6 Loenen – Hoenderloo 18 kilometer
Zaterdag, 3 juli 2010 (109,5 – 273)
Waardering 7,5 ; Trekvogel 7 + 2
In 2009 zouden we het tweede deel van ons Trekvogelpad gelopen hebben. Ik had het openingsversje al klaar, maar vlak voor ons vertrek besliste het lot anders. Na een onbesuisde actie viel ik van mijn fiets en op de eerste hulp werd een sleutelbeenfractuur geconstateerd, die gelukkig snel heelde, maar die me de eerste maanden het onmogelijk maakte om met een rugzak te lopen.
Als troost wandelden Rob en ik in mei het stuk Trekvogelpad van Amsterdam naar Weesp, wat weliswaar leuk was, maar niet ècht.
Gelukkig was ik in 2010 weer geheel hersteld en in juli stond ons vervolg gepland.
We vonden elkaar dus terug op 3 juli, om acht uur ’s ochtends op het Amstelstation. Er vond wat gepiel plaats met de OV-Chipkaart, die bij mij opeens nog geactiveerd bleek te moeten worden. We hadden daarna gelukkig nog ruimschoots de tijd om een kop koffie te kopen en daarmee stapten we om half negen in de trein naar Utrecht. In de trein regelden we onze financiële zaken, zodat ik als vanouds weer de huishoud-pot voerde. In Utrecht stapten we over op de trein naar Apeldoorn, waar we rond tien uur arriveerden.
We gingen via de onderdoorgang naar het eerste perron en daar bleek de stationsrestauratie, waar we twee jaar eerder onze tocht besloten hadden met een kopje soep en een broodje, niet meer te bestaan. We verlieten dus maar het station en liepen naar het busstation, waar we zagen dat onze bus over een klein half uur zou vertrekken. We wandelden daarna toch nog maar even over het stationsplein en vonden Bakker Bart, waar je ook een kopje koffie kunt drinken. Dat deden we en we kregen er ongevraagd een lekker puntje vlaai bij.
Precies op tijd waren we terug bij het busstation op de halte van bus 43, die ons naar Loenen moest brengen. De bus kwam vijf minuten te laat, maar reed daarna ook goed door. We hadden gevraagd, of de chauffeur ons wilde waarschuwen, want we waren er na twee jaar niet meer helemaal zeker van, of we de uistaphalte zouden herkennen. Ik hield mijn fototoestel in aanslag, om klaar te zijn wanneer we het beroemde telefoontoestel van “Even Apeldoorn bellen” zouden passeren. Twee jaar geleden had ik het kunstwerk wel gezien, maar toen zat mijn fototoestel in mijn rugzak. Maar nu lukte het!
De rit naar Loenen duurde precies een half uur. De chauffeur gaf onze halte aan en we wandelden door de hoofdstraat terug in de richting van de kerk waar we de route weer moesten oppakken. Het was maar goed, dat we in Apeldoorn nog koffie hadden kunnen krijgen, want in Loenen kon je een kanon afschieten zonder iemand te raken.
We vonden de aansluiting van het rood/wit bij de kerk en wandelden door een paar straten Loenen weer uit. Na wat heen en weer gezwerf door weiden en aanplantingen, vonden we een banktafel, waar we gingen zitten voor een slok water en een sneedje brood. Na een kwartiertje sloegen we bij een kwekerij rechtsaf en wandelden een stuk over een grindweg door het bos; we staken de autoweg over en vervolgden onze weg langs de rechteroever van de Vrijenberger Spreng, een gegraven beek met hier en daar een kunstmatige waterval erin.
De temperatuur was zeer hoog, maar werd gelukkig in toom gehouden door het feit dat we vrijwel steeds onder de bomen liepen.
Na een kwartier verlieten we de Spreng en vervolgden we ons pad, slingerend door het bos. Aan het geluid te oordelen naderden we een autoweg; het pad liep een stuk langs deze verkeersader en daarna klommen we op naar een brug, waarover we de snelweg kruisten. Aan de andere kant lag een wegrestaurant en we hoefden niet lang te overleggen of we daar wel of niet zouden aanleggen. We bestelden ijsthee en tonic en vulden onze waterflessen bij.
Een kwartier later vertrokken we weer en begonnen opgewekt aan onze laatste acht kilometer. Eerst volgden we de autoweg een stukje, maar al spoedig sloeg de weg rechtsaf een bos in.
Na een bochtig verloop van het pad kwamen we uit op een heideveld. De lucht begon te betrekken en plotseling stak er een frisse wind op, alsof er ergens in de buurt een onweersbui viel. We haalden uit voorzorg onze regenkleding te voorschijn en wandelden verder. En inderdaad, aan het einde van de hei gekomen, vielen de eerste druppels. Hier moesten we een autoweg kruisen en we voerden enig overleg of we onze route zouden afmaken of linksaf, langs de autoweg direct naar Otterlo zouden lopen. Ondanks de donkere luchten kozen we toch voor doorlopen. De regen viel inmiddels iets harder en ik trok mijn poncho over mijn rugzak aan.
De kaarsrechte weg schoot maar niet op, de regen nam in hevigheid toe, en toen we eindelijk de scherpe hoek van de weg bereikt hadden, moesten we dezelfde afstand vrijwel weer teruglopen. We passeerden een camping en een buitenhof; Elly belde op om te melden dat het bij Dutsland – Argentinië na vijf minuten al 1-0 voor Duitsland stond. Ik belde daarna meteen ons overnachtingsadres om te melden dat we in plaats van rond vijf uur pas om ca negen uur ’s avonds zouden verschijnen, want onze eerste noodzaak nu was een café en een tv.
Aan alles komt een eind en aan het eind van de eerste helft van de wedstrijd, wandelden we Otterlo binnen. Ik informeerde bij een agent, die in zijn busje naar de radio zat te luisteren en vernam, dat de stand nog steeds 1 – 0 in het voordeel van de Duitsers was.
Een stukje verder vonden we een café waar een flink deel van de cliëntele naar een groot scherm zat te kijken. Wij installeerden ons, bestelden een pilsje, deden onze schoenen uit en keken naar een zinderende tweede helft van de wedstrijd, waarin de stand opliep tot 4 – 0.
Na de wedstrijd bestelden we een saté’tje. Inmiddels hadden we bij de ober naar de dienstregeling van de bus geinformeerd, en ruim op tijd begaven we ons naar de bushalte, waarvandaan ons een bus naar Otterlo moest brengen. We stonden er nog geen minuut of er stopte een zespersoons busje, dat in deze contreien lijn 106 voorstelt. De busschauffeur bekeek mijn plattegrond, waar we naar toe moesten, en constateerde, dat zijn bus daar in de buurt kwam. We konden meerijden tot het eindpunt en we hoefden niet te betalen, want het was zijn laatste rit.
Trekvogelpad 2
Zevende jaar dit keer.
Jubilee is van wol,
Ook worden koper en nikkel
Gehoord.
Wij gaan vertrekken, nu,
Veluwerandzoomwaards.
Hoendeloo, Otterlo,
Prachtig zo’n oord!
Trekvogelpad
Eén jaar geen wandeltocht.
Nu weer van start gegaan
Naar de Valouwe,
Want daar is het mooi.
Wij wand’len samen door
Zandduinverstuivingen.
Aan de ontroering
Valt men hier ten prooi.
Even Apeldoorn bellen
Een telefoon! Wie zou zo’n ding nog kunnen missen?
Maar is ie niet wat groot? Laat mij me daarvan vergewissen.
Je ziet 3 x 4 knoppen en een hoorn met een snoer,
Hij is heel groot, dus staan er niet veel dieven op de loer.
Wel wordt ie in de regen nat en zie die hondjes pissen!
“Bel Apeldoorn” is de kreet. Dat moet ik nu beslissen.
Of zie ik mooie kunst en is de rest alleen maar gissen?
Ja, het is kunst, stel ik nu vast, al is ie wel wat stoer,
Die telefoon.
We gaan nu wand’len; op het land zien wij een heuse boer,
We eten uitgelezen kost, het echte Veluws voer.
We wandelen, geen tijd dus om te vissen!
En vogels zien we hier, in bonte rissen.
En om de Randstad geven wij nu eventjes geen moer.
Geen telefoon!’
Veluwe
Natuur is voor tevredenen of legen.
De Veluwe is bos en hei en zand,
Waar je ook kijkt zie je het woeste land.
Bij zonschijn is het mooi, maar ook bij regen.
Maar ja: wat is natuur nog in dit land?
Een stukje bos, door spoorlijnen doorsneden,
En wegen, waar heel hard op wordt gereden:
De slachtoffers staan daag’lijks in de krant.
Een stukje bos, ter grootte van een krant?
Toch vind je hier nog zwijnen, herten, reeën.
De rugstreeppad heeft hier haar barensweeën,
De wilde zegge groeit hier langs de kant.
Een heuvel, met wat villaatjes ertegen.
Dan zie je: Hoenderloo of Otterloo,
Met luisteraars, zeer thuis bij de EO;
Zij lezen Trouw, de Heer is hen tot zegen.
Natuur is voor tevredenen of legen.
En dan: wat is natuur nog in dit land?
Een stukje bos, ter grootte van een krant,
Een heuvel met wat villaatjes ertegen.
We vertrokken en nog geen minuut later reden we via een slagboom het landschapspark de Hoge Veluwe binnen. De bus reed het hele park door tot Otterlo. Vanaf onze zitplaatsen constateerden we, dat er in het “centrum” van Otterlo voldoende eetgelegenheden waren, en toen waren we het dorp al weer uit. Een paar honderd meter was het eindpunt van de bus op een rotonde en toen moesten we nog 800 meter lopen! En het was inmiddels weer gaan regenen!
Langs de autoweg, derde straat links, zandweg en na 300 meter rechtsaf en dáár lag het woonhuis van mevrouw Bosman, onze gastvrouw.
We kregen de beschikking over een apart stukje van het huis, een royale zitslaapkamer en een flinke badkamer, helaas alleen met een tweepersoons bed erin. Zodra mevrouw Bosman de satteliet-tv aan Rob had uitgelegd, was die tevreden, want dan kon hij de wedstrijd Paraquay – Spanje zien. Maar eerst douchten we om beurten het zweet van onze lijven. We hadden de eerste dag overleefd, maar door de combinatie van de hitte, de regen en weer na twee jaar een rugzak op de rug, waren we allebei toch wel moe.
We keken de wedstrijd, daarna volgde Rob nog de nabeschouwingen en las ik in mijn Psalmenoproer van Maarten ’t Hart, maar om half elf begonnen onze ogen te prikken. Rob ging eerst nog een kwarier op muggen- en vliegenjacht, maar toen sliep ik al!