Hans Holbein jr.

(1497/98-1543) Duits renaissancekunstenaar. Ontwikkelde zich tijdens zijn vele reizen - hij verbleef o.a. lange tijd in Bazel en Engeland - tot een artiest van internationale allure. Hij ging om met de grote denkers van zijn tijd, zoals Erasmus en Thomas More, en werd vooral beroemd door zijn portretten - zowel schilderijen als tekeningen - die vooral opvielen door zijn objectieve benadering. Ook maakte hij ontwerpen voor boekillustraties, gebrandschilderde ramen, meubels en kostuums. Hans Holbein de Jongere werd in Augsburg geboren in 1497/98 als zoon van Hans Holbein de Oude (ca. 1465-1524), in die jaren een van de belangrijkste schilders in Zuid-Duitsland. Hij leerde het vak in het atelier van zijn vader, maar maakte zich spoedig los van diens laat-gotische vormgeving. Omstreeks zijn 17e jaar ging hij met zijn oudere broer en collega Ambrosius Holbein (ca. 1494-ca. 1519) naar Bazel, een stad van humanisten en kooplieden. Zij maakten er houtsneden voor boekillustraties. Hans deed dit o.a. voor Johann Froben (ca. 1460-1527), uitgever van belangrijke theologische en humanistische werken, onder meer van Erasmus. Ook schilderde hij er portretten van burgemeester Jakob Meyer en diens vrouw Dorothea Kannengiesser (1516; Kunstmuseum, Bazel). Men neemt aan dat hij in 1517 naar Mantua in Noord-Italië reisde, omdat in later werk invloeden van Noord-Italiaanse renaissanceschilders zijn te bespeuren. Hij portretteerde de humanisten Bonifacius Amerbach (1495-1562) en Erasmus (1523; drie versies, waarvan één in Parijs, in het Louvre, en één in Bazel in het Kunstmuseum). Verder begon hij de muurschilderingen met taferelen uit de Oudheid in de grote raadzaal van het stadhuis in Bazel (1521 en 1522; in 1530 werkte hij eraan verder). Deze muurschilderijen gingen op enkele fragmenten na verloren. Ook ontwierp hij boekillustraties, o.a. voor een dodendans (1524), die door anderen in hout werden gesneden. In 1523 reisde Holbein naar Frankrijk, waar hij het werk leerde kennen van Leonardo da Vinci. Terug in Bazel kreeg hij enkele belangrijke opdrachten, o.a. voor de zg. Meyer-Madonna (1526, Kunstmuseum, Bazel), een altaarstuk waarop het gezin van burgemeester Meyer is afgebeeld aan de voeten van Maria. Door de Reformatie werd het werkklimaat voor kunstenaars in Bazel ongunstig. Daarom reisde Holbein in augustus 1526 naar Engeland met een aanbevelingsbrief van Erasmus voor de Engelse humanist Thomas More (1478-1535). Uniek was het grote groepsportret dat hij daar maakte van het gezin van Thomas More. Het schilderij is verloren gegaan, maar een tekening bleef bewaard. In 1528 keerde hij naar Bazel terug. Opmerkelijk is de melancholieke stemming in het portret uit 1528/29 van zijn vrouw met de beide kinderen (Kunstmuseum, Bazel). In 1532 vertrok Holbein weer naar Engeland, waar hij de rest van zijn leven is gebleven. Vanaf 1536 werkte hij voor de Engelse koning Hendrik VIII. Hij beschilderde o.a. een wand in Whitehall Palace met meer dan levensgrote portretten van de koning, diens ouders en diens derde vrouw, Jane Seymour (1537; in 1698 door brand verwoest). Een deel van het karton (voorstudie) is bewaard gebleven (National Portrait Gallery, Londen). Daarnaast maakte hij ook ontwerpen voor edelsmeedwerk, meubels, kleding en paleisdecoraties. Hij stierf in 1543 aan de pest. Het werk van Holbein neemt in de geschiedenis van de schilderkunst een geheel eigen plaats in. De evenwichtige opbouw van de schilderijen, de gedetailleerde weergave van de werkelijkheid en het gebruik van heldere, vaak koele kleuren zijn kenmerkend. Voor al zijn schilderijen maakte hij eerst gedetailleerde tekeningen, die hij zorgvuldig in zijn atelier bewaarde en waarvan zich vele thans in Windsor Castle bevinden. Mede omdat hij zoveel vooraanstaande personen heeft geportretteerd, is zijn werk bekend gebleven.