Criteria van Oliver Bloodstein

De effectiviteit van een antistottermethode voor volwassenen is vast te stellen aan de hand van de onderstaande criteria van Oliver Bloodstein:

    1. De therapie moet effectief blijken te zijn voor een grote en representatieve groep van mensen die stotteren. De resultaten mogen dus niet gebaseerd zijn op één of enkele gevallen.

    2. De resultaten moeten worden vastgesteld door objectieve meetmethodes van het spreekgedrag, zoals de frequentie van het optreden van 'stotters', de snelheid van spreken en door andere maatstaven voor de ernst van het stotteren. Zulke metingen moeten worden verricht voor, tijdens en na de behandeling. De metingen moeten worden uitgevoerd door andere personen dan de therapeuten zelf en zonder dat zij kennis hebben die hun meting zou kunnen beïnvloeden. Belangrijk hierbij is ook de betrouwbaarheid van de onderzoeker.

    3. De beoordeling van therapeutisch succes moet zijn gebaseerd op herhaalde evaluaties en adequate spreekvoorbeelden. Dit om de grote variatie in ernst van stotteren in de tijd en onder verschillende omstandigheden zoveel mogelijk te elimineren. Er moet dus op verschillende tijdstippen en in verschillende representatieve spreeksituaties worden gemeten, bijvoorbeeld m.b.v. portable micro geluidsrecorders.

    4. Een aangetoonde verbetering in het spreken moet zich niet beperken tot binnen de muren van de therapie‑instelling, maar ook optreden in spreeksituaties buiten de instelling.

    5. De bestendigheid van de resultaten moeten worden aangetoond door lange termijn onderzoek na de behandeling. Het grootste probleem is immers niet iemand op korte termijn van het stotteren af te helpen, maar wel de vloeiende spraak zien te handhaven. Genoemd wordt een minimum termijn van 1- 2 jaar. Bij het handhaven van de vloeiende spraak kunnen strakke tijdschema's en deelname aan zelfhulpgroepen een grote rol spelen.

    6. Er moeten geschikte controlegroepen of controlecondities worden gebruikt om aan te tonen dat de afname van het stotteren ook echt het resultaat is van de therapie en niet veroorzaakt wordt door andere factoren.

    7. De spraak van de betreffende cliënt moet natuurlijk en spontaan klinken in de oren van neutrale luisteraars; de cliënt moet niet de behoefte hebben zijn spreeksnelheid te registreren en d.m.v. veel energie en aandacht te beheersen.

    8. De behandeling moet niet alleen het lichamelijke stotteren doen verdwijnen, maar ook de aan stotteren gepaard gaande gevoelens en gedachten. De cliënt moet dus niet alleen niet meer stotteren, maar zich ook niet meer voelen en denken als stotteraar.

    9. Het succes van een therapieprogramma moet niet worden verkleind door ongemotiveerde cliënten die afhaken.

    10. De therapiemethode moet effectief blijken te zijn in de handen van bijna alle gekwalificeerde hulpverleners, dus ook hulpverleners die geen buitengewoon aanzien, prestige of persoonlijkheid hebben.

    11. De methode moet ook succesvol blijven wanneer zij niet meer nieuw is en de eerste golf van enthousiasme over de therapie is weggeëbd.

Oliver Bloodstein 1920-2010

De beste stottertherapie >>