Sonnet - Jan van der Noot
Waar wilt gij lopen, lief, waar wilt gij toch al lopen?
Gij vliedt van mij, schoon lief, eer gij weet wat ik meine.
Hoe wilt gij mij altijd d’een pijn op d’ander hopen?
Mijn liefde is schoon, lief, gestadig goed en reine.
Waarom vliedt gij van mij? Waar wilt gij toch al lopen?
Mijn liefde t’uwaards is gestadig goed en reine,
dies en wilt mij niet meer d’een pijn op d’ander hopen,
maar blijft staan, lief, vertoeft en verstaat wat ik meine.
Uw schoonheid zuiver maagd en uw goede manieren,
uw wijsheid, uw verstand en uw deugd goedertieren,
uw oogskens schoon en klaar, en uw rein eerbaar wezen,
uw zuiver blondig haar, uw wenkbrauwkens bij dezen,
behagen mij zo wel, dat ik tot alle tijên,
bij u wel wilde zijn, ’t waar’ in vreugd of in lijên.
Indien ik waar Jupijn*, ik zou mijn vrouw verklaren
Voor* Juno mijn godin; indien ik had geweld*
Als koning van de zee, mijn vrouw zou zijn gesteld
Als Thetis koningin, bedwingster van de baren.
Viel ’t aardrijk mij ten deel, ik zou mij met u paren,
U maken keizerin van ’s wereld weeldig veld,
Gij, door uw vlechten blond, zoudt voor godin geteld
Zijn, rijdend op een koets, verwonderd van* de scharen.
Maar laas, ik ben geen god en nimmer wezen kan,
De hemel te uwen dienst alleen mij ’t leven gan*,
Al mijn geluk, dat hangt, mijn vrouw, aan uw genade.
Gij zijt mijn goed, mijn kwaad, gij zijt het alles, dan*,
Zo gij mij wederliefd’ toont, daar leeft geen blijder man,
‘k Ben koning, zelfs Jupijn, met rijkdom overladen*.
--------------------------------------------------------
* Jupijn = Jupiter
* voor = tot
* geweld = macht
* verwonderd van = bewonderd door
* de hemel... gan = de hemel gunde mij het leven alleen om u te dienen
* dan = dus
* koning...overladen = meer met rijkdom beladen dan een koning, dan zelfs Jupiter
Schrijver: Gerbrand Bredero