Sonnet 59
Shakespeare
If there be nothing new, but that which is
Hath been before, how are our brains beguil'd,
Which labouring for invention bear amiss
The second burthen of a former child.
Oh that record could with a backward look,
Even of five hundred courses of the sun,
Show me your image in some antique book,
Since mind at first in character was done,
That I might see what the old world could say
To this composed wonder of your frame;
Whether we are mended, or where better they,
Or whether revolution be the same.
Oh sure I am the wits of former days,
To subjects worse have given admiring praise.
Vertaling van Jules Grandgagnage (2020)
Is er niets nieuws en alles wat bestaat
Voordien reeds was, hoe kan het dat ons brein
Zichzelf misleidt en denkt dat 't vinding baart
Die reeds werd uitgebroed in vroeger tijd!
O, drong mijn geestesoog de tijd maar door:
Vijfhonderd zonnecirkels terug zou ik reizen
En in een antiek boek, stel ik me voor,
Jouw beeltenis vinden bij die oude wijzen.
Dan wist ik hoe ze het wonder van jouw leden
In deze oude tijden zouden beschrijven;
Zijn wij verbeterd, of zij nog steeds de beteren?
Of maakt ons wenteling der tijd gelijken?
Ach, 't is zeker dat die oude wijzen
Hun lof aan minderen dan jij wijdden.