Child in the city
Child in the City?
Child in the City (of kortweg CITC) is een fonds en internationaal netwerk dat de positie van kinderen in steden en gemeenten wil versterken, met aandacht voor de kinderrechten. Dit doen ze door diverse actoren te verbinden rond deze ambitie en hen een platform voor uitwisseling te bieden.
Klinkt bekend, niet? Ook met ons Vlaamse Netwerk willen we die ambitie waarmaken. Daarom investeren we in het partnerschap met de CITC-Foundation en proberen we de internationale kennis en contacten te verbinden met onze Vlaamse spelers.
2023 - Brussel
Child in the City landde in 2023 in ons eigen kleine landje. En dat is dé kans om met een grote delegatie de internationale banden aan te halen.
Het werd een reünie met de Vlaamse groep van vorig jaar, een warm weerzien met de Vlaamse en Nederlandse deelnemers van CoNeCtYVe en met heel wat andere Netwerkpartners. En dat kwam ook dit jaar deels door de steun van het Departement Cultuur, Jeugd en Media. Zij zorgden voor gratis toegangtickets voor enkele Vlaamse partners.
"Educatie is het machtigste wapen dat je kan gebruiken om de wereld te veranderen" - Nelson Mandela
De conferentie opende met een keynote van Bruno Vanobbergen, Administrateur-Generaal van Agentschap Opgroeien en voormalig Kinderrechtencommissaris.
Hij gebruikte de quote van Mandela niet letterlijk, maar zijn boodschap sluit hier nauw bij aan.
Kort gezegd: we voeden kinderen op tot individuen, maar we vergeten (soms) aan te leren dat ze ook deel zijn van een wereld. Nu meer dan ooit komt die wereld binnen in het leven van kinderen en jongeren. Via educatie die aandacht heeft voor (internationale) solidariteit en wederkerigheid geven we kinderen en jongeren de tools om om te gaan met de uitdagingen die zich ontvouwen.
Bruno gaf daarnaast 4 prioritaire uitdagingen of opdrachten mee voor (lokale) besturen en partners:
Er is nood aan gedeelde en intergenerationele ontmoetingsplaatsen, met aandacht voor dialoog en sociale cohesie
Lokale spelers kunnen een pivotale rol spelen in het 'mainstreamen' van een inclusieve aanpak, bvb via proportioneel universalisme
Er moet veel meer aandacht zijn voor trauma en mentale problemen bij kinderen, jongeren en hun gezinnen.
Er is nood aan samenwerking overheen niveaus en domeinen zodat elk kind de financiële en materiële steun krijgt die nodig is.
Nathan Hermans (eCO-CITY - HOGENT) schreef volgende reflectie neer over het concept proportioneel universalisme:
"Universal proportion (universele evenredigheid) speelt een essentiële rol bij kinderen- en jongerenparticipatie door ervoor te zorgen dat zij, ongeacht hun achtergrond, dezelfde kansen krijgen om deel te nemen aan besluitvormingsprocessen. Het concept streeft naar gelijke vertegenwoordiging en inclusiviteit, van kinderen en jongeren met diverse leeftijden, culturele achtergronden, vaardigheidsniveaus en levensomstandigheden.
In de context van kinderen – en jongerenparticipatie betekent universal proportion dat inspanningen worden geleverd om ervoor te zorgen dat de betrokkenheid van kinderen niet beperkt blijft tot bepaalde groepen, maar zich uitstrekt tot een breed scala van individuen. Dit is van cruciaal belang om een echt inclusieve omgeving te creëren waarin elk kind en elke jongere, ongeacht zijn, haar of hun verschillen, wordt erkend en gewaardeerd.
Binnen Platform C is beleidsparticipatie van kinderen en jongeren een centraal thema. Beleidsparticipatie van kinderen en jongeren gekoppeld aan universal proportion is van cruciaal belang om ervoor te zorgen dat de stemmen van alle jongeren gelijkwaardig en vertegenwoordigd ingang vinden in en bij het beleidsvormingsproces. "
Van openbaar domein naar echt publieke ruimte
De nood naar gedeelde ontmoetingsplekken waar Bruno naar verwees, bleek één van de rode draden doorheen de sessies te zijn.
Enkele key take aways:
Publieke ruimte fungeert als mede-opvoeder. Het is een stelling waar Sven De Visscher al in 2008 rond werkte en het is het startpunt voor het onderzoek van Sander voor het JOP. Publieke ruimte geeft actief mee vorm aan de relatie tussen kind en samenleving, zo blijkt opnieuw uit het onderzoek in 3 Brusselse buurten.
Het onderzoek legt onder andere het pijnpunt bloot dat publieke ruimte bijzonder ongelijk verdeeld is. Waar de nood aan publieke ruimte groot is, staat de kwaliteit ervan onder druk of is er te weinig ruimte beschikbaar. En net dat legt druk op het publieke karakter van die openbare ruimte.
Sander wijst op het feit dat de leefwerelden van kinderen en jongeren onderling heel verschillend kunnen zijn en dat er dus niet zoiets kan bestaan als de ideale publieke ruimte. En dat brengt ons naadloos bij de tweede take away.
De publieke ruimte wordt door verschillende groepen anders gebruikt en beleefd. Tegelijk zijn ruimtes nog lang niet altijd ontworpen met de noden van die groepen in het achterhoofd. Er werd deze editie bijzonder veel aandacht besteed aan verschillende groepen die nog te weinig hun recht op publieke ruimte kunnen waarmaken.
Vital Cities (HoWest) presenteerde de eerste bevindingen uit het G.I.R.L. onderzoek. En ook JES Brussel nam ons mee in hun ervaringen en werken met meisjes in de publieke ruimte.
ASD Publics presenteerde hun onderzoek naar autismevriendelijke speelruimte. Met aangepaste methodieken (gebaseerd op tijdelijke speelopstellingen en observatie) bundelden ze heel wat inzichten in een design handboek. Meer weten over de methodiek?
University of Göteborg deed onderzoek naar intergenerationale publieke ruimte. Zij kwamen tot een dubbele vaststelling:
We vertalen een doelgroepfocus vaak in mono-gerichte interventies (of ruimtes), maar dat genereert net meer segregatie. Ze pleiten met andere woorden voor een sociaal-ruimtelijk perspectief.
Hiermee samenhangend wijzen ze op 'age-coded rooms', die bij andere (leeftijds)groepen net een gevoel van unbelonging creëren. Inzetten op de multifunctionele en veelzijdige ruimtes kan dit deels ondervangen.
En hoewel er niet zoiets is als de ideale ruimte, valt wel op dat ontwerpen met deze verschillende groepen in gedachten vaak ook voor de 'gemiddelde' gebruiker een stap vooruit is. Rustige plekjes, banken die interactie toelaten, verschillende activiteiten op verschillende plekken, natuurlijke materialen, aandacht voor de 'leesbaarheid' van een ruimte,... zaken die de ruimtelijke kwaliteit voor iedereen verhogen.
"the togetherness you create by building together cannot be stressed enough" - het is een quote uit het verhaal van Playcation Bxl. De begeleiders stelden in hun traject vast dat door samen met kinderen, jongeren en andere gebruikers van een plek aan de slag te gaan, er een nieuwe vorm van cohesie en verbondenheid ontstond, die ze veel moeizamer via andere acties bereikten. Dit soort samen-verhalen creëert ook een verbondenheid met de plek zelf - en dat draagt alleen maar bij aan het publieke karakter van de plek in kwestie.
Ook heel wat van de field trips toonden dit aan. Samen werken met mensen werkt. Ook al is het in kleine stappen, je gaat samen vooruit.
(samen) Eten is trouwens een zeer verbindende activiteit én de manier om mensen over de drempel van een nieuw verhaal te krijgen.Publieke ruimte blijkt een enorme impact te hebben op mentaal welbevinden, ook bij kinderen en jongeren. Meer groen leidt bvb. tot meer rust en meer focus. Momenteel loopt er in Vlaanderen ook onderzoek naar de impact van geluid op ons welbevinden.
Angela Million en Katrin Shamun van TÜ Berlin ontwikkelden een aanpak om met kinderen in gesprek te gaan over hun mentaal welzijn. Hoewel ze initieel niet op de publieke ruimte focusten, bleek dat voor de bevraagde kinderen wel essentieel onderdeel van hun leven en dus hun mentale gezondheid te zijn.
Belangrijk blijkt bijvoorbeeld de onderlinge verbondenheid van plekken(cf. weefsel-idee) en de onzichtbare plekken daarin. Denk aan de publieke wifi aan het station.
Sterk beleid vraagt een sterke regie
Wat al vanaf moment 1 opvalt deze editie, is het ambitielevel van heel wat projecten. Dat zal ook verderop nog blijken. Dat ambitieniveau ook echt waarmaken vraagt een sterke visie en overheden - op alle niveaus - die een sterke regierol opnemen. Dat hoeft niet per se te betekenen dat ze altijd alles volledig zelf in handen houden, maar wel dat ze overzicht bewaren, impulsen geven en aansturen waar nodig.
En het gaat vaak om mensen die durven experimenteren en uitproberen, die opportuniteiten aangrijpen om dingen in beweging te brengen.
Hoe kan die regierol er dan concreet uitzien?
De VGC werkt sinds 2022 rond 'Playcation': ook in de eigen buurt moet er het hele jaar rond gespeeld en geravot kunnen worden. Waar ze in 2022 de touwtjes nog volledig zelf in handen hielden, evolueerde hun rol. Ze werkten met een projectoproep, naar de Brusselse gemeenten en naar vrijetijdsaanbieders. Vanuit de VGC matchten ze het aanbod aan de locaties - zo verzekerden ze een diversiteit aan vrijetijdskansen verspreid over de verschillende buurten en gemeenten.
De VGC zorgde voor de nodige ondersteuning en financiën, maar liet de concrete invulling over aan de betrokken partners.
Benieuwd naar het resultaat? Bekijk dan zeker hun aftermovie.
Wouter van Kind & Samenleving toont aan hoe een doordachte en toekomstgerichte kijk op ruimtelijke planning heel wat sociale uitdagingen kan helpen aanpakken.
Hij pleit voor een stadsbrede (of gemeentebrede) blik wanneer pleintjes, straten, ruimtes aangepast worden. Werk vanuit een weefsel-insteek: zijn plekken voldoende met elkaar verbonden, vinden kinderen en jongeren (en bij uitbreiding alle inwoners) de nodige basisvoorzieningen en faciliteiten in de buurt?
Werk met lagen zodat verschillende belangen, noden en elementen systematisch en gestructureerd kunnen worden samengelegd en afgewogen.Hilde (HAN) vertelde in haar presentatie over 2 dorpen waar ze participatietrajecten heeft opgezet (zie ook verder). In één van de dorpen werd op zoek gegaan naar een samenwerking om het nieuwe speelbos te beheren en onderhouden. De grond was en blijft eigendom van de gemeente en het budget voor het onderhoud wordt ook door de gemeente voorzien. Het beheer zelf echter wordt opgenomen door een vereniging ('playground association') die bestaat uit de lokale betrokken actoren, ouders,...
Investeren in beleidsparticipatie loont
Het hebben over kind- en jeugdvriendelijkheid kan niet zonder het meteen ook te hebben over beleidsparticipatie van kinderen en jongeren. Er waren 3 bijzonder opmerkelijke voorbeelden, die ons elk op een ander aspect van participatie deden reflecteren.
In Lausanne werd onder de naam 'Ludic Streets' een traject opgezet om de omgeving rond de school en de kinderopvang anders in te richten. De kinderen mochten zelf zagen, timmeren en schilderen aan de tijdelijke installaties die gebruikt werden.
Het traject werd vormgegeven en benoemd als een 'curriculum', als een lessenpakket. Hierdoor werd samenwerken met de school een evidentie en kon het participatieverhaal ook veel meer als een gedeeld leerproces aangevat worden. Het ging dan om samen verkennen van wat anders kon, met een open einde wat betreft oplossingen of antwoorden. Er werd eveneens verwezen naar 'the power of teaching by doing', naar ervaringsgericht leren.
De sessie toonde de kracht van een pedagogische insteek op participatie en burgerschap. En toch kunnen we niet anders dan ons afvragen hoe we vermijden dat zo'n insteek in andere settings verengd wordt tot 'het aanleren van burgerschap aan de volwassenen van de toekomst'. Een vraag waar nog niet meteen een antwoord klaar ligt.Hilde (HAN) begeleidde enkele jaren geleden enkele participatietrajecten in het kader van haar onderzoek (naar leefbaarheid in plattelandscontexten). Omdat ze benieuwd was naar hoe het nu was met de betrokken kinderen en de projecten, ging ze terug naar enkele van die trajecten. Ze legde er deze keer ook het participatiemodel van Lundy op als nieuw kader.
In de voorgestelde cases was duidelijk niet stilgezeten in de tussentijd. Er werden mooie, leerrijke, uitdagende plekken gecreëerd met en voor kinderen.
De kinderen werden betrokken bij de brainstorm-, de ontwerp-, en de realisatiefase. Bij één van de projecten werden de kinderen ook mee betrokken in de financiële beslissingen.
En nog een kleine praktische tip: vraag gerust ook naar wat kinderen wel willen behouden, want vaak denken ze dat ze alles op de schop MOETEN gooien.
We vragen ons soms af hoever we kunnen gaan met beleidsparticipatie. Levert het wel voldoende op en kan het eigenlijk wel ooit representatief zijn?
Wel, Wenen bewijst dat de lat echt wel hoog kan en mag gelegd worden. WienXtra (het Institituut voor Vrijetijdspedagogiek) begeleidde en ondersteunde een traject, en deelde hun ervaringen op het congres.
Het initiatief vertrok vanuit het lokaal bestuur van Wenen zelf - vanuit de ambitie om een kind- en jeugdstrategie uit te tekenen. Er werden toolkits en bevragingspakketten uitgewerkt en verdeeld overheen de hele stad bij mensen die met kinderen en jongeren werken. Dat ging van scholen en jeugdorganisaties tot het gevangeniswezen om ook daar kwetsbare groepen te bereiken. Aan de hand van 4 thema's werd aan de slag gegaan ('city of my dreams', 'our neighbourhood', 'the taste of the city' en 'children's rights'), maar de kinderen beslisten zelf waarover er concreet gepraat werd. Er was geen vooropgestelde agenda.
Eén van de Vlaamse deelnemers maakte hierover de volgende reflectie: "In heel veel participatietrajecten willen we graag op voorhand de uitkomst al kennen. Of denken we dat kinderen een super snelle glijbaan met een chocoladefontein gaan bedenken. Dat doen ze ook, maar als je goede spelregels maakt, en een goed kader waarbinnen getekend moet worden, komt er ook heel veel creativiteit en innovatie naar boven."
Er werden 22500 kinderen en jongeren bereikt (neen er staat geen tweetje te veel). Er werden 193 acties overheen 9 thema's bepaald. Daarnaast werd geïnvesteerd in 2 acties doorheen de periode van de strategie.
Er werden een kinderparlement en een jongerenparlement geïnstalleerd met 300 deelnemers, om de diversiteit aan kinderen en jongeren te vertegenwoordigen.
Het 'Children and Youth Million' werd in het leven geroepen. Er werd 1 miljoen euro vrijgemaakt voor acties en projecten van kinderen en jongeren zelf. Het is anders gezegd een jongerenbegroting-XL.
Er werden ondersteunende tools en materialen ontwikkeld, om tot ideeën en projecten te komen. Partners en stakeholders werden gevraagd om mee de brug te vormen en te ondersteunen waar nodig. En dat leverde op. Enkele van de gerealiseerde projecten: waterfonteintjes in parken, meer groen in het straatbeeld, het gratis beschikbaar stellen van menstruatieproducten op diverse scholen,...
Ook Fatima Zibouh brengt op dat vlak een ambitieus verhaal. Een verhaal dat begint met 2 sterke citaten:
(met dank aan Evi voor de nota's)
“Diversity is being invited to the party,
Inclusion is being asked to dance,
Radical inclusion is organizing the party.”
“What you do for me without me, you do against me”- Mahatma Ghandi.
Fatima vertelt over Speak Up Brussels en over de Youth Coalition die geïnstalleerd werd. Om een representatieve groep samen te stellen, en daarmee dus ook de diversiteit in je groep te garanderen, is het cruciaal om gebruik te maken van mapping van de woonplaats van de deelnemers en het verzamelen van relevante data over de deelnemers. Door het mappen krijg je een geografisch beeld van waar de potentiële deelnemers wonen, waarbij je een evenwichtige vertegenwoordiging uit alle buurten kan samenstellen. Daarnaast biedt het verzamelen van persoonlijke data over de deelnemers inzicht in hun noden en hun eigenheden. Enkel door de bevraging te doen, en bewust data te verzamelen kan je een diverse groep samenstellen die een breed scala aan stemmen en standpunten vertegenwoordigen. Dit is essentieel voor een effectieve en inclusieve besluitvorming. Durf hierin keuze te maken.
Om een diverse groep jongeren te bereiken moet je beroep doen aan je partners, die over de nodige contacten, kennis en expertise beschikken om zo drempelverlagend mogelijk te werken. Samenwerking is key.
Hoe een andere aanpak ook andere resultaten oplevert
Het was Maslow die de quote muntte "als je een hamer hebt, zie je overal nagels". We neigen nog al eens om alle problemen die we zien terug te brengen tot de handvatten en methoden die we zelf onder de knie hebben. Door onze hamer echter af en toe eens los te laten en anders te kijken naar de wereld rondom ons, zien we nieuwe zaken én vinden we misschien een schroevendraaier of koekenpan.
Zo bleek 'tijd' een concept dat heel verschillend bekeken werd. In een presentatie over deelname aan vrijetijdsaanbod werd gesproken over 'opportunity cost' - de kansen op groei en ontwikkeling die verloren gaan door 'minder nuttig' gedrag in de vrije tijd (bvb. gsm-gebruik). Merk op dat wat hier als minder nuttig gezien wordt, niet vanuit perspectief van ki & jo wordt bepaald (cf. vrijetijdskansen - Bataljong). Daartegenover staat de reflectie uit Göteborg we ons tijdsnormatief kader net in vraag moeten stellen. Zij werken met 'slow time' en 'fast time' om verschillen in tijdsgebruik door verschillende groepen te duiden.
Een tweede nieuwe blik vinden we in de kunst- en cultuurwereld. Studio Uno werd gevraagd om in Taiwan een tentoonstelling voor kinderen samen te stellen. Hij ging hiervoor ook met kinderen in gesprek. Zo vroeg hij aan kinderen wat zij in diverse schilderijen van het museum zagen. Dat vormde de basis voor het verdere traject.
Vooral bij de abstracte schilderijen stelde de maker iets opmerkelijks vast. De gesprekken vonden plaats tijdens en kort na de COVID-periode. De kinderen refereerden heel sterk aan die periode in hun lezing van de schilderijen. Ze zagen mondmaskers, corona-monsters, strijdende hulpverleners,... De oefening gaf onverwacht maar heel helder een inkijk in de dagelijkse leefwereld en belevingswereld van kinderen.Zoeken hoe we dingen anders kunnen aanpakken, dat is ook wat we met Platform C doen. De ploeg van Platform C bracht in een paneldiscussie eerste resultaten en bedenkingen naar voor. Benieuwd naar die discussie? Je kan ze hier herbeluisteren.
Tot slot willen we de analyse van Piet Tutenel nog met jullie delen. Piet is architect en werkt voor de KU Leuven. In zijn onderzoek stelde hij vast dat er in bepaalde contexten, zoals de zorg, heel anders over kinderen en jongeren wordt gepraat als het over ontwerp en ruimte gaat. Kinderen worden heel passief voorgesteld - zij ondergaan de positieve effecten van een ruimte. En dat terwijl we weten dat kinderen zelf ook actief vormgeven aan hun omgeving - ook binnen zorgsettings.
Door in onze taal aandacht te besteden aan die spanning tussen kwetsbare kinderen en actieve 'space-makers' ontstaat een ander perspectief en een andere manier van ontwerpen - ook binnen zorgcontexten.
En wat met kind- en jeugdvriendelijkheid als beleidsinstrument?
We verwezen eerder al naar het onderzoek van het JOP rond jongeren in de publieke ruimte in Brussel. Eén van de bevindingen was dat 'de ideale publieke ruimte' niet bestaat, omdat de leefwerelden van kinderen en jongeren onderling heel sterk kan verschillen. Dit leidde tot de reflectie dat kindvriendelijkheid als kader evenzeer verbonden moet zijn met de condities en contexten waarin kinderen en jongeren opgroeien. Anders gezegd: kind- en jeugdvriendelijkheid moet inzetten op structurele en systemische interventies, om onrechtvaardigheden en ongelijkheden weg te werken.
WiSERD, een onderzoeksinstelling uit Wales, voerde een evaluatie-onderzoek uit naar verschillende CFC-initiatieven. Het gaat hier om de aanpak die door Unicef werd uitgewerkt en die ondertussen in meer dan 40 landen gebruikt wordt om kindvriendelijkheid te verankeren in lokaal beleid. Ook het Vlaams Label Kindvriendelijke Steden en Gemeenten, ontwikkeld en getrokken door Bataljong, vindt haar oorsprong en basis in het werk van Unicef.
De onderzoekers werkten aan de hand van het model van Fraser, waarbij sociale rechtvaardigheid tot stand komt via 3 elementen: (politieke) representatie, (culturele) erkenning en (economische) herverdeling. In de bestudeerde initiatieven bleek dat er voornamelijk wordt ingezet op de politieke representatie. Culturele erkenning en economische herverdeling komen een pak minder vaak aan bod.
Als we deze analyse naast de vaststelling leggen dat kind- en jeugdvriendelijkheid (ook) om die structurele interventies moet gaan, zien we dat er werk aan de winkel is - ook in Europa en ook in Vlaanderen.
Terugblik van een jeugdambtenaar
Dat er veel geleerd werd, mag duidelijk zijn. Zo'n internationale ontmoeting is op verschillende vlakken relevant en zet aan tot stilstaan en terugblikken. Die inzichten vertalen naar de eigen realiteit en context is tegelijk een bijzondere uitdaging.
Daarom pende Evi (expert maatschappelijke ontwikkelingen, Beringen) voor ons haar ervaringen neer:
"Tijdens de panelsessies beluisterden we meerdere (lopende) onderzoeken en daarmee ook talloze onderzoeksvragen en -methoden. Er werden veel inspirerende onderzoeksresultaten gedeeld, waarbij een breed begrip en een veelzijdige invalshoek van allerhande onderwerpen belicht werd. De uitdagende opdracht om de onderzoeksresultaten mee te nemen naar de lokale situatie, vraagt in eerste instantie om een goed begrip van de resultaten, alsook om de vertaalslag naar de lokale praktijk - met al de mogelijke variabele factoren die meespelen. Met als uiteindelijke doel om effectief tot acties te komen en te werken aan een nog meer kindvriendelijke omgeving voor kinderen, tieners en jongeren.
Het gebruiken van data en onderzoek kan een belangrijke rol spelen bij het opbouwen van een argumentatie in het kader van de beleidsplanning. Of het nu gaat om het implementeren van nieuwe beleidsmaatregelen, het starten van een programma of het wijzigen van bestaande praktijken, het gebruik van data en onderzoek stelt ons in staat om weloverwogen beslissingen te nemen die gebaseerd zijn op empirische bewijzen, en zo effectiever te handelen in verschillende situaties.
Waar de verschillende beleidsdomeinen elkaar vinden, gebeurt er vaak iets magisch. Denk maar aan het raakvlak tussen mentaal welbevinden en de ontwerpen van een publieke ruimte (bijv. in het kader van tienermeisjes die zich bewegen in de openbare ruimte). De samenwerkingen tussen departementen/ afdelingen en het samenleggeven van verschillende invalshoeken leiden vaak tot vernieuwende innovatieve oplossingen die elkaars doelstellingen meer kunnen doen bereiken dan verwacht."
2022 - Dublin
Voor deze editie trokken we de studio in. We bundelden de inzichten van de deelnemers in een podcast.
2022 - Cascais
Op 19 en 20 mei vond in Cascais (Portugal) het Child in the City seminar van 2022 plaats. Op de agenda: 'How to make children’s rights mainstream in local policy planning?'
Lokale overheden over de hele wereld willen dat hun hun stad of gemeente een kindvriendelijke plek wordt op basis van het VN-Kinderrechtenverdrag (1989). Kinderrechten worden sindsdien in veel verschillende lokale beleidsdocumenten geïntegreerd en er is vooruitgang geboekt, maar veel steden worstelen nog steeds met de vertaling en implementatie van kinderrechten. Het Child in the City seminar heeft tot doel verdere stappen te zetten in zowel theoretisch nadenken over kinderrechten als het implementeren van het verdrag in specifieke beleidscontexten. Daarbij is het uitgangspunt dat kinderen en jongeren zelf als eerste betrokken zijn bij de ontwikkeling van beleid en praktijken die hen positief ondersteunen bij het opgroeien en ontwikkelen.
Tijdens dit seminar deelden sprekers hun ervaringen over het professionaliseren en mainstreamen van kinderrechten. Voor welke uitdagingen staan ze, met welke problemen hebben ze geworsteld en hoe betrekken ze jongeren bij het proces? Deze vragen werden vaak nog belangrijker tijdens de coronapandemie. Child in the City seminaries brengen steeds een divers publiek samen met zowel onderzoekers, beleidsmakers en praktijkwerkers.
Spek naar de bek van het Netwerk Jeugdvriendelijk. Kindvriendelijke steden en gemeenten, kinderrechten op lokaal niveau, hoe omgaan met de impact van de coronapandemie en de coronamaatregelen, zijn immers ook vragen die in Vlaanderen nog leven. Daarom zorgde het Departement Cultuur, Jeugd en Media dat enkele Vlaamse Netwerkpartners konden aansluiten op het seminar.
Lore Cuypers van Vital Cities (HOWEST) en Heleen Lauwereys van het Kenniscentrum Kinderrechten woonden samen met Benedicte Roose (Departement Cultuur, Jeugd, en Media) het seminarie bij. Ook Sarah Meys (Kinderrechtencommissariaat) reisde af naar Cascais voor het seminarie met een presentatie. We maakten kennis met heel wat interessante voorbeelden, ideeën, tools en projecten die ook in Vlaanderen nog een impuls kunnen geven voor meer jeugdvriendelijk beleid. Hier lichten we er een aantal uit.
5 lessen voor lokaal jeugdvriendelijk beleid
- Jeugdvriendelijke planning begint al klein
Jeugdvriendelijk beleid en jeugdvriendelijke planning vereist niet altijd grote en structurele werken. Soms zijn kleine aanpassingen al voldoende. Daarover vertelde ook Mario Bellinzona (Associazione LAQUP), die in de regio rond Turijn (Italië) met kinderen aan de slag ging rond stedelijke landschappen en hun impact op levenskwaliteit en hun mood. De bedoeling was om “spaces” te veranderen in “places”. De kinderen maakten een interactieve kaart van hun omgeving met relevante plaatsen, en leerden om naar hun omgeving te kijken. Samen met volwassenen, werd bepaald welke ruimtes zouden aangepakt worden. Een voormalige parkeerruimte, veranderde in een kleurrijke omgeving met vrolijke banken. Opvallend in dit project is dat de kinderen kozen voor “in between spaces” om te veranderen, en niet voor de grote pleinen en ruimtes.
- Geïntegreerde benadering in crisisbeleid/jeugdbeleid
In zijn presentatie over de impact van de coronapandemie op kinderen en jongeren benadrukte Manuel Jacinto Sarmento (Associate Professor of Aggregation at University of Minho) het belang van een geïntegreerde benadering van intersectionaliteit in crisisbeleid. Jeugdbeleid is steeds multidimensioneel en complex. Sarmento gebruikte de metafoor van de huisarts om een ‘social manager’ voor gezinnen voor te stellen: een laagdrempelig aanspreekpunt waar ouders en/of kinderen hun ervaren problemen aan kunnen vertellen, en die vervolgens de vertaling maakt richting het complexe beleids-, dienst- en hulpverleningslandschap.
- Jeugdvriendelijk is mensvriendelijk
Viviane Cordero Vinueza (Universiteit Groningen) sprak in haar presentatie “placing child-friendliness at the core of urban planning agendas”, over de barrières die op lokaal niveau bestaan om jeugdvriendelijke steden te maken. Nochtans hoeft dit niet te zijn: een stad kan én jeugdvriendelijk én groen zijn, én levendig, én … Communicatie en een gebrek aan middelen blijken de belangrijkste barrières te zijn voor steden om jeugdvriendelijk beleid te voeren. Alhoewel dat laatste meteen ook gerelativeerd moet worden: een onderzoek in Zuid-Afrika toonde bijvoorbeeld aan dat de rijkste steden niet de meest kindvriendelijke zijn.
- Kwaliteitsnormen als voedingsbodem voor een lokale kinderrechtencultuur
De stad Regensburg (Duitsland) heeft kindgerichte kwaliteitsnormen, verplichte processen en voorschriften ontwikkeld die in alle stedelijke ontwikkelingsprocessen moeten toegepast worden, zowel door stadsdiensten als private projectontwikkelaars. Volgens Anna Schledorn (jeugddienst Regensburg) is er daardoor een kinderrechtencultuur ontstaan in het lokaal beleid. In die mate dat ambtenaren van andere diensten het belang ervan begrijpen en ook zelf de vraag beginnen stellen aan de jeugddienst of voor een bepaalde interventie het niet interessant zou zijn om even te horen welke ideeën kinderen er zelf over hebben.
- Why not ask the experts?
Tobias Kindler en Sybille Gloor presenteerden de resultaten van het onderzoek dat in 2019 is uitgevoerd door UNICEF Zwitserland en Liechtenstein in samenwerking met het Institute of Social Work and Social Spaces van de Eastern Switzerland University of Applied Sciences. Ze richtten zich op de perspectieven van kinderen met betrekking tot welzijn, bescherming en geweld, evenals participatie. Zo lieten ze zien dat kinderen en jongeren nog te vaak onvoldoende betrokken zijn bij besluitvormingsprocessen op lokaal niveau en tegelijkertijd meer inspraakmogelijkheden wensen.
Ze raden aan participatie op school en thuis meer te promoten, participatie op lokaal niveau wettelijk te verankeren, kennis te delen en opleidingen voor en met professionals te versterken.
5 inspirerende personen en projecten
Wil je aan de slag gaan rond openbare ruimte en baby’s en peuters? Dan is het misschien wel de moeite om inspiratie op te doen bij de Bernard van Leer Foundation. Tijdens haar keynote presentatie, “It takes a city: how young children became a strategic priority in Tel Aviv-Yafo” zette Danniella Ben-Attar uiteen hoe ze aan de slag gingen met lokale beleidsmedewerkers om van de kleinste inwoners een prioriteit te maken. Aan de start werd de keuze gemaakt om in te zetten op quick wins en gemakkelijke aanpassingen, om zo een breder draagvlak te creëren voor grotere projecten en uitdagingen. Wat begon als een project met een heleboel barrières en uitdagingen, resulteerde in een volledig nieuwe visie op het belang van openbare ruimte voor de kleinste kinderen.
Sarah Meys (Kinderrechtencommissariaat) presenteerde de aanpak en resultaten van de coronabevraging die door Keki, KiReCo en KRC werd afgenomen in 2020. Signalen die tijdens de lockdownperiode binnenkwamen, waren onder meer het verlies van connectie met kinderen in kwetsbare situaties, het toegenomen risico op kindermisbruik en huiselijk geweld, moeilijkheden met afstandsleren, en het gebrek aan begrijpbare informatie op maat van kinderen (tegen het angstverhaal in).
Het ‘Child Friendly Cities Initiative’ is een internationaal initiatief van UNICEF waarin gemeenschappen ondersteund worden om maatregelen te nemen die inspelen op hun politieke systemen, structuren en behoeften. Met dit project wil UNICEF het VN-verdrag inzake de rechten van het kind systematisch op gemeentelijk niveau uitvoeren door lokale overheden een instrument te bieden en door het te verankeren in lokale wetgeving. Kindvriendelijkheid en participatie van kinderen zou namelijk niet afhankelijk mogen zijn van een bestuur of burgemeester. Na het proces kunnen steden en gemeenten het label ontvangen, wat een erkenning en stimulans is. Klinkt dat laatste je bekend in de oren? Dan is dat omdat ook ons Vlaams label kindvriendelijke steden en gemeenten haar inspiratie haalde uit het Child Friendly Cities Initiative van Unicef.
Tijdens de conferentie werden heel wat lopende projecten en onderzoeken voorgesteld. Hoewel het nog wachten is op deze ervaringen, resultaten en inzichten, lijken het ons interessante projecten om te volgen.
Twee Zwitserse hogescholen en Unicef Zwitserland ontwikkelen samen met kinderen een webapplicatie die hen beter op maat moet informeren over hun rechten. Zowel de inhoud als de vorm worden gezamenlijk met kinderen bepaald. De app wordt in het voorjaar 2023 gelanceerd.
Rianne Jansens is doctoraatsstudente aan University College Cork (Ierland) en linkt participatie aan het creëren van speelmogelijkheden in de gemeenschap. Op die manier kan het recht van kinderen om te spelen gerealiseerd worden en kan de toepassing van het Kinderrechtenverdrag lokaal vorm krijgen. Goedbedoelde intenties op papier over participatie botsen namelijk soms met de concrete praktijk omdat participatie-initiatieven doorgaans volwassengestuurd zijn. Jansens onderzoekt in haar doctoraat hoe bestaande richtlijnen voor speelruimtes en -toestellen zich verhouden tot het recht op participatie en de concrete speelervaringen van kinderen. Ze wierp ook de kritische vraag op in welke mate speelfabrikanten betrokken moeten zijn in de inrichting van een speelplek. Ze sturen namelijk vaak een inspraakproces vanuit de eigen catalogus.
Ervaringen van onze delegatie
In Vlaanderen zijn we al veel bezig met kindvriendelijke steden en gemeenten en het betrekken van kinderen en jongeren bij de vormgeving en inrichting ervan. Het Netwerk Jeugdvriendelijk, Kind en Samenleving, eCO-CITY, Vital Cities… veel partnerorganisaties en instellingen zetten enorm in op deze thema’s. Gezonde, leefbare buurten is dan ook in het JKP een prioriteit.
Dat betekende dat heel wat van de zaken die als vernieuwend of inspirerend werden voorgesteld, voor ons vooral een bevestiging waren van het sterke werk dat in Vlaanderen tot stand komt.
Dat gevoel houdt niet in dat het seminarie niet leerrijk of zinvol was. Er zijn heel wat interessante zaken aan bod gekomen, die we kunnen meenemen naar Vlaanderen – een deel daarvan bundelden we in deze blog. De keynotes gingen in op een diversiteit aan thema’s, zoals het blijvende belang van spel, de allerkleinsten als prioriteit en de link met gezondheid. Deze interessante standpunten kunnen voeding geven aan Vlaamse projecten.
Wat bovendien opviel, is dat er heel wat beweegt op onderzoeksvlak rond kind- en jeugdvriendelijkheid. Meerdere presentaties behandelden interessante onderzoeksvragen die de komende jaren beantwoord zullen worden, resultaten om in het oog te houden. De volgende vraag is dan hoe deze wetenschappelijke onderzoeken vertaald kunnen worden naar praktische inzichten, tools en methodieken – iets waar we ook in Vlaanderen soms mee worstelen.
Het seminarie leverde niet alleen inhoudelijke inzichten op. Een internationale bijeenkomst is de ideale plek om te kunnen netwerken met onderzoekers, praktijkwerkers en ambtenaren overheen sectoren over dit thema en om te leren van elkaar. Het diverse publiek is een meerwaarde van zo’n seminarie. We hebben interessante contacten kunnen leggen.
Ten slotte was het een fijne manier om Vlaamse partners te leren kennen: in interactie gaan over het thema en de presentaties, elkaars werk leren kennen en linken leggen, kritisch zijn over zaken die nog niet goed lopen maar ook trots zijn op de vele goede dingen die we al bereikt hebben en waar we aan bouwen in Vlaanderen. We zijn ervan overtuigd dat we elkaar in de toekomst nog zullen vinden om samen projecten en acties op poten te zetten.