Wittevrouwenstraatdrift

Wittevrouwenstraatdrift

Tot circa 1840 had de Langestraat de aanduiding ‘Witte Vrouwenstraat’. Genoemd naar de Premonstratenzer nonnen van het klooster Mons Sinaï in Heiligerlee, die in hun witte habijten voor hun godsdienstoefening hierlangs naar en van de kerk op het Marktplein gingen. Ook een Gilde van de Wittevrouwenstraat voerde deze naam al in 1777 tot hun opheffing in 1861. Omstreeks 1840 vond straatnaamwijziging in Langestraat plaats.

De Trekvaart fungeerde vele jaren als aan- en afvoerroute van personen en goederen over het water. Hier werden de producten aangevoerd die verkocht werden in de winkels. De Venne had veel bedrijvigheid van kooplui, snikkevaarders, schippers. Na demping werd de Venne een verkeersader voor vervoer over de weg. De boderijders versperden regelmatig met hun karren de doorgang. De Venne werd later een (brede) asfaltweg met bomen en gescheiden rijbanen, waar zelfs enkele jaren verkeerslichten het verkeer moesten regelen.

Stichting Oud Winschoten in bezit 'Gildekan Der Witte Vrouwenstraat'

Witte Vrouwenstraat met rechts woonhuis/werkplaats Zuidema

De met twee leeuwen gedecoreerde inscriptie luidt: ‘Gildekan Der Witte Vrouwenstraat tot Winschoot 1777’. Het betreft dus een kan die in 1777 gemaakt is voor het gilde van de Witte Vrouwenstraat.

Het dagelijks bestuur van ieder gilde was in handen van twee personen, de olderman en de jongerman. Elk jaar op de jaarvergadering werd door de olderman rekening en verantwoording afgelegd over het afgelopen jaar, alvorens af te treden. Hij werd opgevolgd door de jongerman en tevens werd er weer een nieuwe jongerman gekozen. Deze jaarvergaderingen gingen gepaard met het drinken van veel bier, evenals trouwens de bijeenkomsten daags na iedere begrafenis, de zogenaamde ‘doodbieren’, waarbij de tapkraan in het biervat ook rijkelijk stroomde. Deze doodbieren mochten niet beginnen vóór twaalf uur ’s middags en niet eindigen na twaalf uur ’s avonds. Bij deze gelegenheden werden binnen het gilde van de Witte Vrouwenstraat twee tinnen klepkannen gebruikt om het bier vanuit de vaten in de kroezen te schenken. Het gilde van de Witte Vrouwenstraat vergaderde ieder jaar op paasmaandag en dat gebeurde in april 1861 voor het laatst. Enkele bezittingen, waaronder twee ‘kruiken’ werden per opbod verkocht onder de aanwezige gildeleden, de één voor

f. 2,65 aan Eiso Post en de ander voor f. 2,60 aan Johannes Mestingh.

Deze laatste gemaakt door de tinnegieter Willem Zuidema (1735 – 1811) en kwam enkele jaren geleden via aankoop in bezit van St. Oud Winschoten. Zuidema woonde en had zijn werkplaats in het huis op de plek waar nu een opticien en daarvoor decennialang Groeneveld gevestigd was. Destijds was dit vanaf de brug (de ‘pijp’) het tweede huis aan de linkerkant van de Witte Vrouwenstraat. Willem Zuidema zal ook ongetwijfeld lid geweest zijn van het gilde van de Witte Vrouwenstraat en uit zijn eigen kan bier geschonken hebben.