Van: kan niet, naar: wil niet

Voorbeeld - Zijn mening zeggen:

Wie zegt:”Ik kan mijn mening niet zeggen,” moet nu anders denken: “:Ik wil mijn mening nietzeggen.” Er zijn per slot van rekening veel situaties waarin men zijn mening kan zeggen. Nu, terwijl hij bij de psycholoog zit zegt hij toch ook wat hij vindt van zichzelf en van zijn problemen. In moeilijke situaties bijvoorbeeld tegenover zijn ondergeschikten, zwakt hij zijn mening af, draait om de hete brij heen en zegt uiteindelijk niet wat hij meent. Dat betekent: Hij wil zijn mening afzwakken; hij wil om de hete brij heen draaien en hij wil zijn mening niet zeggen, anders zou hij het wel doen.

Voorbeeld - Op tijd klaar zijn:

In het leven van deze vrouw zijn vele situaties waarin zij op tijd klaar is. Als zij bijvoorbeeld alleen op reis gaat en op tijd op het station moet zijn, dan is zij daar precies op tijd. Als zij het klaarspeelt elke keer als zij met haar man uitgaat, vijf tot tien minuten later klaar te zijn dan kan dat toch haast geen toeval meer zijn. Er is een zeer knappe planning voor nodig om iedere keer vijf tot tien minuten later klaar te zijn. Als wij haar observeren dan zien wij dat zij treuzelt en daarom niet op tijd klaar is. Zij zou nu ook tegen zichzelf moeten zeggen: “Ik wil treuzelen opdat ik vijf tot tien minuten later klaar ben. Hoewel ik de logica van de individualpsychologische theorie het begrepen, begrijp ik nog niet waarom ik niet op tijd klaar wil zijn. Ik wil er echter eerst maar eens van uit gaan dat het zo is en mij niet meer als slachtoffer van mijn onbekwaamheid zien. “

Voorbeeld - Een afstudeerscriptie schrijven:

Het proces van het anders gaan denken is niet altijd gemakkelijk te aanvaarden. In dit geval zou dat er zo uitzien: “Ik wil, als ik aan mijn afstudeerwerk begin, dat ik onpasselijk word, zodat ik een reden heb te gaan liggen en de scriptie niet hoef te schrijven.”

Voorbeeld - Goede morgen:

Hij kan wel “goede morgen” zeggen, want als hij bij de psycholoog zit en zegt: “Ik kan niet “goede morgen” zeggen, heeft hij toch ook “goede morgen” gezegd. De uitdrukking: “Ik kan niet "goede morgen"zeggen,” klopt dus niet. Als wij hem in zijn kantoorsituatie observeren zien wij dat hij de deur achter zich sluit, zijn mond en hoofd beweegt en slikbewegingen maakt, maar niet “goede morgen” zegt. Hij zou zijn situatie nu zo kunnen formuleren: “Ik doe de deur achter mij dicht, wil dan mijn goede bedoeling tonen door mij in te spannen te spreken, maar uiteindelijk wil ik niet “goede morgen” zeggen.

Voorbeeld - Te veel eten:

Deze jonge vrouw zou nu tegen zichzelf kunnen zeggen: “Als ik wil weten wat ik eigenlijk wil moet ik kijken naar wat ik doe en wat er daardoor gebeurt.” Dat betekent in dit geval: “Ik wil teveel eten zodat ik dik word en ik wil klaarblijkelijk dik worden opdat mijn vriend mij afwijst. Na enige tijd ga ik dan vasten opdat ik afval. Ik wil afvallen zodat mijn vriend weer lief voor mij is. Als mijn vriend lief voor mij is en alles tussen ons harmonisch is, wil ik dit weer verstoren door mijn eten. Zo gedraag ik mij.”

Hoewel wij vanuit individualpsychologisch standpunt zeggen dat de mens een eenheid is, beleeft degene die met een probleem zit zichzelf niet als een eenheid.

De hiervoor beschreven, vaak pijnlijke kunst van het anders gaan denken, voert ons naar een waarheid over ons zelf. Wanneer wij moedig genoeg zijn deze waarheid onder ogen te zien, kunnen wij ophouden onszelf iets wijs te maken en staan voor wat wij doen. Zo doen wij dan een grote stap voorwaarts, want wij treden uit de rol van het slachtoffer (ik kan niet, hoewel ik wel wil) en in de rol van een beslissingen nemende, verantwoordelijke volwassene. De bevrijdende belevenis is dat men zich voorstelt dat men niet het slachtoffer maar de schepper is van zijn eigen situatie en dat men daarom ook andere beslissingen kan nemen.

Dit gevoel van innerlijke vrijheid is echter slechts met het begrip van het theoretisch model verbonden. In werkelijkheid kan hij, als hij heeft begrepen dat hij in wezen niet voor zijn mening wil uitkomen, desondanks morgen nog zijn mening niet zeggen. En als zij heeft begrepen dat zij te laat klaar wil zijn, zal zij er desondanks niet in slagen de volgende dag al op tijd klaar te zijn.

Er ontbreken namelijk nog een paar stappen. Wie zo moedig was de weg te gaan van “Ik kan niet” naar “Ik wil niet”, zou nu op zijn minst kunnen begrijpen waarom hij doet wat hij doet; wat de zin van deze beslissing is en hij moet ervaren dat hij ook anders kan.

Waarom doe ik wat ik doe?