Sonnet 145
Shakespeare
Those lips that Love's own hand did make,
Breath'd forth the sound that said 'I hate,'
To me that languish'd for her sake:
But when she saw my woeful state,
Straight in her heart did mercy come,
Chiding that tongue that ever sweet
Was us'd in giving gentle doom;
And taught it thus anew to greet;
'I hate,' she alter'd with an end,
That follow'd it as gentle day
Doth follow night, who like a fiend
From heaven to hell is flown away.
'I hate' from hate away she threw,
And sav'd my life, saying—'Not you.'
Vertaling Jules Grandgagnage (2021)
De mond die Cupido's eigen hand ontwierp
Ademde zuchtend een klank uit die klonk als 'Ik haat'
Tot mij, die voor haar stond in dof verdriet:
Maar toen ze me zag in deze droeve staat,
Werd ze in haar hart bewogen tot medelij,
Haar tong berispend, die in zijn oordeel zoet
Genadig was en nu zichzelf voor mij
De spraak moest leren van een nieuwe groet;
'Ik haat' zei zij, maar gaf het een nieuw eind
Dat het volgde zoals de zachte dag
De kille nacht opvolgt die steels verdwijnt,
Naar de donkere hel die op hem wacht:
'Ik haat', zei mijn allerliefste mij nu,
En redde mijn leven toen er volgde: 'Niet u'.