10. De kostbare lading

(c) Stichting Wiebe Hayes

Pelsaert had aan boord van de Saerdam speciaal inheemse duikers meegenomen om zoveel mogelijk van de kostbare lading uit het wrak te kunnen redden. De kostbare juwelen had Pelsaert bijna compleet op Batavia’s kerkhof kunnen terugvinden. De duikers bleken elf van de twaalf kisten met goud en zilver te kunnen bergen. De andere kist was door de muiters geopend en de inhoud daarvan was teveel verspreid geraakt.

Terug in Batavia

Op 15 november vertrok de Saerdam van de Abrolhos. De twee jongste muiters, een van hen was Wouter Loos, werden allereerst op het Zuidland (Australië) afgezet. Zij kregen de opdracht te zoeken naar voor de compagnie waardevolle zaken en waren daarmee feitelijk de eerste kolonisten van Australië. Van hen is overigens geen spoor teruggevonden. De Saerdam arriveerde op 5 december in Batavia. Ook Gouverneur-Generaal Speckx (Coen was ondertussen overleden), was ontevreden over Pelsaerts handelen.

De verdachten moesten zich opnieuw, nu voor de Raad van Justitie, verantwoorden. Men was namelijk van mening dat de rechtspraak door de scheepsraad onvoldoende zorgvuldig en niet voldoende streng en dus onterecht was geweest. Nog meer onvoorstelbare gruwelijkheden kwamen bij de nieuwe verhoren aan het licht.

Eind januari 1630 werden de uitgesproken vonnissen goedgekeurd en uitgevoerd. De ergste, nog levende, schuldige (hij had zeventien mensen vermoord) werd geradbraakt van onder naar boven. Hierna werd zijn lichaam tentoongesteld. Vijf daders werden alsnog gehangen, waarvan één eerst de rechterhand werd afgekapt. Eén van de gehangenen was assistent onderkoopman Deschamps die enkele maanden voordien zelf nog deel had uitgemaakt van de scheepsraad die op de rampplek de vonnissen velde. Er werd verder veroordeeld tot geseling, brandmerking, dwangarbeid en verbanning.

Diegenen die zich goed hadden gedragen, kregen enkele maanden extra salaris en van hen werden de gages opgetrokken tot in ieder geval tien gulden per maand.

De belangrijke rol die Wiebe Hayes uit Winschoten heeft gespeeld in deze affaire was al door de scheepsraad van de Saerdam gewaardeerd en beloond met opslag en bevordering. De regering in Batavia vond dat echter volstrekt onvoldoende en verdubbelde nogmaals zijn wedde, zodat die nu 40 gulden werd en bevorderde hem nog eens, nu tot officier.

In maart 1631 zat schipper Jacobsz nog in voorarrest. Uiteindelijk werd zijn zaak aan de Heeren XVII voorgelegd. Zij beslisten dat er te weinig bewijs tegen hem was en ontsloegen hem van verdere vervolging.