De Rijn

Van Chur tot Noordzee

 

DE ALPENRHEIN,

van Chur naar Konstanz , in mei 2001, 135 km in 4 vaar dagen

 

Bart en ik stapten om 12.35 uur uit de trein in Chur. We hadden toen al wat kilometers achter ons, eerst met de auto om 2.00 uur vertrokken uit Ede en zeer vlot doorgereden naar het Zwitserse Konstanz. Hier bij het station onze bagage uitgeladen en onder begeleiding van een Zwitserse taxi naar de DKV-camping in het Duitse deel van Konstanz aan de Bodensee. Op de camping de auto aangemeld en comfortabel met de taxi terug naar Bart die bij de bagage was achter gebleven. Treinkaartjes gekocht en een half uur later reden we met een boemeltreintje langs de zuidoever van de Bodensee. Langs vele kleine stationnetjes naar een groot station waar we overstapten in een sneltrein. De bergen werden hoger het uitzicht interessanter, aan het einde van de Bodensee ging de rit naar nog 80 km naar het zuiden, naar Chur, hier komen net voor Chur de Voor -en Achter-Rijn bij elkaar en hier begint formeel de Rijn. In Chur werden nog de laatste boodschappen gedaan en een heerlijke vruchtenpunt soldaat gemaakt. Na een wandeling van 2 a 3 kilometer kwamen we bij de Rijn, wat een machtige stroom koud grijs water was het daar al ! We bouwden de vouwkano in alle rust op en verstouwden alle bagage in de kano. Aan het eind van de middag lieten we de kano te water via een daarvoor gemaakt boothellingkje. Na het instappen, de neus in de stroom en weg waren we.

We voeren op een ANWB routekaart ! en de "DKV-Auslandsfuhrer Zentraleuropa 2000", hier in werd, de Alpen-Rijn, per kilometer beschreven, als WW I-II en met enkele gevaarlijke onbevaarbare stuwen. We konden dus een beetje vooraf inschatten waar de gevaarlijke punten waren. Overdragen was nauwelijks een optie, met een 80 kilo zware kano, de oevers van de Rijn zijn hier voorzien van hele grote gestorte rotsblokken vergelijkbaar met een havenhoofd in de Noordzee. De eerste grote natuurlijke stuw bleek bijna geheel verdwenen en we besloten om door te varen De beslissing om door te varen werd nog bemoeilijkt door een grindbaggeraar, die uit een hele hoge toren, om de 2 minuten een grote graafbak aan een vaste kabel, in de Rijn liet plonzen en dan weer langzaam op het land trok. Het was even timen en de machinist heeft ons waarschijnlijk niet eens gezien, we kwamen veilig onder de kabel door en doken direct daarna in de flinke wals. Ik denk dat de Klepper, ons voor grote problemen heeft beschermd. Maar je moet dat maar aan Bart vragen, hij zit voorin!. We hadden in ieder geval flink wat water binnen gekregen en vonden dat het mooi geweest was voor deze lange dag. Bij het zoeken naar een bivak plaats stuitte je op het zelfde probleem als bij een eventuele overdraging, het kanaal vorminge uiterlijk van de Rijn met de rotsblokken langs de oever. Op een rustig stuk waar ook grindbanken in de Rijn kwamen hebben we de bagage uit de kano gehaald en daarna de lege kano de oever op gezeuld. We kwamen op een inspectie/onderhouds weg langs de dijk. Midden op deze weg sloegen we ons bivak op. Een enkele wandelaar, trimmer en honden uit-laters moesten dus over onze scheerlijnen hun route vervolgen maar dit vonden ze best. De experimenten met de aan de vouwbootvastgemaakte tarp ( zeildoek) met als tentpalen de 4 delen van de peddels voor zien van Bart's speciale nippels wekte perfect. We zaten spoedig aan de welverdiende warme maaltijd en gingen vroeg op stok.

 

De volgende ochtend was het eb, de rivier was ongeveer 40 cm gezakt en het bleek dat we ons aan de verkeerde kant van de grindbank bevonden, voor ideaal wegvaren. Stroom opvaren was onmogelijk dus we gokten dat we wel door een van de kleine stroomgaten in de grindtong zouden komen. Dit was een misrekening, we zaten direct goed vast, het geweld van het water tegen de volle zijde van de diepliggende vouwboot, maakte het nodig dat we allebei vol moesten steunen om niet omgerold te worden. Momenten van angst en besluiteloosheid. Uiteindelijk hadden we een goede reddende actie, Bart uit de boot, tot zijn knieen in het 6 graden koude water, naar een grindbankje, met de landvast de boot door de opening gesleurd en in de hoofdstroom langszij van de grindbank getrokken, waarna hij weer in kon stappen.

 

 

We kregen de rivier langzaam door. Steeds meer grindbanken dan aan de ene oever dan aan de andere, snel achterelkaar. Door steeds heel tijdig de hoofdstroom te volgen hadden we nauwelijks bodem contact. De volgende waarschuwing in de beschrijving was waar de Rijn de grensrivier tussen Zwitserland en Lichtenstein wordt, een gewaarschuwd mens tel voor twee en ondanks dat we dachten het gaat wel, hebben we toch maar de kano uit de rivier gesleurd en op een fietspad, een 500 meter op de kanokar verplaatst, tot na de natuurlijke stuw. De rechteroever ging na enige tijd over in Oostenrijkse handen. Het uitzicht direct naast de kano was op dit stuk minder dijken die bij de deltawerken niet zouden misstaan hielden de rivier in bedwang, vlak daarboven wel mooie bergen, maar de echte vergezichten naar de met sneeuw bedekte toppen waren door het erg heiige weer, helaas niet mogelijk. Bij de derde gevaarlijke passage hebben we eerst verkend en boesloten de natuurlijke stuw af te varen. Precies op de plek die we bedacht hadden voeren we eraf. De Klepper bewees weer zijn stabiliteit en we namen nauwelijks water in. We kwamen nu op een traject waar de grindbanken waren verdwenen en de rivier als een massieve paal water naar beneden stroomde. Bij het wegvaren greep de rivier de kano en zwaaide hem om in de stroomrichting, je was verplicht te steunen voor stabiliteit, een kermis gevoel. We lieten ons drijven en verplaatste ons toch met zo'n 10 kilometer per uur. De delta, bij de monding in de Bodensee, kwam er aan. Beide oevers waren inmiddels Oostenrijks geworden, we haalden nog even water en voeren tot de laatste begroeide strekdam door. Een mooie plek voor het bivak. Op zicht afstand waren er trimmers en strandjutters, die brandhout zochten.

 

De volgende morgen voeren we de Bodensee op we hadden besloten de noordoever te gaan volgen omdat we de dagen ervoor steeds noordenwind hadden gehad en niet aan lage wal wilden varen. De koers was naar het eiland Lindau. Voor het eerst werden er inkopen gedaan en koffie met appeltaart gegeten. Lindau is een soort Valkenburg op een eiland, druk met toeristen die hier een dagje de mooie oude stad bekeken.. Nadat we een rondje om het eiland hadden gevaren gingen we westwaarts langs de oever van het meer. De wind was gedraaid en pal tegen. De golven zorgden voor een dansende boot die daardoor veel snelheid verloor. We leken nauwelijks op te schieten. Na een pauze op een rustig grindstrandje en lang stuk langs een natuurgebied haven kwamen we in de buurt van Friedrichshafen waar een kanovereniging moest zijn met kampeermogelijkheid. Het duurde lang en nadat we steeds verder verwezen waren kwamen we bij een prachtige locatie met een clubgebouw. Stephan, een jonge K-1 vaarder, die aan het trainen was, belde voor ons de beheerder en hij liet het clubhuis open en de beheerder kwam de volgende ochtend wel afrekenen. Na echte wc, een heerlijke douche en zelfbereide maaltijd gingen we slapen.

 

Heerlijk om te ontwaken met uitzicht over zo'n grote plas water, het was windstil en het meer spiegelde in de zon. Na de normale rituelen en afrekenen met de beheerder vertrokken we richting Meersburg. Onderweg nog in een klein haventje koffie met gebak genomen en boodschappen gedaan. Meersburg kwam inzicht. Hier varen 7 reusachtige veerponten, elke tien minuten, 4 kilometer. naar de overzijde, Konstanz. Een gezellige bedrijvigheid. Mainau, het doel waar we heen wilden was reeds te zien. Mainau is een eiland waar enorm veel bloemen, rododendrons, tropische planten en een mooie slot met kerk staan. Een pretpark in de Keukenhof stijl. Na de oversteek van de Uberlingersee, een uitloper van de Bodensee kwamen we bij een klein haventje waar we prima konden uitstappen.

Alleen de havenmeester wilde geen landlopers en zei dat we maar net om de hoek op een grindstrandje moesten uitstappen. Nu dit ging ook prima, een mooi strandje, een brandtrap aan een drie meter hoge walkant, voor drenkelingen, naar boven en we stonden midden in een bloemenperk waar velen mensen naar stonden kijken. Het was een van de drukste punten van Mainau, snel uit de bloemen en opgaan in de massa. Want druk dat was, Keukenhof taferelen….brr. We hebben een ijsje gekocht, ontdekt dat de entree 19,00 Dm zou geweest zijn en daarna een snelle rondgang op het eiland gemaakt. Het was echt mooi zowel de bloemenpracht als de gebouwen en vooral de bezichtiging van de kerk. Terug op ons strandje een boterham en op naar de laatste etappe. Een uur later kwamen we aan op het grindstrand van de camping van de Duitse Kano Bond waar we 2 jaar geleden onze tocht richting Schafhausen / Basel begonnen waren.

De volgende ochtend hebben we in alle rust de kano schoongemaakt en alles laten drogen en transportklaar in de auto gelegd. s' Middags zijn we naar Konstanz gelopen en hebben na een uitgebreide stadswandeling heerlijk gegeten. 's avonds nog een biertje in de kantine en zijn vroeg naar bed gegaan. Nu zag je een keer het voordeel weer van vroeg naar bed. Toen ik de bivakzak open ritste, bleek een mierenvolk zich hierin genesteld te hebben. Na enig klop en schud werk was de slaapplaats weer van mij alleen. Je moet er niet aan denken om in het donker de zwarte beestje over het hoofd te zien en lekker in je slaapzak te schuiven en dan …..

Bij het krieken van de ochtend zijn we in de auto gestapt en weer vlot naar Nederland gereden

 

 

 DE HOCHRHEIN,

van Konstanz naar Sworstadt, in mei 1998, 145 km in 5 vaardagen

 

Ontbijt met 125 km. per uur, dat is eens wat anders. We waren om 04.15 uur vertrokken en reden in Duitsland richting Bodensee, uit de koelbox kwam een door Greetje klaargemaakt ontbijt. Het was nog rustig op de 'autobahn' en we schoten goed op. Eén stop om te tanken en we reden rond 11.00 uur Konstanz binnen. We kwamen bij de plaatselijke VVV terecht en vroegen waar de kanovereniging was. Het had een Fransman kunnen zijn:"Den gibt es hier nicht". Maar hij wees ons naar een camping op de andere oever, wel wat ver van het station, maar we hadden geen alternatief. De camping bleek één van de campings van de Duitse Kano Bond te zijn. Een prima camping ver weg van de stad en met prima, eenvoudige, voorzieningen. We zetten, in eenstralende zon, snel onze tentjes op en gooiden alle spullen inclusief de vouwboot in de tent en reden weg in de richting Bazel.

 

De route ging nu over Zwitsers grondgebied en het werd steeds mooier. Kleine doorkijkjes naar de Rijn voorspelden een mooie tocht. We staken de rivier weer een keer over en moesten steeds onze passen tonen, iets wat we tijdens onze hele tocht op de grensrivier niet meer hoevden te doen. Vlak voor Bazel ligt Swörstadt met de WSV Rheinstrom, een vereniging met een mooi terrein direct aan de oevers van een nauwelijks stromende Rijn. Een eenvoudige kantine en goed sanitair zijn aanwezig. Een loods met K1's en K2's, buiten wat C7's en C8's. De club is 300 leden groot, maar veel papieren leden die zo de wedstrijdtak financieel helpen draaien. De auto achtergelaten en naar het stationneteje gelopen. De via internet uitgedraaide lijst klopte volgens de dienstdoende kaartjesverkoopster annex slagboomsluitster en wisselbedienster niet zo erg. Nadat ze met de hand een kaartje had uit geschreven zette ze op een voorgedrukt papiertje de vertrek en aankomsttijden van de treinen die we moesten nemen. Het eerste treintje bracht ons naar Bad Säckingen waar we drie kwartier moesten wachten op de intercity. We gebruikte de tijd om dit mooie stadje te bezichtigen. De intercity bracht ons via Schaffhausen, waar de douane het perron waar we stopten geheel had afgesloten voor eventuele pascontrole, naar Singen waar we met een boemeltje in Konstanz aankwamen. Hier namen we een heerlijk frite met Cola en begonnen aan de wandeling langs de Bodensee naar de camping.

Na een goede nachtrust vertrokken we de volgende ochtend bij stralende zonneschijn richting Konstanz, nu op het water inplaats van op het wandelpad. Na de oude stad kwam er een klein beetje stroming in het heel heldere water, je keek wel drie a vier meter tot op de zandbodem. We kwamen langs de kanovereniging, die toch bestond en strak naast een verkeersbrug lag, dus dat was eigenlijk een geluk dat we daar niet gekampeerd hadden. De stroming nam gauw af nadat we in de 'Untersee' kwamen, hier mooie vergezichten met leuke plaatsjes en het eiland Reichenau. De 'warnleuchte' draaiden langs de oever ter aanduiding dat er slecht weer aan zou kunnen komen, we bleven daarom maar dicht langs de oever. Het begon wat te betrekken en we besloten de spatzeilen en jacks maar aan te trekken. Hiervoor zochten we een plekje aan de oever uit en net toen we weer wilden instappen, begon de bui. In een halve minuut was het van zonnig weer overgegaan in een stortbui met windvlagen en golven van bijna een halve meter hoog. We konden nog net in de boot stappen en in de beschutting van een kademuurtje gaan liggen om de bui voorbij te laten trekken.

 

Na een half uurtje was de bui weg en klaarde het weer op, we konden in Wangen onze lunch weer in de zon nuttigen. Er kwam een beetje stroming en bij Stein, waar we inkopen deden, was het een vlotte rivier geworden. Helaas hadden we steeds de wind tegen en raakten zo het voordeel bijna kwijt. We hadden er een flinke dag opzitten toen we in Schaffhausen aankwamen. Op de camping van het rivierzwembad konden we terecht. 's Avonds maakten we een verkennende wandeling naar de plek waar we de volgende dag moesten uitstappen om over te dragen. Er bleek een kanovereniging in een oud zoutpakhuis te zitten. Hier werden de schepen vanaf de Bodensee (Salzkammergut) gelost en de kostbare vracht vanaf hier over land naar het 'unterwasser' van de watervallen gebracht, waar het zijn reis per boot voortzette. 's Avonds en s'nachts regende het flink maar, bij het ontbijt en het opbreken van het kamp was het droog. De volgende ochtend moesten we, na een kilometer varen, dus ook deze weg volgen. De vouwboot op zijn wagentje, Bart en ik met een draagband het voorschip steunend, moesten we een voetpad van ongeveer 5 kilometer volgen. Een klein buitje gaf ons wat afkoeling. We passeerden eerst nog een stuw en daarna kwam de waterval. Via een steil pad, maar gelukkig zonder traptreden, kwamen we bij één van de toeristische attracties van Zwitserland, de 'Rheinfall', 150 meter breed, 21 meter hoog. Het was er al druk, busladingen met Japanners en ouderen waren vele foto's aan het maken of stonden in de file op het met rondvaartbootjes bereikbare eilandje in de waterval. We dronken de duurste koffie van de reis, maakten een paar foto's en konden daarna de boot vlak na de promenade te water laten. Een ere- rondje richting waterval, voordat we in de rust een prachtig stuk Rijn te zien kregen. Nu kwamen we in een heel mooi stuk waar de rivier zich slingerend en zacht stromend een weg zocht. We zagen vissende roofvogels, de (afgepaalde) broedplaats van ijsvogels, door bevers afgeknaagde bomen, enorm veel zwanen en bijna geen menselijke activiteit. De stroming hield veel te gauw op en we voeren in de 'ruckstau' van één van de negen stuw- dammen van ons traject van de Rijn. Bij de stuw van Rheinau aangekomen waren er brede trappen die ervoor zorgden dat je bij elke waterstand goed kon uitstappen. Het overdragen was zo geen probleem. We zaten wat te eten toen we een demonstratie kregen hoe er ook overgezet kon worden. Er kwam van de andere kant zo'n Schaffhausen-rondvaartboot ( 12 x 2,50 meter), het wakende oog van de camera had hem kennelijk gezien en ineens begon een op afstand bestuurd wagentje op de spoorrails te rijden en verdween in het water, de boot gaf een stoot gas en voer zich vast op dit wagentje, een armzwaai van de kapitein en het wagentje trok de boot uit het water en liet hem aan de ander zijde weer in het water zakken, prachtig.

Na een paar bochten en een mooi, nog in gebruik zijnd, klooster op een eiland, kwamen we bij de tweede stuw van dit complex van elektriciteitswinning. Via een telefoon belden we naar de bediening, de kar begon te rijden, verdween onder water, je voer boven de kar, zwaaide en voor je het wist kwam de kano uit het water en begon je rit naar het 'unterwasser'. Nadat de kar onderwater verdween kwam de kano los, je zwaaide ter afscheid naar de camera en uit een luidspreker kwam; 'Tsjuus'. Dit ritueel herhaalde zich nog een keer, we bleven nu allebei aan boord en genoten van deze Duitse service. Het weer was weer prima en tijdens onze lunch konden de tenten drogen en heb ik zelfs even gezwommen. Er was een enkele keer een voetgangerspontje,:een staalkabel over de rivier gespannen met een katrol eraan. Een klein smal bootje werd schuin op de stroom eraan vastgemaakt en ging als een gierpontje naar de overzijde. De camping die we hadden gekozen, bleek veranderd in een stacaravanparkje en de volgende leek ons wat te ver voor deze dag. We hadden steeds de wind een beetje tegen, dus we trokken onze boot op de oever en kampeerden op een smal strookje langs het water. Een mooie plek, de wind draaide en ook de aanvluchtroute voor het vliegveld van Zurich draaide mee, even lag die precies boven ons, maar verdween naar aanvaardbare afstand. Het was prachtig wakker worden met de stille rivier met mistflarden zo vlak naast je. De stroming was weer geheel weg, bij de stuw van Eglisau was weer een technische verrassing, je vaart de boot boven een rooster, drukt op een knop en je wordt uit het water getild, legt je boot op een klaar staande kar en loopt zo naar het 'unterwasser'. De natuur bleef prachtig, weer veel zwanen met jong die nauwelijks agressief waren. Bij de volgende stuw alleen een goede bootswagen die je met een 2-Mark-munt als een winkelwagentje kon losmaken. Er was steeds veel te zien, elk dorp had een vereniging van 'pontoniers'. Een pontonier-boot is een smalle platte boot, stroomop voortbewogen langs de oever met een vaarboom, stroomaf met een lange peddel. Bij de vereniging en tussen de verenigingen worden een soort slalom- wedstrijden gehouden op hard stromende stukken rivier, slalom trajecten met een viertal poortjes net als bij kanoslalom. Het volgende stuk van de Rijn bestond ondermeer uit de 'Koblenzer laufen' , een traject WW-2, het was een mooi stuk met groot verval, het spatzeil hoefde eigenlijk niet dicht. De Rijn is een grensrivier, maar soms liggen er enclaves van het ene of andere land. Bij het boodschappen doen bleek vaak pas bij het betalen in welk land je zat, bij de bruggen was vaak douane aan beide zijden, wij hebben op de rivier geen enkele keer met de douane te doen gehad.

De bedoeling was op de camping van het plaatsje Waldshut te overnachten, maar na inspectie van deze perfecte camping vonden we dat we er niet zo pasten en voeren door. We kwamen langs de Zwitserse Kerncentrale met zijn grote koeltoren. Dit stuk net voor een stuw is niet mooi, aan de ene oever de kerncentrale, aan de ander een betonnen oeverbeschoeiing en dan was het ook nog een waterski zone. De stuw had voor het overdragen een rollenbaan of een karretje ter beschikking. Net na de stuw lag een groot zandeiland midden in de rivier, bij hoogwater een gevaarlijke plek volgens de borden. Voor ons een prachtige plek, de kano naar boven gesjouwd en ons kamp ingericht. 's Avonds begon het flink te stormen, we moesten de haringen met stenen verzwaren voor we gerustgesteld onder de wol konden kruipen.

's Morgens maakte ik Bart steeds wakker met het'zachte' ruisen van mijn brander. Het was het weer mooi weer, na een stevig ontbijt met verse eitjes en oerbrood, de korsten zijn enorm dik hier in de streek, vertrokken we voor de laatste etappe. De menselijke activiteit was wat meer dan in het begin, maar vele mooie stukken rivier waren er te over. Tijdens onze hele tocht stonden langs de Zwitserse kant bunkers langs de oever, waarschijnlijk niet meer bruikbaar, maar allen hermetisch afgesloten, eigenlijk elk stuk Rijn kon met geschut worden bestreken. Het volgende traject was weer heel mooi we kwamen nu door Laufenburg heen, hier was de Rijn vroeger maar 15 meter breed en een enorme hindernis voor de scheepvaart van toen. Er voeren rond 1850 wel 2500 scheepjes en vlotten per jaar door deze smalle opening waar de Rijn door heen werd geperst. Vanaf de beide oevers werden met touwen de vaartuigen door de stroomversnellingen geloodst. Nu lag alles diep in de' rukstau' van de volgende stuw. Na het stuwcomplex waarbij de overdraagplaats meerdere karretjes klaarstonden kwamen we bij de duurste technischeinstallatie voor het passeren van een stuw. Om in het 'Unterwasser' te komen werd de kano op een plateau gezet wat een schuine lift was die ongeveer 25 meter naar beneden ging, onderdompelde en je er met de kano zo kon afvaren. Ook deze installatie mocht je zelf, onder toeziend oog van camera's, bedienen.

 De tocht werd wel regelmatig door de stuwen onderbroken, maar zonder dat dit afbreuk deed aan de mooie rivier. Na een volgende stuw die we passeerden met een 'gleiswagen' die we ook zelf mochten bedienen en kwamen bij Bad Säckingen , met een mooie overdekte houten brug. We hebben hier de lunch gebruikt liggend tegen de stadswallen en wat inkopen gedaan in het stadje dat we al kenden van de treinreis. De laatste stuw, een bootswagen met een winkelwagentjesslot, stond voor ons klaar en we konden zo vlot verder komen, we lieten ons wat dobberen en kwamen veel te snel bij ons eindpunt, de WSV Rheinstrom in Swörstadt. Het was een drukte van belang, het Pinksterweekend kwam er aan. We kregen een mooi plekje, weg van de drukte. De vouwboot uitpakken, poetsen en de zon droogde alles vrij snel. We kookten ons laatste maaltje en genoten van het uitzicht. 's Avonds nog een biertje met de voorzitter van de vereniging gedronken, hij had ons idee voor de tocht vooraf 'doorgelicht' en wat aanwijzingen gegeven, vier kantjes A4 !. We stopten s' avonds de meeste spullen in de auto voor een vroege start.

Na het vroege ontbijt reden we richting autoban, een prachtige Hochrhein achterlatend, waar we ongeveer 145 kilometer op hadden gevaren. De terugreis liep voorspoedig en we maakten onderweg al weer plannen voor een volgend kanoavontuur

 

Der Hoch Rhein

De door ons gevaren tocht heeft vaartechnisch geen problemen, het spatzeil hoeft niet dicht. Scheepvaart is er alleen in de vorm van toeristenbootjes bij sommige plaatsen. De stuwen zijn allemaal voorzien van installaties of karretjes die het overdragen tot een plezier maken. Bij Shaffhausen is het een vlak rustig fiets/wandelpad wat uiteindelijk goed te doen is mits je een karretje hebt. Kamperen kan op voldoende plaatsen bij officiële campings en een enkele keer illegaal. Winkels zijn er voldoende. Op echte stroming moet je niet rekenen, vergelijk het met de Rijn van Arnhem naar Wageningen. En met het openbaar vervoer kan je in veel plaatsjes langs het trajekt komen.

 

DER OBERRHEIN,

van Sworstadt naar Mainz , in mei 2002, 355 km. in 8 vaardagen

Om ons plan waar te maken om eens de Rijn geheel af te varen moest ook het traject van Schworstadt ( iets stroomopwaarts voor Basel ) tot Mainz nog worden gevaren. Bij de kanovereniging in Schworstadt hadden we een vorige trektocht over de "Hoch-Rhein" beeindigd. Van wege het zorgeloos varen, zonder het onzichtbare touwtje wat aan je auto vastzit, hadden we weer gekozen voor de trein. Greet bracht ons woensdagmiddag , naar Arnhem, van waar we in bijna 8 uur met twee maal overstappen aan kwamen in Schworstad. De kanovereniging ligt ideaal op 50 meter van het spoorlijntje. Het was inmiddels half tien geworden, er waren nog wat ongeïnteresseerde leden in de kantine aanwezig, maar zo kregen we nog wel de sleutel voor het sanitair.

De volgende ochtend na alle eet- en inpak-rituelen vertrokken we in een heerlijk zonnetje. Dit gedeelte van de "Hochrhein" heeft nog vier "stau-stufen", bij de een hielp een rollenbaan bij het overdragen. Bij de tweede was een apart kanaaltje met een stroomsnelheid van 9 km die je om het eerste gedeelte van alle kunstwerken leidde. Daarna was het weer omdragen via een goede route. Na deze stuw van Rheinfelden komt de eerst scheepvaart en het was natuurlijk een Hollandsschip wat we als eerste ontmoetten.

Bij alle volgende stuwen in de Rijn zitten dus sluizen. Er is geen duidelijke regel of je als kanovaarder geschut wordt, het hangt een beetje af van de sluiswachter. Wel zijn er bij alle overdraagpunten mogelijkheden om over te dragen, meestal een prima uitstapplek aan een kleine bootshelling, de instapplek op een ongeveer 10 meter hoge basalt dijk waren altijd een of twee betonnen trappen met een betonnen of bestraatte helling. Dat het zo overdragen van een vol beladen vouwboot niet altijd even voorzichtig is gegaan bleek aan het einde van de reis, na de demontage van de boot, ik kon op een slijtplek aan de achterzijde van de kiel, mijn hele pink door de huid steken. Logisch dat er binnen ook wel eens wat water kwam te staan.

 De Euro

We voeren nu op het Zwitsers/Duitse deel van de Rijn, hier wordt veel rekening gehouden met kleine boten zoals kanos en de pontoniere. Bij de laatste sluis was een intercom en konden we praten met de sluiswachter en we mochten mee schutten. Spannend met zo’n grote Rijnaak samen 12 meter zakken in een donkere sluiskolk.. In de oude stad was het een gezellig gedoe, veel mensen langs de oevers, veel mooie bebouwing en heel kleine gierpontjes aan kabels boven de rivier die voor personenvervoer zorgden. Jammer dat de Zwitsers nog niet op de Euro over zijn want we hadden toch noch Zwitserse franken nodig voor de boodschappen. Een stad brengt ook altijd industrie met zich mee, voor en na Basel zaten de fabrieken van de geneesmiddelindustrie, voor ons ook leuk om naar te kijken. Na Basel kwam er zelfs een drie landen punt, wat voor ons betekende dat we nu tussen Frankrijk en Duitsland in voeren.

Rheinseitenkanaal

Vlak na Basel begint het "Rheinseitenkanal", in het verdrag van Versailles is ooit vastgelegd dat de Rijn hier tot een Franse Energie en Verkeersweg uitgebouwd mocht worden. Dit werk kwam in 1929 klaar, de ingenieurs naast de oude Rijnbedding is een kanaal opgeworpen., hoge dijken vormen de bedding van het kanaal, veel breder dan de kanalen in ons land, geheel voorzien van betonnen of geasfalteerde kanten, aan beide zijden inspectie wegen met vangrails. Je kan dit het best vergelijken met de spaarbekkens in de Biesbosch. Zowel van binnen als van buiten ziet het er zo uit. De ingenieurs wisten de Rijn met 82 km in te korten, bevorderden het scheepvaartverkeer en voorkwamen overstromingen en vernielden een van de laatste stukken wilde natuur in midden Europa. Al het water wordt via het kanaal geleid, er staat flinke stroming in, bij de tien grote stuw complexen zitten dubbele stuwen en krachtcentrales en heel grote overstroom vakken naar de oude bedding.Er mag met kano’s wel op het kanaal gevaren worden maar je kan je geen troostelozere vaart voorstellen tussen betonnen muren met om de 200 meter een reddingstrap. Voor de oude Rijn loop blijft een wettelijk voorgeschreven hoeveelheid water over.

 

17 keer overdragen

Om dus niet in het kanaal te komen moesten we dus langs een dam overdragen, een actie die we totaal nog 17 keer moesten doen. Het was meestal zo dat in de buurt van een stuw/sluiscomplex ook de oude loop opgestuwd werd om niet te veel hoogte verschil te krijgen, op 8 kilometer soms wel 3 maal een "kultur-staw".Het stuk van de eerste stuw tot Breisach was heel mooi, de rivier slingerde zich nog tussen grindbedden door en er was zelf voor ons een onbevaarbaar stuk met stroomversnellingen. We sloegen ons eerste bivak dan ook vlakbij zo’n stroomversnelling op. Het geluid van het water kon net het geluid van de pal naast de oude bedding lopende A5 autobaan overstemmen. De volgende dag begon grijs en het miezerde af en toe. We voeren over een nauwelijks stromende Rijn, langs de oevers steeds bossen met aan beide kanten een dijk, de een van het kanaal, de ander van de autobaan. Net voor Breisach lag een steiger van een Franse "Club Nautique du Rhin" met een alleraardigst grasveldje. We zagen de hele avond niemand anders dan een paar baantje trekkende roeiers uit Breisach. Na een heel natte nacht met veel regen, met zelfs water onder het slaapmatje, moesten we de volgende morgen bij Breisach overdragen en we deden daar meteen maar boodschappen. Het was te vroeg voor een echt bezoek aan MC Donnalds, maar de warme koffie met wat zoets, die ze verkochten, ging er toch ook in. Na Breisach komt de oude Rijn loop weer voor 10 kilometer samen met het kanaal, weer gezellig om wat scheepvaart te zien, maar de oevers nodigen niet bepaald uit, ze zijn altijd ongeveer 3 a 4 meter hoog met veel basalt en beton. Het rare is dat de huizen die erachter staan niet hoog staan maar laag, je ziet alleen een dak met het slaapkamerraam, van uit onze positie, dus ook alle bomen staan achter de dijken en dus geen leuke uitzichten.

 

De stuipen op het lijf

Bij de plaats waar de oudeloop het kanaal verlaat zijn waterplassen ontstaan van wel een kilometer breed. Dus vlak voor deze dammen liggen hele drijvende havens van watersportverenigingen. Het volgen van de oude loop was niets wat echt mooi was, een ook weer in dijken geklemd stuk met wel aan beide zijden bos, het was; "gewoon een beetje te veel van het zelfde". Na de 4 "kultur-staws" kwamen we weer op het kanaal, dit stroomde tenminste en we telden ze hectometerpaaltjes weg tot we 10 kilometer verder waren en alles zich herhaalde, de watersportverenigingen, de dam en de "kultur-staws". Het water in de oude armen was glashelder, we zagen geen vissen, wel vlieg-vissers, midden in de rivier met waadbroeken, die we de stuipen op het lijf joegen door geluidloos te naderen en dan vriendelijk te groeten. We waren de dag grijs en miezerig begonnen en dat was hij gebleven. We zagen hem tegelijkertijd, een jachthutje met een veranda, er was geen overleg meer nodig, met een kwartiertje was alles onder de veranda verstouwd en konden we droog koken en ook slapen.

 

Rheinlust

De volgende dag dachten we slim te zijn omdat we vlak voor een kultuur-staw" overnacht hadden deze maar te voet te benaderen en pas na de stuw te water te gaan. Maar een kilometer op het karretje in een karrespoor met nat gras was eigenlijk ook niets. Onze enige constante begeleiders waren zwanen en reigers. We kwamen bij een pontje met een restaurantje "Rheinlust", dit bleek een combinatie te zijn van bakker en restaurant. Het brood hebben we meegenomen en de bockworst met frites hebben ons heerlijk gesmaakt. Het bleef "gewoon een beetje te veel van het zelfde", de regen en de omgeving. We hadden besloten bij de Kehler Paddelgilde te overnachten, er zou ergens een sleutel op te halen zijn. Het Gilde had zijn clubhuis naast een Watersportvereniging van allure. We zijn begonnen om de natte zooi uit te hangen en zijn toen naar de watersportclub gegaan. We hebben eer heerlijke maaltijd genoten in het restaurant en mochten zelfs de sleutel van douche ruimte lenen. Een prachtige verwarmde design-douche ruimte met toilet en wasgelegenheid deed ons herleven en we gingen rozig van bier en warme douche de slaapzak in.

15 meter

 

Aan de rivier ligt ook het 17 vierkante kilometer groot natuurgebied "Taubergiessen". In dit oerbosachtigenatuurgebied moeten wel 50 soorten bomen groeien, 6 soorten lianen, ijsvogels, waterschildpadden en wilde zwijnen voorkomen. Wij hadden er nauwelijks oog voor en zagen alleen een groot nat biesbosch-achtig bos. In de buurt van Strassburg is het weer een drukte van belang, industrie, sluiscomplexen naar allerlei zij-kanalen en veel bedrijvigheid. Het grappige was dat bijna aansluitend, hele mooie in bloeistaande hoogstam boomgaarden stonden.Het weer veranderde niet en we vertrokken weer met regen. Bij de eerst volgende sluis was het overdragen iets anders, we droegen over in de Iil, een klein snel stromend riviertje wat zich na een zelfbedieningsluis weer bij de Rijn zou voegen. Het riviertje stroomde wel 5 km. per uur, heerlijk dobberen een paar kilometer. De zelfbedieningssluis was geheel verwaarloosd en buiten gebruik., maar na een verkenning bleek de stuw bevaarbaar te zijn. Zonder dat Bart natter werd kwamen we er door. In het Franse Drussenheim deden we boodschappen en voeren, hectometerpalen tellend, naar de laatste sluis in de Boven-Rijn. Hier was het aanvoer kanaal maar een kilometer tot de sluis, (bij de andere soms wel 6 a 7 km. En als je dan terug moet…. ) we waagden de gok om dit kanaal in te varen voor het rode stoplicht te gaan liggen wachten. Via de intercom uitgelegd dat onze boot te zwaar was om over te dragen, met veel gesteun van de ander kant werd medegedeeld, dat als er geen dal vaart was, we dan wel mee mochten als er weer bergvaart was. Na een kwartiertje werd het ligt ineens groen. Wij als geoefende bemanning zouden die commando-toren-bemanning wel even laten zien hoe wij het konden. Dus volgas naar de sluiskolk. Ineens een hoop geschreew en iemand stond heftig te gebaren. Het groen licht was niet voor ons maar voor een afvarend schip wat er nog aan kwam…..! Maar we mochten aansluiten. In de enorme kolk zakten we wel 15 meter naar beneden. Ook het voor ons wegvarende binnenvaartschip gaf geen problemen.

vrije vaart

We hadden nu vrije vaart, de Rijn was ook vrij en lag nu niet meer tussen dijken maar min of meer in het land geslepen. We kwamen snel vooruit, de opvarende Rijnaken stonden bijna stil, de stroming was enorm op dit eerste stuk. We voeren een heel eind gelijk op met een monster-schip, het was een laboratoriumschip wat om de paar kilometer voor anker ging en dan water en grond monsters nam. Het water van de Rijn was eigenlijk gedurende de hele tocht, op het oog, heel schoon. We kampeerden die nacht in een mooi stukje wilde natuur langs de rivier.

weekelijkse gymavond

De volgende dag was het weer heerlijk om te varen, de rivier stroomde echt, er kwamen onderwaterkribben en er was weer leven in de brouwerij. Nu kwam je ook steeds langs mooie afgesloten Rijnarmen die er Biesbosch-achtig uitzagen, veel natuur, veel water en veel vogels. Deze armen nodigden uit voor nadere bezoeken, maar het weer en ons eigenlijke doel weerhielden ons daarvan. Aan zo'n oude Rijn arm lag de WSV Brul, we kampeerden er deze avond, we werden alleraardigst ontvangen door een Freestyle kanovaarder die een uitgebreide training deed en ’s avonds was ook van alles mogelijk, bij een kanodameskransje die hun weekelijkse gymavond hadden, wij hadden alleen behoefte aan vers water. Met het volgende traject werd de rivier steeds levendiger, grindbanken in de binnenbochten, kribben boven water en wat vergezichten van heuvels met wijnlandgoederen. Het bleef grauw en miezerig. In Worms hebben we ons weer laten verwennen in een restaurant aan de haven. Het was tevens een bejaarden soos, maar de keuken was perfect en we konden er weer tegen. De laatste overnachtingsplaats was een pracht weilandje op de grens van een groot natuurgebied, een heel rustige plek. Het was de volgende ochtend een heel kleine wereld, dichte mist grensde ons weilandje af van de rest van de wereld. Nadat we ontbeten en gepakt hadden was het weer verantwoord om te gaan varen.

ongeveer 1040 km

We kwamen nu langs plaatsjes die weer echt aan het water lagen met wijnvelden op de heuvels, wegen langs de rivier, gewoon gezellig het was droog maar een dreigende lucht zorgde dat we snel naar ons einddoel voeren. De bedoeling was om bij een Mainzer kanovereniging de boot te demonteren en te laten drogen. De nacht zouden we dan daar nog doorbrengen en de volgende dag naar huis. Maar de donkere lucht en de drukke spoorbrug bij de vereniging midden in de stad deden ons er toe besluiten de boot snel uit elkaar te halen en alles te verstouwen in de rugzak en de paktassen en direct naar huis te gaan.

Het was een drukke plek op de boulevard, bekijks kregen we genoeg, het was nog droog en de dreiging van slecht weer deed ons snel werken. Na nog een halfuurtje door de drukke stad te zijn gelopen kwamen we op het station. Net tijd genoeg om kaartjes en een MC Donnalds maaltijd te kopen en we konden instappen in de "Berner Oberland Expres" richting huis.

Het was een niet zo mooi traject geweest, maar noodzakelijk om het plan uit te voeren, het afvaren van de gehele Rijn met een twee persoons vouwboot. We hebben nu het traject van Chur tot Wageningen al gedaan, ongeveer 1040 km. Het laatste stukje heeft het venijn in het staartje, van Rotterdam tot de zee mag je niet varen met spierkrachvoortbewogen boten. Maar daar lees je later vast wel meer over 

 

 

DER ROMANTISCHENRHEIN,

van Mainz naar Dusseldorf, in mei 1997, 340 km. 5 vaardagen

Uit gewuifd door de toevallig op het station lopende Betty Bol bracht de Internationale trein 'Rembrandt', ons van Arnhem naar Mainz, na Bonn kregen we een prachtig uitzicht. We zaten als kleine kindertjes zaten we met onze knieën op onze gereserveerde plaatsen naar buiten te kijken. De route voerde langs de Rijn en de plaatsen die we de volgende dagen in omgekeerde volgorde weer zouden zien. In Mainz Hbf. was het even sjouwen, twee grote rugzakken, met de huid en de persoonlijke bagage, een spanten- en geraamte-tas, samen goed voor 85 kg.op de weegschaal. De trap op en op het spoorwegviaduct werd alles op het bootswagentje gepakt en in een kwartiertje dwars door Mainz, naar de oevers van de Rijn gelopen. Bij het monument voor 'zeevarende' was een mooie brede trap naar het water. Hier de kano opgebouwd en beladen, laatste boodschappen gedaan en watervoorraad aangevuld. Daar gingen we op een heel brede, vlot stromende Rijn. Onder de 'Theodor-Heuss- Brücke' door begon het avontuur. De eerste kilometers waren niet spectaculair en we konden even wennen aan "deze Rijn". Het motregende een beetje en we hadden dus toch de spatzeilen dicht. Dit was ook wel nodig. Bij een enkele ontmoeting met de Rijnvaart kwamen de golven tot Bart's kin.

Sommige van de grote plezier-slaap-boten konden met een soort stuwgolf voor een stijging van het water aan de oever van een meter zorgen waterspiegel. Dan was het even uitkijken dat je niet te dicht bij de oever was. We leerden al gauw, om zonder last deze golven te verwerken. De rest van de week voer ik zonder spatzeil en bij Bart, voorin, was het de laatste twee dagen niet meer nodig.We kwamen langs oude plaatsjes waar bij een een mooie houten hijskraan aan het water stond. We waren om drie uur vertrokken en we kwamen om zes uur aan bij Rüdesheim. De meeste campings en kanoclubs waar we langs hadden geen steiger of landingsplaats. Het was even goed opletten, even tegen de stroom in, ik snel er uit met de waterschoenen aan, dan de kano van de basaltkeien afhouden tot Bart uitgestapt was. Dan wat bagage en de keukenkist eruit en dan samen de boot op de oever tillen.

Alleen een fiets-wandelpromenade liep tussen de camping van de Rijn. We mochten direct door het hek op een lege plaats met Rijnzicht gaan staan. Camping 'Richter' was een doorgangscamping met uitstekende voorzieningen. De prijs was er ook na, we moesten we moesten zelf voor onze 'Müll' 1,30 Mark betalen. a het eten, soep vooraf, macaroni met ham en kaas en yogert toe, gingen we naar Rüdesheim, de bedoeling was om naar het Niederwalddenkmal te lopen. Door een verkeerde afslag in de wijnterrassen kwamen we hoog boven de Rijn bij het Binger-Loch en de Mauseturm uit. We konden zo mooi van boven de langskribben zien liggen en onze koers voor de volgend dag bepalen. Op de terugweg kwamen we door de Drosselgasse waar de gasten van de afgemeerde Rijnvloot werd geamuseerd met zeemansliederen en ander vermaak. In de bierlokalen traden bands en artisten op, niet ons idee van vakantie.

Terug op de camping nog een biertje want daar slaap je goed op. Nou ja, dat slapen ging niet zo goed. Aan beide kanten van de Rijn loopt een dubbelspoor waar aan de ene zijde veel internationale treinen naar Zwitserland en Italie en omgekeerd rijden en aan de andere zijde de goederentreinen in de zelfde richtingen rijden. En ook op de Rijn gaat ook 's nacht de vaart door en hoor je vele scheepsmotoren langzaam tegen de stroom in ploeteren. En natuurlijk aan beide zijden een drukke provinciale weg. Al met al veel lawaai en slechte nachtrust.

De volgende dag zou de mooiste worden van de tocht, het Bingerloch, de Mauseturm en de Lorelei stonden op het programma. In de beschrijvingen werd vooral voor deze punten gewaarschuwd, het viel alles mee. We voeren met een vlot tempo door het Bingerloch en langs de Mauseturm. De hele dag waren er veel grote plezierschepen die vooral op dit traject varen. Het was prachtig vooral zulke plaatsen als Kaub met der Palz, een prachtige tolburcht midden in de Rijn. Op dit traject voeren ook sleepboten die steeds opvarende schepen door dit onrustige stuk water heel hielpen.

Tijdens de lunch hadden we een ontmoeting met een zwaan die bijna uit de hand at. De vouwboot had ik voor deze reis van de naam P.O.T.F. ( Pride Of The Fleet) moeten voorzien, vereist door de Duitse waterpolitie, leesbaar in 10 cm. grote letters.

Voor de Loreley kwamen we nog langs de zeven Jungfrauen, net boven het water uitstekende rotspunten. De Loreley zelf viel wat tegen een uitstekende rots in een smal dal waar de Rijn slechts 130 meter breed is. Het mooie van de stroming was dat als je geen zin meer had niet stil bleef liggen maar toch met z'n 5 km. uur verder dobberde. Zo zijn we door de hele lus in de Rijn bij Boppard gedobberd.

De Rijnvaart kwam meestal in groepen door, dan was het even opletten maar ook hele tijden kon je ongestoord dobberen. We hadden maar een confrontatie met een rijnschipper, luid toeterend en met z'n middelfinger omhoog, wilde hij ruim baan, het was een Hollander, die zeker óók nog géén Rijn-ervaring had. Je moest echt de boeien volgen want er waren veel ondiepten in de binnen bochten en onzichtbare langskribben waar je voor moest uitkijken.

We stapten goed uit bij een oude veerstoep in Braubach, waar we op camping 'Uferwiese' een goed plekje op de tweede rij achter de sta-caravans vonden. De kosten waren hier net zo als bij de vorige camping alleen de kwaliteit was wat minder maar toch goed genoeg. Na het eten, soep, Struik en vla, weer cultureel doen. We liepen en klommen naar de Marksburg een goed onderhouden kasteel. De nacht was weer onrustig.

De volgende dag kwamen we langs de plek waar de Lahn de Rijn instroomt, het maakte geen indruk. Wat ons opviel was dat er weinig bruggen waren, na Mainz was de eerste pas 100 km. verder. De natuur en cultuur bleef imposant.

We lieten Koblenz letterlijk links liggen en deden boodschappen in een oud dorpje. We voeren naar Sinzig waar het rijn dal wat breder was. Hier was een kanoclub met overnachtings mogelijkheid. Boven de berging een compleet restaurant waar we een heerlijke schnitzel gegeten hebben. Onze twee tenten, een beetje privecy moet zijn, achter het clubgebouw opgezet. Met de sleutel die we kregen toen iedereen we ging konden we in de prima uitgeruste sanitaire ruimte en konden ons douchen. We stonden met ons tentje aan de stille kant van het gebouw in de ondergaande zon, prachtig. We hebben ook heerlijk geslapen. De volgende morgen op het terras van de vereniging ontbeten. Een aanrader om bij deze vereniging om te camperen.

De volgende morgen voeren we langs de brugpijlers van Remagen, toch even met je gedachten naar WOII en deze rivier met naar onze maatstaf nauwelijks een brug waar toen hevig om gevochten is. We voeren langs Rolandseck waar we hoog de Rolandsboog in de klimop zagen zitten. Ik had nooit geweten dat Köningswinter aan de Rijn lag. In dit mondaine plaatsje deden we inkopen en dronken en aten ons duurste kopje koffie 'mit torte', met Rijn zicht. Het werd nu wat drukker langs en op de rivier, we voeren langs Bonn, zagen het Bundeshuis met dikke Mercedessen en zo.

Een prachtige moderne brug met 'stormvaste' tuien lag over de rivier. Na een wat saai stuk kwamen we in de buurt van Keulen. Veel pleziervaart en oever recreatie. Na een aantal bruggen zelfs een kabelbaan en een mooie kade met pakhuizen. Net als vorig jaar bij het Dortmund-Emskanaal, ook hier op een volkomen onverwachte plaats een nest naaktlopende flikkers, midden in de stad op een soort begroeide krib. Je laat dan de plannen voor wild kamperen in oever bossages wel weer even varen. In de haven aan een enorm hoge trap een ijsje gehaald, het was warm. Iets verder vonden we weer een mooie kanoclub 'Köln-Mülheim', zonder steiger maar met compleet met restaurant. We zijn dus eerst maar weer uitgebreid gaan eten. De beheerder leerde ons heerlijk te douchen met een terugkeerende douche munt. De beheerder van het restaurant had voor ons een vriendje in Düsseldorf gebeld om te vragen waar we de volgende dag het beste onze tocht konden afsluiten in verband met de tocht naar het Haubtbahnhof. Hier geen sleutel maar na 23.00 uur was het toch rustig en je kon prima slapen in eigenlijk een buitenwijk van Köln in een beschutte "achtertuin" van deze club. De rivier zag er nu zo uit als bij onze club, alleen wat breder, zelfs breder en drukker dan de Waal.

De stroming van z'n 4 à 5 km. bleef als je er maar voor oplette in de vaargeul te blijven, want anders liep je ongemerkt op grote grindbanken in de binnenbochten vast.Ook de havens van Leverkussen zijn technisch interessant voor ons om te bekijken, wat een complexen met overslag, raffinaderijen en fabrieken. Na een middag tukje langs de oever deden we nog een keer boodschappen en natuurlijk weer een Magnum om op kracht te blijven. We hadden na de informatie besloten om dus bij de 'Düsseldorfer Paddlergilde' te stoppen. We voeren naar een mooie steiger toe, later bleek dit van de roeivereniging te zijn, er zaten 2 kano en 2 roeiverenigingen op rij. Ons was de 'kleinste' aangeraden. Weer een vereniging met beheerster. De bouwcommissaris, ± 75 jaar, wilde graag babbelen. Na een rondleiding en een geschiedenis les, inclusief WOII, bombardementen en de daarop volgende strooptochten naar bouwmateriaal voor het clubhuis konden we weer betrouwbaar eten gaan koken. De maaltijd bestond uit degelijke Hollandse kost, een pakje Honig boerenkool met echte worst en joghert toe. Hier hadden we weer een sleutel en mochten in het clubhuis de consumpties uit de ijskast halen en in het spaarvarken afrekenen.'s Avonds te voet de route verkend naar het station van de

S-bahn en de vouwboot uit elkaar gehaald. Goed geslapen en de volgende morgen toen ik uit de tent keek was Bart's tent al afgebroken en zat hij te mediteren aan de oever van de Rijn. Na het ontbijt alles ingepakt en op het karretje in een kwartier naar de S-bahn. Een vriendelijke dame hielp ons kaartjes trekken en we waren al snel op weg naar het Hbf. van Düsseldorf. Hier kaartjes gekocht en een halfuur later zaten we in de 'Johannes Vermeer' richting Holland. Ander half uur later sleepten we onze spullen de trap op naar de noord uitgang van het station in Arnhem. Greetje werd gebeld en in de tussentijd aten we een broodje gezond.

Jammer, een aparte vakantie trip was voorbij. Een leuke reis waar je veel zag, veel hoorde, een traject met de hoge rotsen en mooie kastelen en ruïines, heel spectaculair, de rivier heel druk bevaren, industrie en grote steden, een vlotte stroming en onze 'erst befahrung der Mittelrhein' was reeds voorbij.

Met behulp van een DKV-Flussführer kan je prima een tocht plannen. Wij hadden ook de Duitse waterkaart van 'Jubbermann' op het dek liggen, een prima kaart met veel informatie. Maar een toeristisch boekje over het gebeuren op de oevers is de moeite waard. Er zijn voor kanovaarders geen goede uitstapplaatsen bij de campings en verenigingen ! Er is geen tijd om even rustig te proberen een mooi plekje zonder al te veel stenen te vinden want de vlotte stroming gaat door. Zandstrandjes zijn er niet, maar oude veerstoepen wel weer genoeg. Maar ook hier staat juist flinke stroming en zijn waterschoenen hier ook wel wenselijk.

Kampeer plaatsen zijn er genoeg en ook verenigingen met prachtige accomodatie. Wildkamperen gaat nauwlijks doordat het nogal druk is langs de oevers, na Koblenz wordt dat wel mogelijk maar door de uitstraling van de grote steden niet aan te raden. Bij deze grote steden zijn er genoeg verenigingen waar zeer voordelig gekampeerd kan worden. Als je op 'onze' Rijn voldoende aan de Rijnvaart gewend bent, wordt je nauwelijks door de scheepvaart verrast. Het spatzeil dicht en een zwemvest is aan te raden. Je kan niet te dicht langs de oevers varen, altijd rotsen, kribben, lengte-kribben of basltbeschoeingen.

Om boodschappen te doen is er altijd wel een ingeslapen plaatsje waar je kan winkelen. Om cultureel te doen ben je bijna verplicht dit te doen vanaf een camping of vereniging, de 'ligplaatsen' langs de rivier zijn niet zo dat je daar graag je kano met uitrusting achter wil laten om een kasteeltje te bezoeken.

 

   DER UNTERRHEIN

van Dusseldorf naar Wageningen, in februari 2002, 167 km. 3 vaardagen

 

We zaten in de 1 klas coupe van de ICE151 naar Dusseldorf, de conducteur vond het niet gepast dat we met onze vouwkano paktassen in de entree zaten van de trein. Daarom bood ze aan dat we op de laatste twee stoelen in de eerste klas mochten zitten. Dat was nog eens luxe, een tv-scherm met twee kanalen in de stoel voor je en ook nog gratis koffie van de catering. In Dusseldorf volgde het kaartjes kopen en overstappen naar de S-bahn . We waren rond 9.00 uur ’s avonds bij het clubgebouw van de Dusseldorfer paddelgilde, de plek waar we drie jaar geleden een ander Rijn reis afbraken. We mochten binnen onze vouwboot opbouwen en kregen de kantine als overnachtingsplaats aangeboden. De volgende ochtend werden we door het hek uitgelaten door de "platzwartin" die medelijden met ons had. Het was precies een week geleden dat het "Marke 1" was, een bepaald hoge waterstand waarbij scheepvaart word verboden. Tevens waren voor deze donderdag windsterkte van 26 km en veel buiigheid voorspeld. We stapten in de volle stroom in en waren verbaasd hoe snel vastliggende schepen op ons afkwamen. In de stad Dusseldorf hadden we weinig last van de wind, daarna kwamen er trajecten waar de wind sterker was dan de stroming, door het kronkelen van de Rijn was dit niet doorlopend maar door de wind was het steeds opletten en rustige drijfpauzes waren er niet bij. Na een de lunch werd het niet beter, de wind trok aan en we moesten zelf ons een gewonnen geven en lagen verwaaid in het riet.

De stroming is sterk, de wind deed een groot stuk van dit voordeel te niet. Doordat we langs de kribkoppen voeren hadden we wel veel last van turbulent water, paddestoelen en andere rare waterbewegingen, meestal zo dat alleen het roer niet voor voldoende correctie kon zorgen, we leken vast op beginners die slingerend varen.

Deining

De drukte op dit stuk Rijn is enorm, coaster, 6 bakduwvaart en allerlei mogelijke rijnaken van allerlei vormen snelden voorbij of kropen tegen de stroming in de Rijn op. Twee op en twee af tegelijkertijd naast elkaar was geen uitzondering. De schepen leken allemaal kleiner dan bij ons op de Rijn, maar dat lag aan dat de rivier hier zo enorm breed is en dan buiten de bebakening was er ook nog enorm veel water door de hoge waterstand. De schepen gaven wel wat deining maar niet meer golven dan bij ons op de Rijn. We werden wel een keer verrast, bij een lang stuk langs een los wal in de buitenbocht met veel afgemeerde schepen en passerende schepen, door een deining die we nooit zo hoog en lang meegemaakt hadden, tussen top en dal zat wel meer als anderhalve meter, het leek een achtbaan, alleen op dat moment beleef je er niet zoveel plezier aan. Het stuk duurde wel een halve kilometer, de golven waren zo dat je geen water over kreeg maar alleen heel heftig op en neer ging. We zagen dat afgemeerde schippers ons aandachtig volgde, waarom…we waren in ieder geval blij dat we weer in rustig vaarwater kwamen.

winterkamperen

We hadden voor de overnachting op een camping gegokt, hij bleek niet meer te bestaan, we waren kapot na 60 km., we waren nat en koud, de duisternis valt natuurlijk snel en we wilden niet op het water verrast worden en kozen dus voor een overnachting langs de oever. Als gauw stond de luifel van de kano en zaten we in de luwte er van onze maaltijd te bereiden in een snel donker wordende omgeving. De scheepvaart ging de hele nacht door, de wind nam wat af, het regende niet en we hebben heerlijk geslapen.

De volgende morgen was de lucht blauw en de zon scheen bijna de hele dag, nog geen weer om langs de kant te liggen maar prima om te kanoen. Na de interessante fabrieken met laad en los-instalaties, midden in de rivier afgemeerde duwbakken en grote steden werd het landelijker, weidse blikken, boerderijen en hier en daar een dorpje. In de uiterwaarden van Kanten zijn we geland voor water en boodschappen. In een ingeslapen Duits dorpje was het makkelijk betalen met de Euro. Na een heerlijk stuk gebak en wat ander krachtvoer gingen we weer verder. We voelden onze gezichten verbranden, smeersel waren thuisgebleven. Kalkar lag al een raar gedrocht langs de oever. We hadden de grens willen halen en dat lukte halen en kozen een plek aan de Duitse oever met zicht op de rivier met daarachter op de berg het verlichte kerkje van Elten.

Bunkerboot

Na weer een lange nacht met weinig wind en iets regen, vertrokken we voor het laatste stuk. De omgeving was bekend en we herkende steeds meer. Bij Tolkamer was het een drukte van belang, parlevinkers schieten van de enen naar de ander rijnaak, olieboten hebben veel langer contact nodig en varen tot Millingen voor ze aankoppelen. Bij Millingen verlieten we de hoofdstroom en kwamen op het rustige Pannerdenskanaal. Bij het Bunkerschip in Pannerden haalden we water en wat lekkers. We zagen de activiteiten van de ondertunneling voor de betuwelijn en al snel verlaat de IJssel de Rijn. We konden door de goede stroom en wind bijna een drijfpauze maken langs het gehele Arnhemse waterfrort. Bij de waterscouts te Arnhem hebben we, voor het eerst lekker in de zon onze lunchpauze gehouden. Daarna de laatste loodjes. Bij de sluis van Driel was de wind weer wat aangetrokken en uit de verkeerde hoek, ook de laatste kilometers moest er veel ellebogenstoom bij.

We hielden zelf voor het Lexkesveer nog een korte pauze en waren rond 16.00 uur bij de steenfabriek. We waren dus weer thuis toen de zaterdagavond storm over Gelderland trok.


   De Rijn en Lek

van Wageningen naar Maassluis, in september 2002, 116 km. 4 vaardagen

Door omstandigheden vertrokken we pas in de middag. De vouwkano lag al opgebouwd in de oven van de Steenfabriek klaar. De bedoeling was om, in 4 dagen, via Rijn, Lek, Noord en het Hollandsdiep door de Haringvliet sluis naar de Noordzeete varen en zo het Rijn project af te sluiten. De waterstand in de Rijn was heel laag, de beladen vouwkano lag voor de steiger op de bodem van de rivier. De verwachte stroming was er helemaal niet, zo doende hebben we al na een paar kilometer ons ambitieuze plan om in drie en een halve dag 150 kilometer te varen bijgesteld, het was immers een korte vakantie voor genoegen en ontspanning.

Jongens

Het eerste deel van de Rijn was ons natuurlijk bekend Toen we de sluis van Amerongen bereikten, namen we via de gsm contact op met de sluismeester of we geschut konden worden. Dit ging prima en we waren al snel twee meter lager en konden verder.

 

 

 

Bij de kruising van het Amsterdam-Rijnkanaal stonden een zuil met grote luidsprekers.

 ………Jongens in kano (gemiddelde leeftijd 45 jaar! ), er komt een schip vanaf het noorden die naar Amerongen gaat en een vanaf het zuiden die recht door gaat………”.

Zo wisten we waar we rekening mee moesten houden en staken het drukke vaarwater veilig over. Een paar kilometer verder vonden we in de uiterwaarden een prima overnachtingsplaats met 180 graden panorama-zicht over de Rijn.

De volgende ochtend ging het weer verder op een stroomloze Lek. Een rivier gelijk aan “onze” Rijn in Wageningen. We liepen de haven van Culemborg binnen voor koffie, helaas was alles gesloten en na water getapt en vuil gedropt te hebben voeren we verder. Bij de sluis van Hagestein wilde de sluiswachter van Bart alles weten over onze hele Rijn-reis.  We werden weer zonder te wachten snel twee meter lager geschut. Toen werd het wat scheepvaart gezellig druk, doordat bij Vianen/Nieuwegein gaan twee kanalen naar het noorden en een naar het zuiden.

 

In Nieuwegein, een alleraardigst plaatsje, even toetjes en twee porties kibbeling wezen kopen.

Bij de brug van de A2 werd er een nieuw deel bij gebouwd, de helft lag al klaar, een raar gezicht. Hier deden we aan de oever in het heerlijke septemberzonnetje nog even een hazenslaapje. Na weer een rustig stuk varen vonden we net iets voor Ameide een aardig plekje op de oever voor de overnachting.

 

 

 

De volgende ochtend was onze eerste stop in Schoonhoven, de kano konden we afgemeerd aan een steiger laten liggen, bewaakt door wat oude mannen op de leugenbank. In het stadje hebben we, in een heerlijk zonnetje, koffie met appelgebak genuttigd. Na weer wat inkopen zijn we verder gevaren. Volgens de stroomatlassen en getijdentabellen moet je na Schoonhoven het getij merken. Er was geen stroom, de Lek leek een groot meer. Na Streefkerk kwam er zichtbare stroming, alleen de verkeerde kant uit !! Ons doel voor de overnachting was, Krimpen a/d Lek, het eiland Kleine Zaag,  op de stafkaart met goudgele stranden

De stranden waren er niet meer maar het eiland was perfect. Pal aan de kruising van de Nieuwe Maas, Noord en Lek gelegen, uitkijkend over de scheepswerven van Kinderdijk en geheel beschut van inkijk, moesten we het alleen delen met een 10 tal koeien en een koppel verstoorde fazanten..

 

 

 

Koffie

 

De volgende ochtend stond Rotterdam op het programma, we deden nu het dekzeil en spatzeilen maar dicht.

 

We hadden vanaf ons eiland de draagvleugel lijndienst Rotterdam naar Dordrecht steeds langs zien komen met alle andere echt grote jongens.

 

Het water was wel onrustig maar dat gaf geen problemen, het stroomde nu zelf naar de goede kant. We voeren zo langs alle bekende en minder bekende gebouwen en bruggen.

 

Langs de Parkkade geen echt mooie grote schepen, bij de insteekhaven van de drijvende Chinees deed ik een poging voor koffie met iets lekkers, helaas alleen koude dranken.

De havens met de spullen van Smit-Tak en Mammoet maken indruk. De schepen worden steeds groter. Bij Schiedam liggen ook hele grote schepen aan onze kant, uit China, Monrovia en noem maar op, je bent dan klein naast zo´n enorme scheepswand. We werden vaak met enige verbazing toegezwaaid door de bemanningen.

Aan de andere oever lagen veel boorplatformen en veel containerschepen. Nu kwam de 1015 km raaipaal steeds dichterbij. Vanaf hier is het zeewaarts verboden met kano´s te varen.

Vanaf dit punt was het een behoorlijk stuk wandelen tot station Vlaardingen, we zijn dus maar doorgevaren tot Maassluis ( 1018 )  en daar bij de veerstoep onze Rijn-tocht beëindigd.

 

Het einddoel

Het doel was bereikt, we hebben, in een vouwboot, de gehele Rijn afgevaren, tenminste waar dat toegestaan is, vanaf Chur ( CH) tot Rotterdam ( NL), een afstand van ongeveer 1150 kilometer in totaal 29 vaardagen. In een paar vakanties, die we niet gauw zullen vergeten

Karst