heeft kennis van verschillende leer- en onderwijstheorieën die voor haar onderwijspraktijk relevant zijn en kan die herkennen in het leren van haar leerlingen.
kan een adequaat klassenmanagement realiseren.
P: legt voorafgaand aan de onderwijsactiviteit de benodigde materialen klaar; kan de structuur van de onderwijsactiviteit vasthouden; hanteert duidelijke regels en afspraken die passen bij de school en communiceert de regels naar leerlingen.
kan de leerstof aan haar leerlingen begrijpelijk en aansprekend uitleggen, voordoen hoe ermee gewerkt moet worden en daarbij inspelen op de taalbeheersing en taalontwikkeling van haar leerlingen.
kan de leerling begeleiden bij die verwerking, stimulerende vragen stellen en opbouwende gerichte feedback geven op taak en aanpak.
P: kan de leerling begeleiden bij de verwerking en open vragen stellen.
kan advies vragen aan peers, collega’s of andere deskundigen; zij weet wanneer en hoe zij advies kan geven; hierbij kan de leraar gebruik maken van methodieken voor professionele consultatie en leren, zoals supervisie en intervisie
P/H: kan advies vragen aan peers, collega’s of andere deskundigen en advies geven aan peers door gebruik te maken van intervisie.