Klik op de rugzak om naar mijn bewijsmateriaal te gaan.
heeft kennis van ontwikkelingstheorieën en de gedragswetenschappelijke theorie die voor haar onderwijspraktijk relevant zijn (bijvoorbeeld elementen uit de sociale psychologie en de communicatietheorie) en kan die betrekken op haar pedagogisch handelen.
heeft kennis van agogische en pedagogische theorieën en methodieken, die voor haar onderwijspraktijk relevant zijn en kan die betrekken op haar pedagogisch handelen.
weet hoe zij zicht kan krijgen op de leefwereld van haar leerlingen en hun sociaal-culturele achtergrond. Zij weet hoe zij daarmee rekening kan houden in haar onderwijs.
heeft zich theoretisch en praktisch verdiept in de pedagogiek van het type onderwijs en het deel van het curriculum waarin zij werkzaam is.
kan groepsprocessen sturen en begeleiden en maakt hierbij de sfeer in de klas bespreekbaar.
P: heeft overzicht en overwicht op de groep. Geeft zelf het goede voorbeeld en toont respect naar de leerlingen.
kan vertrouwen wekken bij haar leerlingen en een veilig pedagogisch klimaat scheppen.
P: weet vertrouwen en respect te wekken; is enthousiast; luistert actief; is empatisch, sensitief en responsief.
kan ruimte scheppen voor leren, inclusief het maken van vergissingen en fouten.
P: waardeert de inbreng van de leerlingen; spreekt positieve verwachtingen uit; maakt complimenten en past uitgestelde aandacht toe.
kan verwachtingen duidelijk maken en eisen stellen aan leerlingen.
P: is consequent en toont voorspelbaar leerkrachtgedrag.
kan het zelfvertrouwen van leerlingen stimuleren, hen aanmoedigen en motiveren. P: geeft complimenten aan individuele leerlingen en aan de groep.
heeft oog voor de sociaal-emotionele en morele ontwikkeling van haar leerlingen en doet daar recht aan.
P: herkent sociaal-emotionele en morele ontwikkelingsvraagstukken van leerlingen.
is in staat tot kritische reflectie op zichzelf in de pedagogische relatie.
P: kan aangeven wat haar sterke en zwakke punten zijn in de pedagogische relatie en hiervan een ontwikkelpunt maken.
kan haar eigen grenzen bewaken.
P: ontdekt met peers en begeleider de eigen grenzen.