Sonnet 140

Shakespeare

Be wise as thou art cruel; do not press

My tongue-tied patience with too much disdain;

Lest sorrow lend me words, and words express

The manner of my pity-wanting pain.

If I might teach thee wit, better it were,

Though not to love, yet, love, to tell me so;

As testy sick men, when their deaths be near,

No news but health from their physicians know;

For, if I should despair, I should grow mad,

And in my madness might speak ill of thee:

Now this ill-wresting world is grown so bad,

Mad slanderers by mad ears believed be.

⁠ That I may not be so, nor thou belied,

⁠ Bear thine eyes straight, though thy proud heart go wide.

Vertaling van Jules Grandgagnage (2021)

Wees wijs zoals je wreed bent, en terg niet

Mijn zwijgen en geduld met scherpe smaad;

Want eens geeft pijn woorden aan mijn verdriet,

En dan kent ieder je gemeen verraad.

Was je echt wijs, dan zou je mij vertellen

Dat je me mint, ook al meen je het niet:

Een norse zieke die de dood komt vellen,

Verkiest van dokters nieuws dat hem pleziert.

Zonder hoop word ik door gekte verteerd,

En in die dolheid zou ik jou mogelijk smaden;

In een wereld die de gekken eert,

Gelooft men licht de roddelpraat van dwazen.

Wil je niet dat dit ons overkomt,

Recht dan je blik, al zwerft je hart in het rond.