemeentebestuur, wethouder (schepen), en zelfs vrederechter. In zijn zucht naar maatschappelijke erkenning ging hij zelfs zo ver om een wapenschild (familiewapen) aan te vragen, iets waarvoor zijn zoon William uiteindelijk in 1596 zou zorgen. Het werd een wapenschild met het motto "Non Sanz droict".

William werd in de lokale grammar school in Stratford geplaatst, waar hij Latijn leerde. We weten niet precies hoelang hij daar bleef, waarschijnlijk verliet hij al op zijn vijftiende de school en kwam hij daarna als dorpsonderwijzer aan de kost. Het feit dat zijn vader John Shakespeare in 1578 in financiële problemen zat en zijn belastingen niet meer kon betalen zal daar waarschijnlijk wel voor iets tussen gezeten hebben. William werd verliefd en trouwde op zijn achttien jaar, in november 1582, met de acht jaar oudere Anne Hathaway. Anne baarde hem een dochter, Suzanne, op 26 mei van het volgende jaar. Toen kwam op 2 februari 1585 de tweeling, Judith en Hamnet. Hamnet, zijn enige zoon, overleed op elfjarige leeftijd. Zijn dochter Suzanne trouwde met Dr John Hall in 1607 en stierf in 1649. Judith trouwde met Thomas Quiney, en verdween in 1662. Shakespeare hield van zijn dochters. Dat weten we omdat hij hen een ereplaats gaf in zijn testament, dit in het nadeel van zijn vrouw Anne. Deze kreeg slechts zijn "second best bed". Shakespeare moet in Londen omstreeks 1592 al vrij bekend geweest zijn als acteur en toneelschrijver.

Dat jaar haalde de toneelschrijver en academicus Robert Greene in zijn pamflet Groats of Witte immers woedend uit naar de man die hij een "Shake-scene" noemde en "een parvenu van een raaf die zich met andermans veren tooide". Het is het eerste spoor dat we terugvinden van Shakespeare nadat hij in 1585 zijn vrouw in Stratford achtergelaten had. Het is niet duidelijk wat daar de aanleiding toe was, al lijkt het sterk op een vlucht uit Stratford. Mogelijk trok hij mee met een gezelschap van rondreizende acteurs. Er wordt gespeculeerd dat hij moest vluchten voor de toorn van Sir Thomas Lucy op wiens domein hij herten zou gejaagd hebben.

Wat er voor de rest tijdens de 'lost years' (1578-1582 en 1585-1592.) is gebeurd met Shakespeare weten we verder niet. Het enige waar we zeker van zijn is dat hij in 1592 volgens Greene in Londen was en zijn naam al wat betekende in het milieu van toneelschrijvers.Eens hij in Londen was, onderhield Shakespeare wel banden met Stratford, maar zijn professioneel leven speelde zich volledig af in Londen. Hij schreef en acteerde en was een zakenpartner in een van de belangrijkste acteursgezelschappen van dat ogenblik, the Lord Chamberlain's Men, opgericht in 1594. Zij speelden aan het hof en in The Globe, hun eigen in 1599 gebouwd theater. Shakespeare deelde ook in de winst van de in 1603 opgerichte King's Men. Vanaf 1608 gaven ze voornamelijk in de winter ook voorstellingen in het overdekte Blackfriar's Theatre. In 1597 kocht Shakespeare van zijn opbrengst een van de twee grootste huizen in Stratford, "New Place".

In 1601 stierf zijn vader, John Shakespeare, en toen ook zijn moeder Mary in 1607 stierf begon Shakespeare meer tijd door te brengen in Stratford. Zijn dochter Judith trouwde in februari 1616, en Shakespeare zelf stierf op 23 april 1616. Hij werd begraven in de Holy Trinity Church in Stratford waar nog voor 1623 een monument voor hem werd opgericht.

Wil de echte auteur van Shakespeares werken nu opstaan?

Wie schreef Shakespeares onvergankelijke toneelstukken en gedichten? Shakespeare? Of was het iemand anders, een tijdgenoot die anoniem wilde blijven? Sinds het midden van de 19e eeuw wordt er aan getwijfeld of de zoon van een handschoenmaker uit Stratford-upon-Avon, WIlliam Shakespeare, wel de echte auteur was van befaamde tragedies als Macbeth en Othello, en van vernuftig geconstrueerde komedies als De getemde feeks en De koopman van Venetië. En de controverse houdt aan, met telkens nieuwe theorieën en nieuwe kandidaten. De namen die het vaakst genoemd worden als ware auteur van Shakespeares werken, zijn Christopher Marlowe, Francis Bacon, William Stanley en Edward de Vere.

Meer dan 200 jaar na de dood van Shakespeare begonnen er twijfels te rijzen omtrent het auteurschap van zijn werken. Hoewel slechts een kleine minderheid onderzoekers geloof hecht aan deze mogelijkheid, blijft de inkt vloeien over dit onderwerp. Het is dus goed om even stil te staan bij de belangrijkste argumenten die deze anti-Stratfordians aanvoeren in hun ijver om aan te tonen dat Shakespeare onmogelijk de auteur kan zijn geweest.

Argumenten tegen Shakespeare als auteur

Anti-Strafordians (de naam is afgeleid van het feit dat Shakespeare werd geboren in Straford) staan lijnrecht tegenover de shakespeareans die de bard van Avon onvoorwaardelijk steunen. Hun argumenten klinken soms overtuigend, maar echte bewijzen voor hun theorie ontbreken vooralsnog:

William Shakespeare was van te eenvoudige komaf. Daardoor kon hij niet vertrouwd zijn geweest met de hogere kringen (adel, politici, het hof) waarin veel van zijn toneelstukken zich afspelen.

Hij genoot geen universitaire opleiding, alleen maar grammar school (ongeveer zoals de middelbare school). Daardoor ontbrak het hem aan het intellect, de eruditie en de taalvaardigheid die nodig waren om literatuur op zo'n hoog niveau te kunnen bedrijven.

Uit geen enkel document blijkt dat Shakespeare een schrijver was, wel een zakenman en vastgoedbelegger. Behalve zijn handtekening is niets in zijn handschrift bewaard. Uit het feit dat deze man zijn handtekening geen tweemaal hetzelfde spelde, wordt afgeleid dat hij zelfs niet goed kon spellen.

Hoe kon deze man, die nooit verder was gereisd dan Londen, enige kennis bezitten over andere landen? Dat hij Frans en Italiaans kende, lijkt ook onwaarschijnlijk.

Hoe kan het dat deze man, die alleen zijn geboortestadje kende en geen noemenswaardige opleiding genoot (met "slechts een beetje Latijn en geen Grieks") zich in Londen ineens kwam ontpoppen als een literair genie?

Conclusie: Onder het regime van de absolutistische Tudors was het te gevaarlijk om als edelman de eigen naam onder een gedicht of toneelstuk te zetten. Shakespeare was dus gewoon een stroman voor een bekende persoon die zijn identiteit geheim wilde houden.

Volgens degenen die Shakespeare als auteur trouw blijven, de meerderheid van de onderzoekers, getuigen deze argumenten vooral van snobisme. William Shakespeare was in die tijd overigens niet de enige succesrijke toneelschrijver van 'lage afkomst': Christopher Marlowe was de zoon van een schoenmaker, en Ben Jonson werd opgevoed door zijn stiefvader die metselaar was. Het argument dat een grammar school maar minnetjes was, klopt evenmin: onderzoek (van T.W. Baldwin) heeft intussen uitgewezen dat het curriculum van de King’s New School in Stratford zwaar werd onderschat door de sceptici.

Zoektocht naar de echte Shakespeare

Joseph C. Hart

De geschiedenis van deze betwisting begint in 1848 met de publicatie van The Romance of Yachting, geschreven door de Amerikaanse kolonel Joseph C. Hart. Hij lijkt niet echt een Shakespearekenner te zijn geweest, want hij had zelfs nooit gehoord van de First Folio uit 1623, de oudste verzameling met Shakespeares toneelstukken. Hart was van mening dat Shakespeare alleen maar wat seksueel geladen grapjes aan bestaande toneelstukken had toegevoegd.

Een Amerikaans schrijfster van korte verhalen, Delia Bacon, kreeg omstreeks dezelfde tijd ook twijfels over Shakespeare als auteur. Zij oordeelde dat alleen een maatschappelijk voornaam persoon als Sir Francis Bacon (geen verwant van haar), Sir Walter Raleigh of Edmund Spenser als auteur in aanmerking kwamen. Zij wijdde de rest van haar leven aan deze zaak en reisde in 1856 zelfs naar de Holy Trinity Church in Stratford-upon-Avon, op zoek naar bewijs voor haar theorie. Haar plan om 's nachts met een spade en houweel het graf te openen van Shakespeare (waar ze toestemming voor had gekregen) ging niet door omdat ze inmiddels te ziek was geworden. Delia Bacon stierf het jaar nadat ze was teruggekeerd naar Amerika in een 'asylum', een krankzinnigengesticht, maar ze kreeg volgelingen die haar speurtocht even fanatiek voortzetten.

Genootschappen

In de VS en in Engeland ontstonden genootschappen die op zoek gingen naar de echte auteur. Het aantal mogelijke kandidaten bleef maar aangroeien: anno 2016 staan er 82 namen op de lijst. Zelfs koningen en koninginnen worden genoemd: Elizabeth I, James I en Mary van Schotland. Onder de meer bekende auteurs vinden we de Spaanse schrijver Miguel de Cervantes, Sir Francis Drake, Thomas Wolsey en Daniel Defoe. Opvallend is dat veel veronderstelde ware auteurs van Shakespeares werk aristocraten en universitairen waren.



New Place

Christopher Marlowe

Christopher Marlowe (1564-1593) was een tijdgenoot van Shakespeare en de auteur van onder meer The Tragical History of Doctor Faustus, een van de bekendste toneelbewerkingen van het Faustverhaal. De anti-Stratfordians hebben een sterke kandidaat met hem. Om te beginnen werd hij net als Shakespeare geboren in 1564. Hij werd geroemd om zijn krachtige, vloeiende versregels in blanke verzen (zijn mighty line noemde collega Ben Jonson het) en hij studeerde in Cambridge. Marlowe werd op het hoogtepunt van zijn carrière als toneelschrijver gedood tijdens een banale ruzie in een herberg, of eigenlijk: hij doodde zichzelf door tijdens het gevecht een dolk in zijn eigen oog te steken. Toen hij stierf, was hij slechts 29 jaar oud. Shakespeare had op dat ogenblik (1593) zijn grote tragedies (Romeo and Juliet, Othello, King Lear, Macbeth en Hamlet) nog niet geschreven. De Marlowe-theorie (van de marlowians) stelt dat deze Elizabethaanse dichter en toneelschrijver niet in Deptford stierf op 30 mei 1593, zoals in de historische verslagen staat, maar dat zijn dood werd vervalst en dat hij de belangrijkste auteur was van de gedichten en toneelstukken, toegeschreven aan William Shakespeare.


Francis Bacon

Francis Bacon (1561-1626) was een bijzonder gerespecteerd Engels filosoof, politicus, wetenschapper, jurist, redenaar en auteur. De baconiaanse theorie houdt in dat hij de toneelstukken schreef van Shakespeare. Hij maakte gebruik van deze dekmantel om zijn identiteit te beschermen: de hoge positie die hij in het parlement bekleedde rijmde immers niet met het schrijven van toneelstukken voor het grote publiek. De shakespeareans, verdedigers van Shakespeare als enige auteur, betwijfelen of iemand met zo'n druk publiek leven als Bacon en zo veel wetenschappelijke en andere publicaties op zijn naam voldoende tijd zou hebben gehad om het hele oeuvre van Shakespeare te kunnen schrijven.


William Stanley

William Stanley (1561-1642), 6e graaf van Derby, was een edelman met een hoge sociale positie die verkeerde in hofkringen. Zijn moeder was zelfs een mogelijke opvolger ('Heir presumptive') van koningin Elizabeth I van Engeland. Stanley werd opgeleid aan het St John's College in Oxford en maakte uitgebreide reizen naar het Europese vasteland, wat hem in de ogen van de derbyites een geschikte kandidaat maakte. Zijn literaire werken zijn verloren gegaan, maar in de jaren 1890 werd hij naar voren geschoven als een van de mogelijke ware auteurs van de werken van William Shakespeare.

Edward de Vere

Edward de Vere (1550-1604), 17e graaf van Oxford en hoveling in de tijd van Elizabeth I, is sinds de jaren 1920 een van de populairste mogelijke kandidaten voor de werken van de bard uit Avon. Hij was een zeer erudiet en bereisd man, die liefdespoëzie schreef en succes had met zijn nu verloren gegaan toneelwerk. Oxfordians steunen bij hun bewijsvoering vooral op parallellen die ze menen te herkennen tussen De Veres leven en gebeurtenissen die in Shakespeares toneelstukken en gedichten (met name de sonnetten) voorkomen. Daarnaast zien ze ook overeenkomsten in taalgebruik door de brieven en gedichten van de graaf te vergelijken met Shakespeares werken.

Conclusie

De zoektocht naar de 'echte Shakespeare', die begon in het midden van de 19e eeuw, leverde tot hiertoe geen enkele kandidaat op van wie kan worden gezegd dat hij of zij met grote waarschijnlijkheid de betreffende gedichten en toneelstukken schreef. In de eenentwintigste eeuw is het mogelijk geworden om met gesofisticeerde software een analyse te maken van de stijl, het woordgebruik en typische uitdrukkingen van Shakespeare en die te vergelijken met die van anderen. Op die manier kwam men bijvoorbeeld te weten dat Shakespeare had meegewerkt aan The Spanish Tragedy (de Spaanse tragedie) van Thomas Kyd. Verwonderlijk is dat niet, want toneelschrijvers werkten vaak samen in die tijd. Het is dus best mogelijk dat een of meerdere van de genoemde kandidaten een aandeel hebben gehad in Shakespeares werk, al is dat voorlopig nog niet bewezen. De hele kwestie van het auteurschap heeft binnen de academische wereld niet veel interesse gewekt omdat het om onwaarschijnlijke theorieën gaat. Voor schrijvers en filmmakers blijft het natuurlijk een boeiend onderwerp.

Geraadpleegde literatuur

    • Looney, J. Thomas (1920), "Shakespeare" identified in Edward De Vere, the seventeenth earl of Oxford - London : C. Palmer, https://archive.org/details/shakespeareident00looniala /bezocht op 16 november 2016
    • Stanley Wells (2014), Why Shakespeare WAS Shakespeare - Amazon Media EU (e-book Kindle, geen ISBN)
    • Daniel Wright,The Shakespeare Authorship Controversy:The Case Summarily Stated - http://www.cu-portland.edu/sites/default/files/pdf/CAS-SARC-controversy.pdf /bezocht op 16 november 2016
    • Daniel Wright, William Shakespeare: "O, how that name befits my composition" - http://www.cu-portland.edu/sites/default/files/pdf/CAS-SARC-discovering%20shakespeare.pdf /bezocht op 16 november 2016

Auteursrecht: Jules Grandgagnage