Sonnet 17

Shakespeare

Who will believe my verse in time to come

If it were filled with your most high deserts?--

Though yet, heaven knows, it is but as a tomb

Which hides your life, and shows not half your parts.

If I could write the beauty of your eyes

And in fresh numbers number all your graces,

The age to come would say 'This poet lies;

Such heavenly touches ne'er touched earthly faces.'

So should my papers, yellowed with their age,

Be scorned, like old men of less truth than tongue,

And your true rights be termed a poet's rage

And stretchèd metre of an antique song.

But were some child of yours alive that time,

You should live twice: in it, and in my rhyme.

Vertaling door Jules Grandgagnage (2014)

Wie zal er later in dit vers geloven

Als 't met jouw hoogste gaven is gevuld,

Terwijl het als in een tombe zit ingesloten

Die het grootste deel van wat je bent verhult?

Zelfs als ik wist jouw ogen te beschrijven

En over al jouw hoogste charmes bericht,

Dan zegt men later: 'Wat kan die overdrijven,

Zo schoon, dat is geen enkel aards gezicht!"

Men zou mijn schrijfsels, van ouderdom vergeeld,

Als grijsaards honen om hun absurd geklets,

Mijn lof geraaskal noemen van een poëet,

Wiens dichtkunst rijmt als vergezocht gezwets.

Hoop dus dat er een kind van jou verschijnt,

Tweevoudig leef je dan: in zoon en rijm.