Doelgroep: kinderen en jongeren met een ernstige verstandelijke beperking (type 2) en moeilijk hanteerbaar gedrag


Er bestaan heel wat artikelen en boeken die personen met een verstandelijke beperking beschrijven. En toch… deze doelgroep laat zich nooit helemaal vangen in omschrijvingen. Ik kan deze doelgroep en met name mijn leerlingen maar weergeven door erover te vertellen: hoe ze dagelijks blijven verbazen, hoe ze ons kunnen raken, welke rollercoaster aan gevoelens ze kunnen oproepen. Er is sprake van een ‘eigen’ categorie personen, die behoefte heeft aan een ‘eigen’ wijze van ondersteunen (Maes & Vlaskamp, 2020). 

 

Probleemgedrag komt vaker voor bij personen met een verstandelijke beperking dan bij personen zonder beperking. Bij 30 tot 50% van de personen met een verstandelijke beperking is er sprake van psychische stoornissen of probleemgedrag, zoals agressief gedrag, dwangmatig handelen of zelfverwonding (Došen, 2014). Dit gedrag wordt als normaal beschouwd, ‘want het hoort er nu eenmaal bij’ (Bettinger, 2015). Toch is probleemgedrag soms te voorkomen. Vaak hebben leerlingen met een ernstige verstandelijke beperking alleen deze mogelijkheid om signalen te geven. Zij hebben geen woorden om te uiten wat er aan de hand is en door probleemgedrag laten ze zien dat er is iets mis is. Meestal stopt het probleemgedrag op het moment dat de begeleiding de signalen begrijpt en weet wat de leerling bedoelt, zoals behoeften die niet zijn vervuld of overprikkeling (Bettinger, 2015). We moeten probleemgedrag zien als signaalgedrag, want een signaal kan ons alert maken om te onderzoeken wat de leerling ons wil duidelijk maken. Deze manier van kijken vraagt veel van de begeleiding. Het is moeilijk de signalen die een leerling uitzendt altijd goed te begrijpen en hier betekenis aan te geven, laat staan hier op de juiste manier op te reageren (Bettinger, 2015). 

 

Als we met probleemgedrag geconfronteerd worden, zijn er tal van opties om te reageren: afwachten, de leerling kalmeren, de-escaleren, weggaan, de strijd aangaan of overgaan tot time-out of fixatie (inperken van de bewegingsvrijheid). Een andere optie is: het gedrag negeren. Maar baby’s negeer je toch ook niet als ze huilen, waarom wel een leerling met een emotioneel ontwikkelingsniveau van zes maanden? En door een leerling te fixeren, zorgen we er juist voor dat hij zich niet begrepen voelt. We beschermen hem tegen zichzelf en van de anderen. We beschermen hem niet tegen zijn problemen waardoor hij deze signalen uitzendt. Door in te spelen op deze signalen, kan deze maatregel vaker vermeden worden (Bettinger, 2015). Afzondering en fixatie raken aan hun vrijheid en hebben een negatieve impact op de relatie tussen leerling en begeleiding. Het werkt als een vicieuze cirkel: hoe meer afzondering en fixatie, hoe minder vertrouwen in de begeleiding, hoe meer kans op afzondering en fixatie in de toekomst. Maar soms is het nodig om de veiligheid te garanderen bij ernstig gevaar voor de leerling of anderen (Beeckmans et al., 2022).

 

'Moeilijk hanteerbaar gedrag' kan zich in verschillende vormen voordoen. Hierboven heb ik het vooral over probleemgedrag zoals fysieke agressie, maar ook angstige leerlingen of leerlingen die zich terugtrekken en waar de begeleiding weinig over weet, horen hieronder.