Sonnet 68

Shakespeare

Thus is his cheek the map of days outworn,

When beauty lived and died as flowers do now,

Before these bastard signs of fair were born,

Or durst inhabit on a living brow.

Before the golden tresses of the dead,

The right of sepulchres, were shorn away,

To live a second life on second head,

Ere beauty's dead fleece made another gay.

In him those holy antique hours are seen,

Without all ornament, it self and true,

Making no summer of another's green,

Robbing no old to dress his beauty new.

And him as for a map doth Nature store,

To show false Art what beauty was of yore.

Vertaling van Jules Grandgagnage (2020)

Zo toont zijn aanschijn de kaart van eerdere dagen,

Toen schoonheid in leven en dood was als de rozen,

Voordat die valse blanketsels het licht zagen

Die het gelaat brutaal als woning kozen.

Voordat de gouden lokken van de doden,

Ontroofd aan het graf, gretig bijeen geschaard,

Aan een nieuw levend hoofd werden geboden,

Een dode vacht, die nu een ander draagt.

Alleen in hem is schoonheid nog als toen,

Oprecht en zonder sier zichzelf gebleven,

Geen zomer veinzend met gestolen groen:

Hij hoeft geen dode pruik of kleed te lenen.

Natuur moet als een kaart zijn beeld bewaren,

En zo kan kunst ooit 't oude schoon ervaren.