Marinus Hendrik Prins is geboren op erf 33 aan de Heultjesweg, op zondag 26 november 1917, terwijl sprake was van hevige watersnood waarbij een groot deel van de omgeving van Kampen blank was komen te staan. De peilschaal op De La Sablonièrekade gaf een waterstand aan van 2,40 m. boven NAP. Geuje van der Linde (geb. 1937), wiens vader als jongetje van ongeveer acht of negen jaar woonde op erf 47, beschrijft wat buurman Jan van van Bruggen vertelde over de omstandigheden waaronder de vroedvrouw van Kampen naar Kampereiland reisde:
'Buurvrouw Aaltje Prins-Sellis (klein foutje: de naam is Selles, red.) van erf 33 was in verwachting. De baby kondigde zich eind november aan. Maar er dreigde ook storm uit het noordwesten en de komst van deskundige hulp kon daarom problemen geven. De vroedvrouw moest uit Kampen komen. Vroeger speelde burenhulp een veel grotere rol dan tegenwoordig. Buurman Jan van Bruggen werd dan ook gevraagd de vroedvrouw per wagen uit Kampen op te halen.
Met twee man ging men op pad. De voerman bleef met paard en wagen bij het veerhuis staan (waar nu de fam. Heida woont) en Van Bruggen toog te voet het veerpad af naar het voetveer tussen Seveningen en Brunnepe. Hij werd door de veerman overgezet en zocht de vroedvrouw op, die zich nog reisvaardig moest maken. Toen ze gezamenlijk bij het veer terug kwamen was de storm intussen flink in kracht toegenomen. De noordwester joeg de golven van de IJssel tot grote hoogte op en de veerman was niet meer bereid het tweetal naar het eiland over te zetten, omdat hij dit gevaarlijk vond. Goede raad was duur.
De buurvrouw moest geholpen worden en Van Bruggen zelf wilde ook zo snel mogelijk naar huis vanwege de te verwachten overstroming. Gelukkig waren er een paar sterke, potige kerels met de naam Zoetebier die bereid waren voor een flinke fooi het risico te nemen.
Van Bruggen en de vroedvrouw moesten daarbij wel op hun knieën in de boot liggen. Hoewel het een angstig avontuur was, bereikte men veilig de overkant. Toen moest men nog tegen weer en wind in met de wagen naar huis. Inmiddels stroomden de dijken al over en tenslotte bereikte men, rijdend door het water, toch op tijd huis en haard.'
Albertus Johan (Johan) Prins vult het bovenstaande aan:
“Van der Linde tekende dit op uit de mond van de toen nog levende en helder van geest zijnde Jan van Bruggen sr. Mevrouw Hennie Prins – van den Berg (Zwartsluis, 20 september 1920) weduwe van Marinus Hendrik, herinnert zich dit verhaal uit de mond en met de woorden van haar schoonmoeder die haar vertelde dat zowel de veermannen, de buren en de vroedvrouw die baakster werd genoemd, hun leven in de waagschaal hebben gesteld. De oudere kinderen in het gezin Prins – Selles moesten de hele dag in bed blijven omdat de bevalling gaande was en omdat ook op erf 33 het water de boerderij binnendrong. De veren over het Ganzendiep (met een skolde) en over de IJssel (met een roeiboot) waren toentertijd in handen van Roelof de Groot. Als veerman -die op de bewuste dag eerst wel overzette en later de oversteek te gevaarlijk vond- wordt een Diender genoemd.
In de Kamper Courant van 28 november 1917 staat onder het kopje ‘Burgerlijke Stand te Kampen’ vermeld dat geboren is Marinus H., zoon van K. Prins en A. Selles.” [30]
bron: http://www.prinsoldebroekkampen.nl/generatieXI
Kampenaandearbeid.nl is de bijdrage van cultuurZIEN aan Maand van de Geschiedenis 2021
©cultuurZIEN, 2021