Problemen

De veelvuldigheid van de problemen die ons in de psychologische therapie of consultatie worden aangeboden, kan men meestal tot twee basisformuleringen terugbrengen:

Ik zou graag willen wat ik niet kan

Bijvoorbeeld: “Ik zou graag mijn mening kunnen zeggen, maar het lukt me niet”. Of: “Ik zou zo graag een begonnen betrekking houden, maar dat lukt mij niet; mijn betrekkingen lopen altijd weer mis”. Of: “Ik zou graag normaal willen kunnen spreken, maar iedere keer als een onderwerp of een mens belangrijk voor mij is, begin ik te stotteren”. Enzovoorts.

Ik doe wat ik niet zou moeten doen

Anders geformuleerd, bijvoorbeeld: “Ik zou zo graag minder roken, maar ik kan het niet laten”. Of: “Ik zou zo graag minder agressief zijn, maar ik kan er echt niets aan doen dat ik woede-uitbarstingen heb”. “Ik zou niet zo veel willen eten en te dik worden. Ik begrijp mezelf helemaal niet; waarom doe ik het toch?” Enzovoorts.

Ook problemen die met angst, lichamelijke spanningen of lichamelijke symptomen te maken hebben, laten zich tot één van deze beide formuleringen terugbrengen.

Karakteristiek voor problemen is dat degene die ze ondervindt, niet zo goed begrijpt hoe zijn probleem in elkaar zit. Hij kan daarom ook niet altijd duidelijk formuleren wat er nu eigenlijk aan de hand is.

In de psychologische consultatie wordt hij door doorvragen geholpen zijn probleem eerst duidelijk voor ogen te krijgen en daarbij kan het gebeuren dat het hem helder wordt dat datgene wat hij tot dusver als zijn probleem heeft gezien, zijn probleem helemaal niet is, maar dat het in werkelijkheid om iets heel anders gaat.

Wij zullen nu aan de hand van enige voorbeelden de hierboven genoemde principes zo behandelen dat u mogelijkerwijze ook uw eigen problemen beter kunt begrijpen.

Voorbeeld .- Je mening zeggen:

“Ik kan mijn mening niet zeggen. Ik heb een aantal ondergeschikten en het komt dagelijks voor dat ik mijn mensen mijn mening moet zeggen. Eerst overweeg ik een tijd lang hoe ik het zal formuleren opdat ik niemand kwets en schuif de zaak een tijdlang voor mij uit. Als ik dan eindelijk opsta, trekt iets in mijn borst zich samen; ik voel een druk op mijn maag, een brok in mijn keel en als ik dan tegenover de mensen sta dan zeg ik weliswaar wat ik te zeggen heb, maar op een zo weinig overtuigende manier en met zoveel afzwakkingen en met zo mogelijk een beroep op andere autoriteiten dat het al gauw helemaal niet meer mijn mening is en de anderen mijn opmerkingen ook nauwelijks serieus kunnen nemen. Uit hun reacties meen ik ook menigmaal op te maken dat ze eerder medelijden met me hebben dan dat ze mijn boodschap ten harte nemen. Als ik dan weer in mijn kantoor ben, ben ik woedend op mezelf en op de hele wereld. Mijn vrouw merkt dat dan ’s avonds. Soms stap ik ook met een duidelijk en moedig voornemen mijn kantoor uit, maar als ik dan tegenover die mensen sta, hebt ik mijn mening al weer afgezwakt voor ik mij ook maar voor de geest haal wat ik eigenlijk doe.”

Voorbeeld:- op tijd klaar zijn

“Als mijn man en ik uitgaan, kan ik nooit op tijd klaar zijn. Mijn man is zo verschrikkelijk precies. Als wij hebben afgesproken dat wij om 14.30 uur wegrijden, zit hij ook precies om 14.30 uur in de auto en laat de motor al lopen. Ik voel me dan zo ontzettend onder druk staan dat ik mij als verlamd voel. Ik doe weliswaar mijn best om op tijd klaar te zijn, maar ik krijg het gewoon niet voor elkaar. hoe meer ik zijn druk merk, hoe onbekwamer ik mij voel en ik wil toch zo graag dat hij tevreden over me is. Maar hij is dan boos en ik voel me verdrietig en ontmoedigd. Als ik dan vijf minuten later eindelijk klaar ben en we onze tocht kunnen beginnen, zijn de eerste uren helemaal bedorven.”

Voorbeeld - Het schrijven van een afstudeerscriptie:

“Ik kan mijn afstudeerscriptie niet schrijven. Ik studeer al vele jaren en ben eindelijk zo ver dat ik mijn studie kan afsluiten. Ik hoef alleen nog maar mijn scriptie te schrijven. Ik heb alle bijzonderheden bij elkaar gezocht en ik hoef de zaken alleen nog maar op een rij te zetten, maar ik krijg het gewoon niet voor elkaar. Iedere keer als ik achter mijn p.c. wil gaan zitten word ik onpasselijk en moet ik gaan liggen omdat ik anders moet overgeven. Mijn vrouw werkt, terwijl ik studeer en ze zou zo graag een kind willen hebben. Ik uiteindelijk ook, maar zolang ik mijn studie niet afsluit kan dat niet.”

Voorbeeld - Goede morgen:

“Ik kan niet “goede morgen” zeggen. Ik heb mijn kantoor, waarin ik met nog een collega werk, achter een glaswand in een hoek van een grotere ruimte waarin nog vijftien collegae werken. Ik begin ‘s morgens een half uur later en heb dus op weg naar mijn bureau de ongeveer vijftien collega’s te groeten. Als ik door de gang naar de deur loop overvalt me een verschrikkelijke angst. Ik begin te zweten, mijn hart bonst als een gek en als ik dan de deur achter me dicht doe en in het vertrek sta, breng ik het niet op “goede morgen” te zeggen. Ik voel me dan allerellendigst en minderwaardig, kruip in mijn hoek, erger me aan mezelf, begin woedend te werken en kom niet dan voor het hoogstnodige achter mijn bureau vandaan.”

Voorbeeld - Teveel eten:

“Ik eet teveel. Ik prop alles wat maar eetbaar is, vooral zoetigheden, naar binnen en ik begrijp mezelf niet, want ik wil dat eigenlijk helemaal niet. Het probleem is dat ik dan te dik word en mijn vriend houdt helemaal niet van me als ik te dik ben. Hij wil dan niets van mij weten en begrijpt net zo min als ik waarom ik zoveel eet. Wij lijden en beiden onder. Hij schaamt zich voor mij als ik zo dik ben en wil niet met mij sporten, wil niet met mij wandelen of met me uitgaan. Nu en dan verman ik mij en doe een vastenkuur. Ik val dan meestal ook zeer snel af en dan gaat het met ons beiden weer beter. Hij houdt dan veel van mij en ik voel mij zeer gelukkig. Na enige tijd komt dan mijn eetziekte weer terug en ik kom dan ook weer erg snel aan. Dan is het probleem er weer. Had ik toch maar wat meer wilskracht.”

Uit bovengenoemde voorbeelden zien wij dat er geen privé-problemen bestaan. Alle problemen die wij tegenkomen hebben ook iets met andere mensen te maken. Zo geeft de mens met zijn probleem ook uitdrukking aan sociale of eigen eisen, waarvoor hij zich gesteld ziet. Goed beschouwd zegt hij immers:

“Ik moet mijn mening kunnen zeggen, anders ben ik niet oké.”

“Ik moet op tijd klaar kunnen zijn, want dat verlangt mijn man van mij.”

“Ik moet mijn afstudeerscriptie schrijven want anders gaat mijn huwelijk niet goed.”

“Ik moet “goede morgen” kunnen zeggen, want anders ben ik geen normaal mens.”

“Ik moet mij zo gedragen als mijn vriend van mij wil en daarom mag ik niet dik worden.”

Het zijn juist de sociale eisen of de eisen die men zichzelf stelt, die iemand het leven zwaar kunnen maken. Iemand anders zou wellicht kunnen zeggen:

“Ik kan weliswaar niet zo goed mijn mening zeggen, maar wat geeft dat, er zijn erger dingen.”

“Ik ben weliswaar niet op tijd klaar, maar vijf minuten vroeger of later, dat maak in feite toch helemaal niets uit.’

“Ik heb nog steeds niet mijn afstudeerscriptie geschreven, maar ik heb het me voorgenomen en ik ben er van overtuigd dat ik hem vroeger of later zal schrijven.”

“Ik kan niet “goede morgen” zeggen, daarom zeg ik gewoon “hallo” als ik binnen kom.”

“Ik eet weliswaar te veel en daarom wijst mijn vriend mij af, maar voor mij is eten belangrijker dan zijn liefde.”

Als men zo de eisen van anderen of de eisen die men zichzelf stelt van het probleem scheidt, blijven bepaalde feiten over, die niet zonder meer problemen hoeven te betekenen. Wij kunnen daarom problemen van een mens pas begrijpen als wij de mens bezien in zijn sociale omgeving en ons zo in de ideeën die hij over zichzelf en de wereld heeft indenken.

In de formulering van de problemen hebben wij vastgesteld hoe de mens zich slachtoffer van twee krachten voelt. Enerzijds wil hij zijn mening zeggen, anderzijds bespeurt hij iets in hemzelf wat hem daarvan terughoudt. Zij zou graag op tijd klaar zijn, anderzijds gedraagt zij zich zo dat het niet lukt. Men beleeft zichzelf als gespleten. Het is alsof er in ons krachten zijn die sterker zijn dan wijzelf. Daardoor beleven wij onszelf als slachtoffer en niet als vrije, zelf beslissende wezens. Dat is een probleem.

De mens is een eenheid die zich op grond van eigen beslissingen gedraagt