Zelfhulp

Wij hebben tot dusver aan de hand van een aantal voorbeelden gezien hoe men zichzelf in veel problemen als slachtoffer ervaart en wij hebben nu ook begrepen dat wij in werkelijkheid niet het slachtoffer van onze gevoelens en gedragswijzen zijn, maar hun schepper. Het werd ook duidelijk dat al onze moeilijkheden ook op één of andere wijze sociale problemen zijn, dat wil zeggen zij hangen altijd samen met onze betrekkingen tot andere mensen.

Hoewel wij onszelf niet objectief kunnen zien, is de zin: “Als ik wil weten wat ik werkelijk wil, moet ik kijken naar wat ik doe - en wat er daardoor gebeurt” een belangrijke hulpbron om objectiever te worden. Niet wat wij zeggen, niet onze bedoelingen, maar wat wij doen is beslissend. Per slot van rekening hebben wij gezien dat voor ons gedrag niet oorzaken beslissend zijn, maar doelen. Veel van deze doelen zijn fictief, maar richtinggevend voor de betreffende echte waarheden. In onze voorbeelden: Met het “zijn mening niet zeggen” vermijdt hij bestraffing en afwijzing. Met het “niet schrijven van zijn afstudeerscriptie” vermijdt hij het gevoel van te kort te schieten voor het geval hij niet als de beste voor de dag komt. Met het “niet op tijd klaar zijn” bereikt zij het doel van de superioriteit en van de wraak. Met het “ik kan geen goede morgen zeggen” bereikt hij het doel van sociale afstand en van zekerheid. Met het “te veel eten” bereikt zij de bevestiging dat vrouwen onder mannen moeten lijden.

Het helpt meer in doelen te denken dan in oorzaken, want als men zijn doel heeft onderkend, heeft men ook een keus: Men kan als voorheen verdergaan (maar niet langer in onwetendheid, waardoor het gedrag minder smakelijk wordt) of men kan zijn gedrag veranderen. Iedere verandering geeft een gevoel van innerlijke vrijheid en werkt bemoedigend.

Wij hebben gezien dat de levensstijl een aantal zeer subjectieve grondregels voor het leven omvat. Deze regels, die in de eerste kinderjaren zijn ontstaan en iets zeggen over de mens zelf en over zijn omgeving, zijn niet gelijk te stellen aan gedragspatronen, maar ons gedrag is gegrond op deze overtuigingen, op deze grondregels. Wie zijn eigen, tot dusver onbewuste grondregels heeft leren kennen, kan zijn gedrag gemakkelijker veranderen omdat hij voor zichzelf geen vraagteken meer is, maar begrijpt waarom hij doet wat hij doet. Hij beleeft zichzelf in toenemende mate als een beslissingen nemend wezen, dat wil zeggen, hij ervaart in de praktijk van het dagelijks leven: “Ik kan ook anders.” In dit proces, waarbij de betrokkene via kleine stappen nieuwe gedragspatronen uitprobeert en bemoedigende ervaringen kan opdoen, heeft men, met steeds groter wordende tussenpozen, psychologische begeleiding of therapie nodig. Dan komt een moment dat hij zich menigmaal, soms heimelijk weemoedig, moet toegeven dat hij niet meer: in onschuld onder zijn probleem kan lijden. Daarvoor is hem zijn eigen aandeel en zijn eigen verantwoordelijkheid voor verandering te duidelijk. Zijn vooruitgang maakt hij door het toepassen van op zijn geval toegesneden, algemeen geldende regels voor de psychische hygiëne in de omgang met zichzelf en met anderen. Tot deze regels rekenen wij:

Geloven in de eigen bekwaamheid tot verandering.

De grondregels van het leven aanvaarden.

Kleine stappen doen.

Zichzelf en anderen bemoedigen.

Het gemeenschapsgevoel ontwikkelen.

Geloven in de eigen bekwaamheid tot verandering.