Sonnet 65
Shakespeare
Since brass, nor stone, nor earth, nor boundless sea,
But sad mortality o'ersways their power,
How with this rage shall beauty hold a plea,
Whose action is no stronger than a flower?
O how shall summer’s honey breath hold out
Against the wrackful siege of batt'ring days,
When rocks impregnable are not so stout,
Nor gates of steel so strong but time decays?
O fearful meditation! Where, alack,
Shall time’s best jewel from time’s chest lie hid?
Or what strong hand can hold his swift foot back?
Or who his spoil or beauty can forbid?
O none, unless this miracle have might,
That in black ink my love may still shine bright.
Vertaling Jules Grandgagnage (2015)
Als koper, noch steen noch aarde noch wijde oceaan
De trieste macht van dood kunnen weerstaan,
Hoe kan dan schoonheid dit geweld trotseren,
Wier kracht niet sterker is dan een bloem?
Hoe kan de zoete zomerbries het winnen
Van het vernietigend beleg der dagen,
Als zelfs onwrikbare rotsen dit niet kunnen,
En poorten van staal uiteindelijk begeven?
O, schrikkelijk denkbeeld! Waar toch kan
Tijds mooist juweel zich voor diens kist verbergen?
Welke sterke hand weerhoudt die snelle voet ?
Of wie stopt die verspilling van het schoon?
Ach, niemand, tenzij mijn zwarte inkt jouw stralend
Beeld voor eeuwig met de wereld deelt.