Amsterdam – Alkmaar 77 kilometer
(363 - 19,5)
Maandag, 13 oktober 2008
Waardering 6,5
Gefietst
Elly was met de Zonnebloem naar Duitsland vertrokken en ik had vandaag vrij genomen van mijn werk. Ik had Rob er niet van kunnen overtuigen om in deze periode één of twee etappes van het Trekvogelpad te lopen, dus besloot ik er zelf maar voor te gaan en ik had gekozen om de nogal polderachtige etappe naar Alkmaar per fiets af te leggen.
Het was prachtig nazomerweer, en zodra ik Elly in Zuid had afgeleverd zat ik op de fiets.
Een paar dagen geleden had ik al de oversteek over de Oranjesluizen van Amsterdam Noord naar Oost te voet gemaakt, zodat ik nu met een gerust hart direct de Schellingwouder brug kon nemen. Na de tweede brug ging ik met de trap naar beneden, pikte de route op en reed in de richting van Durgerdam. Na Durgerdam vervolgde ik mijn weg via Ransdorp in de richting van Zunderdorp, maar voor deze plaats dwong het rood wit me naar rechts, dwars door de Poppendammer polder in de richting van Zuiderwoude. Er waren weinig mensen op de weg en het weer bleef prachtig.
Zuiderwoude is altijd weer een feest om te komen. Ik keek even rond en sloeg daarna de boomomzoomde laan naar Broek in Waterland in.
Het havenrak van Broek, met zijn prachtige 17e eeuwse huizen was weer genieten, maar daarna was het mooie voorlopig op. Ik begon aan de eindeloze tocht door de droogmakerijen. Vaak lange, eindeloze wegen die alleen maar leuk waren omdat het zo mooi weer was. Eerst ging het naar Ilpendam. Ik probeerde op de weg, die nieuw geasfalteerd wed nog de oude boerderij van Edo te ontdekken, maar het is me niet gelukt. Bij Ilpendam ging de weg door een parkje, daarna door het oude dorp naar de pont. De pontbaas zette me voor 50 eurocent over, waarna ik mijn weg vervolgde in de richting van Landsmeer. Bij dit dorp ging de weg rechtsaf in de richting van het Twiske. Hier moest ik een korte periode met de fiets over een veldweg ploeteren, maar over het algemeen had het asfalt de overhand.
Via Neck bereikte ik Alkmaar, waar ik in een klein cafeetje aan de haven koffie dronk. Ik moest nog een eind verder voor ik het Noordhollandsch kanaal kon oversteken en daarna moest ik aan de overkant het zelfde stuk terugrijden.
Voorbij Neck, aan de andere kant van het kanaal, ging mijn weg naar rechts, eindeloos door Zuidoost Beemster. Na twee kilometer kaarsrecht, naar links en weer 2 kilometer kaarsrecht, dan weer naar links en nogmaals 2 kilometer kaarsrecht tot we weer terug waren bij het kanaal.
De weg vervolgde langs het Noordhollandsch kanaal en werd nu weer wat leuker. Met een grote boog kwam ik uiteindelijk terecht in de Rijp. En dat was een enorm leuk stadje! Mijn weg ging er kaarsrecht doorheen, maakte na anderhalve kilometer een haakse bocht naar rechts en ik was in Graft. In Graft was het raadhuis interessant om te zien. Naast het raadhuis heeft de 17e eeuwse kerk van Graft gestaan. Die is in 1952 gesloopt bij gebrek aan financiële mogelijkheden om de kerk te restaureren. De vloer van de kerk die bestaat uit 152 grafzerken, grotendeels uit de Gouden Eeuw, is behouden gebleven. Veel zerken zijn voorzien van fraaie medaillons en historisch interessante gegevens.
Trekvogels weer op pad!
Nu eens iets anders dan,
Want op de fiets,
Maar de tocht is geen flop.
Zonder Rob kruis ik het
Waterland-groen-gebied,
Dan door de Schermer.
Die rit, dat is top!
Zuiderwoude
De Aeën en de Dieën zijn zo mooi.
Een ophaalbrug, ik ben in Zuiderwoude.
Het geurt hier naar puur gras, maar niet naar hooi.
De Aeën en de Dieën zijn zo mooi.
De bomen dragen bruine heftsttooi
In stille zonschijn of bij felle koude.
De Aeën en de Dieën zijn zo mooi.
Een ophaalbrug, ik ben in Zuiderwoude.
De wilg
Zie hem staan, daar, die olijf der Lage Landen.
Zijn hout is productief, zowel voor biezen als voor manden.
In eindeloos gelid zie je ze netjes naast elkaar,
Z’omzomen fraai de waterkant. Ze horen immers daar!
Nooit staan ze midden in een wei, maar altijd aan de randen.
Soms moeten ze geknot, het werk van vele sterke handen.
Dat gaat wel eens verkeerd, waarvan het dorp dan spreekt de schande:
Je ziet dan slechts wat knoest en gat, dat oogt wel heel erg raar.
Zie ze daar staan!
De wilg staat in de Psalmen en Jesaja, altegaar.
“De lier hangt aan de wilgen”. Dat leest u voorzeker daar.
Toch zie je deze boom in weinig landen:
Aan natte grond kon hij zijn hart verpanden.
Olijf en wilg, beide zo mooi en ijv’rend met elkaar.
Zie ze daar staan.
Ik vervolgde mijn weg tot Noordeinde, waar ik een caféetje dicht vond. Hier ging het verder scherp naar links langs het water de Meert. Een stukje verder op dwong het rood wit me tot een halve kilometer door het grasland en over smalle bruggetjes, zodat ik in het moeras behoorlijk natte voeten haalde. Bij Driehuizen was dit leed weer geleden en ging het verder ellenlang en bij opstekende tegenwind tot het Noordhollandsch kanaal (weer!) Hier moest ik minstens twee kilometer in de verkeerde richting rijden tot ik bij een pontje kwam, waarmee ik het kanaal kon passeren. Aan de andere kant ging het weer kaarsrecht terug en tamelijk oninteressant, in de richting van Alkmaar.
Het laatste stuk ging door de buitenwijken van de AZ-stad, eerst door een park, waar ik prompt mijn roodwit kwijt raakte. Tenslotte fietste ik maar door naar de Kaasmarkt zonder op mijn teken te letten en hier werd een welverdiend biertje mijn deel.
Na een half uurtje bijgetankt te hebben reed ik de laatste kilometer naar het station. Hier tegenover at ik in een restaurantje een broodje kroket; daarna nam ik de trein terug naar Amsterdam.
Kíjk daar is het
Havenrak dan,
Met zijn uitzicht
Zeer geroemd.
’t Is de trots der
Waterlander
En terecht
Wereldberoemd.
Mario
Hij kwam ooit uit Italië,
Hij vond hier toen een stek.
Nu is hij zeer
Fortuinelijk
Restaurateur in Neck.
Schermer, Purmer, Wormer, Beemster,
Polders in een bonte rij.
Daar doorheen te moeten fietsen
Maakt een mens niet bijster blij.
Graft-de Rijp
Graft-de Rijp heeft wel wat
Een historische schat
Arch’tectuur-pandjes zat
In de polder.
Een toerist heel wat waard,
Gouden eeuw, hier vergaard
En zo lekker bedaard,
’t is geen kolder.
Dan komt Graft’s mooi stadhuis,
Maar daarnaast is’t niet pluis,
Zonder dak, zerkenhuis,
Ook geen zolder.
Hij stond hier, ooit, de kerk,
Een gebouw, Godeswerk
Maar nu rest zerk na zerk
In de polder.
Tot slot de Petershoek.
Bockbiertje staat al klaar,
Broodje kroket
En de maag is tevree.
En tot besluit van de
Fiets-in-plaats-voetentocht
Stap ik de trein in:
’t Was leuk wat ik dee!